-
1 soupçon
soupçon [soepsõ]〈m.〉1 verdenking ⇒ argwaan, achterdocht3 schijn ⇒ greintje, beetje♦voorbeelden:être à l'abri de tout soupçon, au-dessus de tout soupçon • boven elke verdenking verheven zijnpas un soupçon d'ironie • geen spoor van ironiem1) verdenking2) vermoeden3) beetje, greintje -
2 présomption
présomption [preezõpsjõ]〈v.〉2 zelfgenoegzaamheid ⇒ inbeelding, aanmatiging♦voorbeelden:f1) vermoeden2) verdenking3) verwaandheid -
3 abri
abri [aabrie]〈m.〉1 schuilplaats ⇒ beschutting, onderkomen, toevluchtsoord2 wachthuisje ⇒ bushokje, overdekte halte, abri♦voorbeelden:1 se mettre à l'abri • schuilen, dekking zoekenà l'abri de • beschut tegen, gevrijwaard tegen, vooril est à l'abri de tout soupçon • hij staat boven elke verdenkingêtre à l'abri • in veiligheid zijnà l'abri du courant d'air • tochtvrijm1) schuilplaats, toevluchtsoord2) bushokje3) bunker -
4 laver
-
5 peser
peser [pəzee]♦voorbeelden:peser sur un levier • een hefboom neerdrukkenpeser sur, contre une porte pour l'ouvrir • een deur openduwensoupçon qui pèse sur qn. • verdenking die op iemand rustimpôts qui pèsent sur les contribuables • zwaar drukkende belastingenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1. v1) wegen2) zwaar vallen2. se peserv1) (af)wegen2) overwegen -
6 porter
porter [portee]♦voorbeelden:porter sur le public • aanslaan bij het publiekII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 dragen ⇒ meevoeren, bij zich hebben, aan, op hebben, drachtig zijn2 brengen (naar) ⇒ (ver)voeren (naar), leggen (op), wenden (naar), drijven (tot)5 bevatten ⇒ hebben, vertonen, bezitten7 vermelden ⇒ doorgeven, inschrijven, noteren♦voorbeelden:porter le deuil • in de rouw zijnmes jambes ne me portent plus • ik kan niet meer op mijn benen staanporter le poids de • de last torsen vanelle porte bien cette toilette • dit toiletje staat haar heel goedporter qn. en triomphe • iemand in triomf op de schouders dragenporter à la poste • postenporter qc. à sa perfection • iets tot in de puntjes verzorgenporter devant le tribunal • voor het gerecht brengenporter en terre • ten grave dragenporter son regard sur • zijn blik laten gaan overporter la conversation sur • het gesprek brengen opporter ses efforts sur • zich helemaal inzetten voorporter son regard vers • zijn blik richten oplivre portant le titre • boek met als titelporter les traces, les marques de • sporen vertonen vanêtre porté à croire que • alle reden hebben om te geloven dattout porte à croire que • alles wijst erop datporter au compte profits et pertes • op de winst-en-verliesrekening boekenporter sur un registre • inschrijven, boeken2 het … maken 〈 gezondheid〉5 zich laten verleiden (tot) ⇒ gaan (tot), komen (tot), zover komen dat♦voorbeelden:3 se porter candidat à • zich kandidaat stellen voor, solliciteren naarse porter garant de • borg staan voorse porter en tête (de) • vooropgaan, vooraan gaan rijdenles regards se portent sur • de blikken richten zich oples soupçons se portent sur lui • de verdenking valt op hem5 se porter aux dernières extrémités • ontzettend kwaad, handtastelijk worden————————v1) steunen (op)6) dragen8) veroorzaken9) tonen10) vertonen, bezitten11) aanzetten (tot)12) vermelden, inschrijven -
7 être à l'abri de tout soupçon, au-dessus de tout soupçon
être à l'abri de tout soupçon, au-dessus de tout soupçonDictionnaire français-néerlandais > être à l'abri de tout soupçon, au-dessus de tout soupçon
-
8 il est à l'abri de tout soupçon
il est à l'abri de tout soupçonDictionnaire français-néerlandais > il est à l'abri de tout soupçon
-
9 laver qn. d' un soupçon
-
10 les soupçons se portent sur lui
les soupçons se portent sur luiDictionnaire français-néerlandais > les soupçons se portent sur lui
-
11 soupçon qui pèse sur qn.
soupçon qui pèse sur qn.Dictionnaire français-néerlandais > soupçon qui pèse sur qn.
-
12 suspicion
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский