-
1 arrogance
-
2 gonfler
gonfler [gõflee]1 (op)zwellen ⇒ uitzetten, rijzen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 overdrijven ⇒ opblazen, veel ophef maken van♦voorbeelden:1 l'orgueil gonfle son coeur • hij, zij is erg verwaandles noix gonflaient les poches de sa culotte • zijn broekzakken puilden uit van de notengonfler sa poitrine • een hoge borst opzettenses succès l'ont gonflé d' orgueil • door zijn successen loopt hij over van verwaandheid1 (op)zwellen ⇒ uitzetten, rijzen♦voorbeelden:son visage s'est gonflé sous le soleil • door de zon is zijn, haar gezicht opgezetson coeur se gonfle d' espoir • zijn hart wordt vervuld van hoopse gonfler d' orgueil • overlopen van verwaandheidv1) opzwellen, uitzetten2) opblazen, oppompen3) overdrijven4) opvoeren [motor] -
3 morgue
morgue [morg]〈v.〉1 lijkenhuis ⇒ lijkkamer, mortuariumf1) lijkenhuis, lijkenkamer2) verwaandheid -
4 suffisance
suffisance [suufiezãs]〈v.〉1 verwaandheid ⇒ zelfgenoegzaamheid, inbeelding♦voorbeelden:fverwaandheid, eigendunk -
5 vanité
vanité [vaanietee]〈v.〉1 ijdelheid ⇒ verwaandheid, zelfingenomenheid2 ijdelheid ⇒ nietigheid, vergankelijkheid♦voorbeelden:1 tirer vanité de qc. • zich op iets laten voorstaan, zich op iets beroemenpar vanité • uit ijdelheidsans vanité • in alle bescheidenheidf1) ijdelheid, verwaandheid -
6 caler
caler [kaalee]2 〈 informeel〉 het opgeven ⇒ stoppen, er de brui aan geven ⇒ 〈m.b.t. eten〉 niet meer kunnen ⇒ 〈 bij verwaandheid〉 inbindenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 rechtzetten ⇒ vastzetten, stutten♦voorbeelden:♦voorbeelden:1. v1) (laten) afslaan [motor]2) het opgeven, stoppen4) vastzetten, stutten5) neerhalen2. se calerv -
7 insolence
insolence [ẽsollãs]〈v.〉1 brutaliteit ⇒ onbeschaamdheid, onbeschoftheid2 arrogantie ⇒ verwaandheid, aanmatigingf1) brutaliteit, onbeschaamdheid2) arrogantie -
8 présomption
présomption [preezõpsjõ]〈v.〉2 zelfgenoegzaamheid ⇒ inbeelding, aanmatiging♦voorbeelden:f1) vermoeden2) verdenking3) verwaandheid -
9 fatuité
-
10 gloriole
-
11 infatuation
-
12 jactance
-
13 outrecuidance
-
14 prétention
prétention [preetãsjõ]〈v.〉1 eis ⇒ aanspraak, voorwaarde2 pretentie ⇒ aanmatiging, verwaandheid♦voorbeelden:j'ai la prétention de m'y connaître • ik vlei me met de gedachte dat ik er verstand van hebavoir des prétentions sur qc. • aanspraak maken op iets -
15 se gonfler d' orgueil
se gonfler d' orgueil -
16 ses succès l'ont gonflé d' orgueil
ses succès l'ont gonflé d' orgueilDictionnaire français-néerlandais > ses succès l'ont gonflé d' orgueil
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский