-
1 clean out
-
2 cleaner
n. schoonmaker[ klie:nə]1 schoonmaker/maakster ⇒ werkster♦voorbeelden:¶ 〈 informeel〉 take someone to the cleaner's • iemand uitkleden/uitschudden; de vloer met iemand aanvegen -
3 clear out
clear out1 zijn biezen pakken ⇒ de benen nemen, ophoepelenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
4 fluff
n. katoen, dons; iets van lichte waarde; het missen van iets, fout (slang)--------v. vergissing; haar uitschudden; kussen opslaan; pluizig wordenfluff1[ fluf]————————fluff2〈 werkwoord〉1 〈 informeel〉 blunderen ⇒ zich verspreken, verhaspelen 〈 op toneel〉; een verkeerde zet doen 〈 bij spel〉♦voorbeelden:1 the player fluffed the catch • de speler liet de bal vallen/miste de bal -
5 take someone to the cleaner's
iemand uitkleden/uitschudden; de vloer met iemand aanvegen
См. также в других словарях:
Kind — 1. Ach, dass ich meine armen Kinder so geschlagen, klagte der Bauer, und sie waren des Pfaffen. – Eiselein, 375. 2. Alle Kinder werden mit Weinen geboren. Lat.: Clamabunt E et A quotquot nascuntur ab Eva. (Binder I, 193; II, 497; Seybold, 77.) 3 … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Kleid — 1. Alt Klâder drêd em gärn. (Siebenbürg. sächs.) – Schuster, 816. 2. Alte Kleider lachen über eine weiche Bürste (oder: wollen eine scharfe Bürste). 3. Alte Kleider soll man nicht wegwerffen, man hab denn newe. – Lehmann, 9, 56. 4. Alte Kleider… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon