-
1 clear out
clear out1 zijn biezen pakken ⇒ de benen nemen, ophoepelenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
2 deplete
v. leeghalen, uitputten[ diplie:t] 〈zelfstandig naamwoord: depletion〉 -
3 dismantle
v. uitneembaar; leeghalen (van meubels/ uitrusting)[ dismæntl] 〈zelfstandig naamwoord: dismantlement〉II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 ontmantelen ⇒ van de bedekking/omhulling ontdoen2 leeghalen ⇒ van meubilair/uitrusting ontdoen, onttakelen3 slopen ⇒ afbreken, uit elkaar halen -
4 rifle
n. geweer--------v. doorzoeken; plunderen; leeghalenrifle1[ rajfl] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————rifle2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:2 the burglar had rifled every cupboard • de dief had iedere kast overhoop gehaald/leeggeplunderd -
5 gut
n. darmkanaal; ingewanden; snaar, pees--------v. uithalen van ingewanden; vernietigen; plunderengut1[ gut]♦voorbeelden:II 〈 meervoud〉1 ingewanden ⇒ geweide, visgrom♦voorbeelden:————————gut2♦voorbeelden:————————gut3〈werkwoord; gutted〉 -
6 rifle through
rifle through
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский