-
1 hand
adj. handig, v.d. hand--------n. hand; handschrift; wijzer; 4 inch; kaarten i.d. hand van kaartspeler; arbeider; matroos--------v. aanreiken, doorgeven, geven; helpenhand1[ hænd]1 hand2 voorpoot3 arbeider ⇒ werkman; bemanningslid9 kant ⇒ zijde, richting♦voorbeelden:with bare hands • met de blote handchange hands • van hand verwisselenhold/join hands • (elkaar) de hand gevenread a person's hand • iemand de hand lezenshake someone's hand, shake hands with someone • iemand de hand drukken/geven/schuddenwring one's hands • ten einde raad zijnhands off! • bemoei je er niet mee!hands up! • handen omhoog!close/near at hand • heel dichtbijgo from hand to hand • van hand tot hand gaanAjax has a game in hand • Ajax heeft een wedstrijd minder gespeeldhand in hand • hand in handmake/earn money hand over fist • geld als water verdienenall hands on deck! • alle hens aan dek!be a poor hand at something • geen slag van iets hebbenhave a good/bad/poor hand • goeie/slechte kaarten hebbenoverplay one's hand • te veel wagen, te ver gaanplay into someone's hands • iemand in de kaart spelenshow/reveal one's hand • zijn kaarten op tafel leggenunderplay one's hand • niet het achterste van zijn tong laten zienon the one/other hand • aan de ene/andere kantwait on/serve someone hand and foot • iemand op zijn wenken bedienenbe hand in/and glove with someone • dikke vrienden zijn met iemandthey are hand in glove • ze zijn twee handen op één buikput one's hand in one's pocket • dokkenhave one's hand in the till • de kas lichter makennever do a hand's turn • nooit een vinger uitstekenbe/go hand in hand • samengaanhe has bitten the hand that fed him • hij bevuilde het eigen nestnot do a hand's turn, not lift a hand • geen hand uitstekenforce someone's hand • iemand tot handelen dwingengrease/oil someone's hand • iemand omkopenkeep your hands off! • hou je handen thuis!lay/put one's hand on • de hand weten te leggen oplift/raise a/one's hand to/against someone • iemand bedreigensit on one's hands • niets doenstrengthen one's hand • zijn positie verbeterentake/carry one's life in one's hands • zijn leven riskerenthrow in one's hand • zich gewonnen geventhrow up one's hands, throw one's hands up in the air • het opgevenmy hands are tied • ik ben machteloostip one's hand • zich in de kaart laten kijkenturn/set/put one's hand to something • iets ondernemen〈 eufemistisch〉 where can I wash my hands? • waar is het toilet?wash one's hands of something • zijn handen van iets aftrekkenwin hands down • op één been winnenat the hands of someone, at someone's hands • van(wege)/door iemandsuffer at someone's hands • onder iemands handen lijdenbring up a kitten by hand • een katje met de fles grootbrengenlive from hand to mouth • van de hand in de tand levenhave money in hand • geld ter beschikking hebbencash in hand • contanten in kasthe work is well in hand • het werk schiet goed opwe have plenty of time in hand • we hebben nog tijd genoegthe matter in hand • de lopende zaakhold oneself in hand • zich beheersenbe on hand • beschikbaar zijnrefuse something out of hand • iets botweg weigerenhave someone eating out of one's hand • iemand volledig in zijn macht hebbento hand • bij de hand, dichtbijready to hand • kant-en-klaarcome to hand • in het bezit komenyour letter is to hand • uw brief is aangekomena hand-to-mouth existence • een leven van dag tot dag; 〈 ongeveer〉te veel om dood te gaan, te weinig om van te levenwith one hand (tied) behind one's back • zonder enige moeite(at) first/second hand • uit de eerste/tweede hand2 hulp ⇒ steun, bijstand3 controle ⇒ beheersing, bedwang♦voorbeelden:write a legible hand • een leesbaar handschrift hebbengiven under his hand and seal • door hem eigenhandig geschreven en bezegeld3 have/take the situation well in hand • de toestand goed in handen hebben/nementake in hand • onder handen nemenget out of hand • uit de hand lopenhere's my hand (up)on it! • mijn hand erop!win a woman's hand • de liefde van een vrouw winnentake a hand (in) • een rol spelen (in)he died by his own hand • hij sloeg de hand aan zichzelfget one's hand in at something • iets onder de knie krijgenhave/keep one's hand in • in oefening blijven, bijhouden→ upper upper/1 macht ⇒ beschikking, gezag♦voorbeelden:change hands • in andere handen overgaan/van eigenaar veranderenput/lay (one's) hands on something • de hand leggen op ietsthe matter is completely in your hands now • u hebt de zaak nu volledig in eigen handthe matter is in the hands of the police • de zaak is in handen van de politiethe children are off my hands • de kinderen zijn de deur uittake something off/out of someone's hands • iemand iets uit handen nemenhave something on one's hands • verantwoordelijkheid dragen voor ietshave time on one's hands • tijd zat hebben————————hand2〈 werkwoord〉1 overhandigen ⇒ aanreiken, (aan)geven2 helpen ⇒ een handje helpen, (ge)leiden♦voorbeelden:hand back • teruggevenhand round • ronddelen2 hand someone into/out of a bus • iemand een bus in/uithelpen -
2 way
adv. hoe dan ook; op grote wijze--------n. weg; manier, wijze; kant; richting; afstandway1[ wee]4 richting5 opzicht♦voorbeelden:that's the way (it is/goes) • zo gaat het nu eenmaallose the/one's way • verdwalen, de weg kwijtraken〈 figuurlijk〉 pave the way (for something/someone) • de weg banen/effenen (voor iets/iemand)〈 figuurlijk〉 pay one's way • geen schulden maken, zonder verlies werkenpay one's way through college • zelf zijn universiteitsstudie (kunnen) betalenwork one's way through college • werkstudent zijnway home • thuisreisway in • ingangbetter weather is on the way • er is beter weer op komstwe're on our/the way • we komen eraan, we zijn onderwegout of the way • ver weg, afgelegenout of one's way • niet op de routeway of thinking • denkwijzeto her way of thinking • naar haar mening, volgens haarfall into evil/bad ways • slechte gewoontes krijgengo the right/wrong way about something • iets op de juiste/verkeerde wijze aanpakkendo something a certain way • iets op een bepaalde manier doen〈 figuurlijk〉 find a way • een manier vinden, er raad op wetenhave a way of doing something • er een handje van hebben iets te doenmend one's ways • zijn leven beterenset in one's ways • met vast(geroest)e gewoontesone way and another • alles bij elkaar (genomen)one way or another/the other • op de een of andere manierin its way • in zijn soortin this way • op deze manier, zoit's only his way • zo is hij nu eenmaalthere are no two ways about it • er is geen twijfel (over) mogelijkstep this way, please • hierheen, graagthe other way around/about • andersomin no way • helemaal nietno way better • in geen enkel opzicht beterin more ways than one • in meerdere opzichten6 a long way away/off • een heel eind weg, ver wegyour birthday is still a long way off • je bent nog lang niet jarigall the way • helemaal, tot het (bittere) eindego all the way • het echt doen, met iemand neukenways and means • geldmiddelenhave ways and means of getting something • de juiste wegen weten om iets (gedaan) te krijgenthat's the way of the world • zo gaat het nu eenmaal (in de wereld)cut both ways • goede en slechte gevolgen hebbenget one's (own) way, have (it) one's (own) way • zijn zin krijgen, doen wat men wilgo out of one's/the way to … • zijn (uiterste) best doen om …have a way with elderly people • met ouderen om weten te gaanyou can't have it both ways • óf het een óf het andersee one's way (clear) to doing something • zijn kans schoon zien om iets te doenwind one's way into someone's affections • bij iemand in de gunst proberen te komenby the way • terloops, trouwens, à proposthey had done nothing out of the way • zij hadden niets bijzonders/extreems/verkeerds gedaanany way • in ieder geval, hoe dan ookeither way • hoe dan ook〈Amerikaans-Engels; informeel〉 every which way • overal, in alle hoeken en gaten〈Amerikaans-Engels; informeel〉 no way! • geen sprake van!1 (voort)gang ⇒ snelheid, vaart♦voorbeelden:gather/lose way • vaart krijgen/minderen 〈 van schip〉negotiations are well under way • onderhandelingen zijn in volle ganggive way • toegeven, meegeven 〈 ook figuurlijk〉; wijken, voorrang geven; doorzakken, bezwijkengive way to • toegeven aan, wijken voormake way for • plaats/ruimte maken voorput someone in the way of something • iemand op weg helpen (met iets), iemand aan iets helpenstand in the way • in de weg staanget something out of the way • iets uit de weg ruimen, iets afhandelenput someone out of the way • iemand uit de weg ruimenmake one's (own) way (in life/the world) • in de wereld vooruitkomenhe's by way of being a musician • hij is om zo te zeggen een muzikantby way of Brighton • via Brightonby way of illustration/example • als illustratie/voorbeeld♦voorbeelden:————————way2〈 bijwoord〉1 ver ⇒ lang, een eind♦voorbeelden:1 way back • ver terug, (al) lang geleden〈 Amerikaans-Engels〉 someone from way back • iemand uit een afgelegen gebied/ver verleden -
3 on
adj. aan--------adv. verder; vooruit; vooruitgaan--------prep. op; aan; over; langson1[ on] 〈zelfstandig naamwoord; the〉————————on2II 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉2 aan de gang ⇒ gaande, te doen3 op 〈 toneel〉♦voorbeelden:what's on tonight? • wat is er vanavond te doen?, welke film draait er vanavond?, wat is er op tv vanavond?5 oil on to \\td16 • olie stijgt tot \\td16¶ I'm on! • okay, ik doe meeyour plan is not on • je plan(netje) gaat niet doorthe wedding is on • het huwelijk gaat dooryou're on • daar houd ik je aan!————————on3〈bijwoord; vaak predicatief〉1 in werking ⇒ aan, in functie4 〈plaats- of richtingaanduidend; ook figuurlijk〉op ⇒ tegen, aan, toe♦voorbeelden:what's going on? • wat is er aan de hand?have you anything on tonight? • heb je plannen voor vanavond?leave the light on • het licht aan latenput a record on • zet een plaat opturn the lights on • steek het licht aanput on your new dress • trek je nieuwe jurk aan3 five years on • vijf jaar na dato/latercome on! • schiet op!get a move on! • maak voort!go on! • ga maar door, toe!all clocks go on an hour tomorrow • morgennacht gaan alle klokken een uur vooruitthe circus is moving on • het circus trekt verderpass the news on • zeg het voortsend on • doorsturen, nazendenspeak on • door blijven pratenthey travelled on • ze reisden verderwalk on • doorlopenlater on • laterand so on • enzovoortwell on into the night • diep in de nachtwell on in years • op gevorderde leeftijd(talk) on and on • alsmaar door/zonder onderbreking (praten)on! • vooruit!from that moment on • vanaf dat ogenblikthey collided head on • ze botsten frontaalshe looked on • ze keek toe¶ on and off • af en toe, (zo) nu en dan————————on41 〈plaats of richting; ook figuurlijk〉op ⇒ in, aan, bovenop5 over ⇒ met betrekking tot, aangaande, betreffende6 ten koste van ⇒ op kosten van, in het nadeel van♦voorbeelden:the sun revolves on its axis • de zon draait om haar aslive on bread and water • leven van water en broodride on a bus • met de bus gaanstand on the chair • op de stoel staanstay on course • koers houdena stain on her dress • een vlek op haar jurkthey marched on the enemy • ze marcheerden op de vijand affate smiled on Jill • het lot was Jill gunstig gezindshe hurt herself on the ledge • zij bezeerde zich aan de randpay off a sum on the loan • een som op de lening afbetalentravel on a plane • met het vliegtuig reizenwar on poverty • oorlog tegen de armoedeannounced on the radio • op de radio aangekondigdon the right road • op de juiste wega shop on the main street • een winkel in de hoofdstraatencounter trial upon trial • de ene beproeving na de andere doorstaanget on the train • instappenhang on the wall • aan de muur hangenI had no money on me • ik had geen geld op zaklean on a friend • steunen op een vriendon your right • aan de rechterkanta house on the river • een huis bij de rivierwinter is upon us • de winter staat voor de deurjust on sixty people • amper zestig mensenarrive on the hour • op het hele uur aankomenpay on receipt of the goods • betaal bij ontvangst van de goederenon the stroke of midnight • klokslag middernachtcome on Tuesday • kom dinsdagon opening the door • bij het openen van de deuron reading the letter she fainted • (net) toen ze de brief gelezen had, viel ze flauwbe on duty • dienst hebbenbe on fire • in brand staanon holiday • met vakantieon sick leave • met ziekteverlofbeer on tap • bier uit het vaton trial • op proefhave a monopoly on shoes • een monopolie hebben van schoenenagree on a solution • tot een akkoord komen over een oplossingthe joke was on Mary • de grap was ten koste van Maryhis work has nothing on Mary's • zijn werk haalt het niet bij dat van Maryshe has a year on her opponents in age • ze is een jaar ouder dan haar tegenkandidatenthe glass fell and broke on me • tot mijn ergernis viel het glas en brakthis round is on me • dit rondje is voor mij→ be on be on/
См. также в других словарях:
To turn around one's finger — Turn Turn (t[^u]rn), v. t. [imp. & p. p. {Turned}; p. pr. & vb. n. {Turning}.] [OE. turnen, tournen, OF. tourner, torner, turner, F. tourner, LL. tornare, fr. L. tornare to turn in a lathe, to rounds off, fr. tornus a lathe, Gr. ? a turner s… … The Collaborative International Dictionary of English
turn up one's nose — If you turn up your nose at something, you reject it because you think it is not good enough for you. He s out of work, but he turns up his nose at any job he s offered … English Idioms & idiomatic expressions
turn — [tʉrn] vt. [ME turnen < OE turnian & OFr turner, tourner, both < L tornare, to turn in a lathe, turn < tornus, lathe < Gr tornos, lathe, carpenter s compasses, akin to terein, to bore through: for IE base see THROW] I to cause to… … English World dictionary
Turn — (t[^u]rn), v. t. [imp. & p. p. {Turned}; p. pr. & vb. n. {Turning}.] [OE. turnen, tournen, OF. tourner, torner, turner, F. tourner, LL. tornare, fr. L. tornare to turn in a lathe, to rounds off, fr. tornus a lathe, Gr. ? a turner s chisel, a… … The Collaborative International Dictionary of English
Turn (band) — Turn Origin Kells / Dublin, Ireland Genres Indie, Indie rock Years active 1998–2006 Labels Setanta Records Infectious … Wikipedia
turn — 1 verb CHANGE DIRECTION/POSITION 1 a) YOUR BODY (I) to move your body so that you are looking in a different direction: Ricky turned and walked away. (+ around/round/away etc): I turned around quickly to see if someone was following. | Dan turned … Longman dictionary of contemporary English
turn — turnable, adj. /terrn/, v.t. 1. to cause to move around on an axis or about a center; rotate: to turn a wheel. 2. to cause to move around or partly around, as for the purpose of opening, closing, or tightening: to turn a key; to turn the cap of a … Universalium
turn — turn1 W1S1 [tə:n US tə:rn] v ▬▬▬▬▬▬▬ 1¦(your body)¦ 2¦(object)¦ 3¦(direction)¦ 4¦(move around central point)¦ 5¦(change)¦ 6¦(attention/thoughts)¦ 7 turn your back (on somebody/something) 8¦(age/time)¦ 9 turn something inside out … Dictionary of contemporary English
turn — turn1 [ tɜrn ] verb *** ▸ 1 change position ▸ 2 change direction ▸ 3 make circular movement ▸ 4 do/become something else ▸ 5 become particular age ▸ 6 move page to other side ▸ 7 about stomach ▸ 8 milk: become sour ▸ 9 affect game/fight ▸ 10… … Usage of the words and phrases in modern English
turn — v 1. rotate, spin, revolve, Archaic. trundle; swivel, pivot, wheel, caracole; roll, rev, twirl, twiddle, crank; reel, circumvolve, circumrotate, gyre; gyrate, circle, whirl, circumduct; swirl, eddy, circulate, move in circles, go round; (of the… … A Note on the Style of the synonym finder
turn — v. & n. v. 1 tr. & intr. move around a point or axis so that the point or axis remains in a central position; give a rotary motion to or receive a rotary motion (turned the wheel; the wheel turns; the key turns in the lock). 2 tr. & intr. change… … Useful english dictionary