-
1 fernuniversität
open universiteit -
2 tag der offenen tür
open dag -
3 aufhaben
aufhaben〈 informeel〉I 〈onovergankelijk werkwoord; haben〉1 open, geopend zijnII 〈 overgankelijk werkwoord〉4 open, geopend hebben♦voorbeelden: -
4 aufreißen
aufreißen1 (open)scheuren ⇒ (open)breken, (open)springen♦voorbeelden:1 die Wolken reißen auf • de lucht breekt, scheurt openII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 openscheuren ⇒ openbreken, openhalen♦voorbeelden:5 ein Mädchen aufreißen • een meisje aan de haak slaan, opscharrelen -
5 Tür
〈v.; Tür, Türen〉♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 überall offene Türen finden • overal (gretig) gehoor vinden, overal welkom zijn〈 informeel〉 ach, du kriegst die Tür nicht zu! • goeie genade!, lieve hemel!Tür zu! • (de) deur dicht!an die Tür gehen • naar de deur gaan, lopenaus der Tür treten • de deur uitkomenbei, hinter verschlossenen Türen • achter gesloten deurendurch die Tür treten • door, via de deur (naar binnen, buiten) komenvor die Tür gehen • buitenkomen, naar buiten gaannicht vor die Tür kommen • het huis niet uitkomenjemanden vor die Tür setzen 〈 ook figuurlijk〉 • iemand de deur uitzetten, iemand eruit gooienden Kopf zur Tür (herein)stecken • het hoofd om de deur stekenjemanden zur Tür hinausbefördern, hinauswerfen • iemand eruit gooien, buitengooien〈 informeel〉 zwischen Tür und Angel • inderhaast, in de gauwigheid -
6 auf
auf1〈 bijwoord〉1 op ⇒ (naar) omhoog2 vooruit, komaan!♦voorbeelden:〈 informeel〉 auf und davon • ervandoor, weg2 auf, an die Arbeit! • vooruit, aan het werk!3 Augen auf! • ogen open!————————auf2〈voorzetsel + 3,4〉4 op ⇒ na, naar5 op 〈 bepaling van wijze, graad, middel〉 ⇒ in, ten6 op 〈 doel, reden, vaste verbindingen〉8 van/op (een afstand van)♦voorbeelden:auf der Post arbeiten • bij de post werkenauf Urlaub gehen • met vakantie gaandieses Fenster geht auf die Straße hinaus • dit raam kijkt op de straat uitauf dem Land wohnen • op het platteland wonenaufs Dorf, aufs Land ziehen • naar het dorp, naar het platteland trekkennass bis auf die Haut • nat tot op het lijf2 auf einen Augenblick, einige Jahre • voor een ogenblik, enkele jarenauf immer • voor altijd3 auf morgen! • tot morgen!4 Stunde auf Stunde • uur na uur, urenlangin der Nacht vom 30. auf den 31. März • in de nacht van 30 op 31 maartauf Deutsch • in het Duitsauf jeden Fall • in ieder gevalauf Kosten seiner Nachtruhe • ten koste van zijn nachtrustauf eigene Rechnung • voor eigen rekening, op eigen risicoauf diese Weise • op deze, die manierauf einen Zug • in één teugaufs herzlichste, Herzlichste grüßen • zeer hartelijk groetenaufs höchste, Höchste erstaunt • ten zeerste verbaasdaufs neue, Neue • opnieuwaufs strengste, Strengste verboten • ten strengste verbodenauf diese Nachricht hin • naar aanleiding van dit berichtauf jedes Kind entfällt ein Apfel • er is één appel per kind9 es geht auf den Abend, zwei Uhr • het loopt tegen de avond, twee uurein Viertel auf zwei • kwart over ééndrei Viertel auf zwei • kwart voor twee¶ sich auf jung, neu kleiden • zich jong, nieuw kledenes hat nichts auf sich • het heeft niets te betekenenalle bis auf meinen Freund • allen op mijn vriend na -
7 aufgeschlossen
aufgeschlossen2 open(staand), ontvankelijk♦voorbeelden:2 neuen Ideen aufgeschlossen sein • openstaan, ontvankelijk zijn voor nieuwe ideeëner ist für, gegenüber Wirtschaftsfragen aufgeschlossen • hij is geïnteresseerd in economische problemen -
8 Grüne
Grüne(r)2 〈verouderd; informeel〉agent, marechaussee, gendarme————————Grüne(s)〈bijvoeglijk naamwoord als zelfstandig naamwoord; o.〉2 groen, groene kleur♦voorbeelden:1 draußen im Grünen • (op de) buiten, op het plattelandins Grüne gehen • naar buiten gaan -
9 Grünes
Grüne(s)〈bijvoeglijk naamwoord als zelfstandig naamwoord; o.〉2 groen, groene kleur♦voorbeelden:1 draußen im Grünen • (op de) buiten, op het plattelandins Grüne gehen • naar buiten gaan -
10 Kamin
Kamin〈m., Zwitserland o.; Kamins, Kamine〉1 open haard, schouw ⇒ stookplaats3 〈 sport en spel〉rotsspleet, loodrechte kloof♦voorbeelden: -
11 aufhauen
aufhauen1 met een smak vallen, neerkomenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (open)hakken, (open)kappen♦voorbeelden: -
12 aufklopfen
-
13 aufscheuern
-
14 auseinander
auseinander1 uit elkaar, uiteen ⇒ van elkaar (verwijderd)♦voorbeelden:1 auseinander brechen • uiteenvallen, uit elkaar vallenetwas auseinander brechen • iets in stukken breken〈 informeel〉 etwas auseinander bringen • iets van elkaar losmaken, scheidenetwas auseinander falten • iets uiteen-, openvouwensich auseinander falten • zich splitsen, uiteengaandie Gruppe ging auseinander • de groep ging uiteen, nam afscheidhier gehen unsere Wege auseinander • hier splitsen zich onze wegen〈 informeel〉 das Sofa geht auseinander • de sofa valt uit elkaar, gaat stukder Vorhang geht auseinander • het gordijn gaat open〈 informeel〉 die beiden sind auseinander (gegangen, gelaufen) • die twee zijn uit elkaar (gegaan), uiteen, van elkaar afdie Meinungen gehen stark auseinander • de meningen lopen sterk uiteeneine auseinander klaffende Wunde • een gapende wondihre Standpunkte klaffen weit auseinander • er gaapt een diepe kloof tussen hun standpunten, hun standpunten lopen sterk uiteendie Farbe ist auseinander gelaufen • de verf is uitgelopensich (mit jemandem) auseinander leben • (van iemand) vervreemdenetwas auseinander machen • 〈 (a) informeel〉iets uit elkaar nemen, demonteren; (b) iets open-, uiteenvouwen, openspreidendie Beine auseinander machen, spreizen • de benen spreidenetwas auseinander reißen • iets stuk-, kapotscheuren, iets aan flarden scheureneine Familie auseinander reißen • een gezin uiteenrukkenetwas auseinander rollen • iets uit(een)rollen, openrollen, -spreideneine Karte auseinander rollen • een kaart openrollensich auseinander rollen • zich uiteenrolleneinen Ausdruck auseinander schreiben • een uitdrukking los, in twee woorden schrijvenjemandem etwas auseinander setzen • iemand iets uiteenzetten, uitleggen, verklarensich (mit jemandem) auseinander setzen • (a) besprekingen voeren, van gedachten wisselen (met iemand); (b) (met iemand) in nadere discussie treden • 〈 (c) juridisch〉 (met iemand) tot een vergelijk komensich mit einer Sache auseinander setzen • zich intensief, kritisch met iets bezighoudenauseinander sprengen • 〈 figuurlijk〉uiteenvliegen, -stuivenetwas auseinander sprengen • iets doen uiteenspatten, opblazenDemonstranten auseinander sprengen • betogers uiteenjagen, -drijvenauseinander strebende Ansichten • uiteenlopende, van elkaar afwijkende meningenauseinander strebende Linien • divergerende, uiteenlopende lijnenauseinander strebende Wege • uiteenlopende wegenauseinander ziehen • uiteengaanetwas auseinander ziehen • iets uitrekken, opentrekkensich auseinander ziehen • (beginnen te) rekken, langer wordendie Spitzengruppe zieht sich auseinander • er vallen gaten in de kopgroep -
15 der Tag der offenen Tür
-
16 frei
♦voorbeelden:ein freier Architekt • een zelfstandig (werkend) architectfreier Eintritt, Zutritt • vrije toegang, vrij entreeaus freier Hand zeichnen • uit de (losse) hand tekenenfrei Haus • franco thuisein Kleid mit freiem Hals • een jurk met een blote halsetwas freien Lauf lassen • iets de vrije loop latenein freies Leben führen • een ongebonden leven leidenein freier Mitarbeiter • een freelance medewerkereine freie Rede halten • een rede houden zonder manuscriptfrei Schiff • free on ship, f.o.s.hier herrscht ein freier Ton • hier heerst een ongedwongen toonZimmer frei! • kamers vrij!frei lebende Tiere • in het wild levende dierenfrei erfunden • gefantaseerdim Freien • in de open lucht, buitenfrei im Gespräch sein • open sprekendas Freie seines Benehmens • de ongedwongenheid van zijn gedragfrei und ledig • ongehinderdfrei und offen • frank en vrij -
17 licht
♦voorbeelden:die Bäume stehen hier lichter • de bomen staan hier verder van elkaarsein Haar wird schon licht • zijn haar wordt al dun -
18 offen
offen♦voorbeelden:mit offener Hand geben • royaal zijnunter offenem Himmel • onder de blote hemeleine offene Stelle • een vacatureauf offener Straße • midden op straatTag der offenen Tür • open dagoffen bleiben • openblijven, niet opgelost wordenetwas offen halten • iets openhouden, vrij houden, onbezet latenetwas offen legen • iets blootleggen, meedelenoffen gestanden • eerlijk gezegdMilch offen verkaufen • losse melk verkopen -
19 ritzen
-
20 Auge
Auge〈o.; Auges, Augen〉♦voorbeelden:sehenden Auges ins Unglück rennen • met open ogen zijn ongeluk tegemoet lopendie Augen abwenden • de blik afwenden〈 informeel〉 die Augen aufmachen, aufsperren, auftun • uit zijn ogen, doppen kijkenjemandem schöne Augen machen • met iemand (beginnen te) flirtendie Augen offen haben, halten • zijn ogen de kost gevendie Augen gingen ihm über • 〈 (a) formeel〉 zijn ogen schoten vol tranen; (b) daar stond hij van te kijkenwo hattest du denn deine Augen? • jij had je ogen zeker in je zak?〈 informeel〉 da bleibt kein Auge trocken • (a) iedereen begint te huilen; (b) iedereen lacht tranen • (c) niemand blijft daarvan verschoondjemandem etwas an den Augen ablesen • iets in iemands ogen lezenauf einem Auge blind sein • aan één oog blind zijnein Auge auf etwas, jemanden haben • (a) een oogje in het zeil houden; (b) een oogje op iets, iemand hebbenjemanden aus großen Augen ansehen • iemand met grote ogen aankijkengeh mir aus den Augen! • uit mijn ogen!er ist mir aus den Auge gekommen • ik heb hem uit het oog verlorenein Auge für etwas haben • oog voor iets hebbenetwas, jemanden im Auge behalten • iets, iemand in het oog houdenin jemandes Augen sinken, steigen • in iemands achting dalen, stijgendas fällt, springt (mir) ins Auge, in die Augen • dat springt in het oogder Gefahr ins Auge blicken, sehen • het gevaar onder ogen zienmit bloßem, nacktem Auge • met het blote oogmit einem lachenden und einem weinenden Auge • met een lach en een traanmit offenen Augen durch die Welt gehen • zijn ogen niet in zijn zak hebben〈 informeel〉 sich 〈 3e naamval〉 die Augen nach jemandem, etwas aus (dem Kopf) gucken, schauen • voortdurend op de uitkijk naar iemand, iets staanAuge um Auge, Zahn um Zahn • oog om oog en tand om tand(dunkle) Ringe um die Augen haben • kringen onder de ogen hebbenjemandem unter die Augen kommen, treten • iemand onder ogen komenes fällt mir wie Schuppen von den Augen • de schellen vallen mij van de ogenjemandem etwas vor Augen führen, halten, stellen • iemand iets onder het oog brengenich halte mir das vor Augen • ik houd dat voor ogenseine Figur schwebt, steht mir vor (den) Augen • zijn figuur staat mij voor de geest〈 informeel〉 er macht Augen wie ein gestochenes Kalb • hij staat met kalfsogen, schelvisogen te kijkendas Kind ist ihm wie aus den Augen geschnitten • het kind lijkt sprekend op hem〈 spreekwoord〉 aus den Augen, aus dem Sinn • uit het oog, uit het hart〈 spreekwoord〉 eine Krähe hackt der anderen die Augen nicht aus • twee kraaien pikken elkaar de ogen niet uit; kwade honden bijten elkaar niet
См. также в других словарях:
Open University — is also the name of other institutions. See Distance education or the Open Universities category for a list. The Open University Motto Learn and Live Established … Wikipedia
Open source software — (OSS) began as a marketing campaign for free software [cite web archiveurl=http://web.archive.org/web/20060423094434/www.opensource.org/advocacy/faq.html title=Frequently Asked Questions |publisher=Open Source Initiative archivedate=2006 04 23… … Wikipedia
Open source hardware — refers to computer and electronic hardware that is designed in the same fashion as free and open source software. Open source hardware is part of the open source culture that takes the open source ideas to fields other than software. An example… … Wikipedia
Open access journal — Open access journals are scholarly journals that are available online to the reader without financial, legal, or technical barriers other than those inseparable from gaining access to the internet itself. [1][2] Some are subsidized, and some… … Wikipedia
Open Access — Open Access.net Logo Als Open Access (englisch für offener Zugang) wird der freie Zugang zu wissenschaftlicher Literatur und anderen Materialien im Internet bezeichnet. Ein wissenschaftliches Dokument unter Open Access Bedingungen zu publizieren… … Deutsch Wikipedia
OPEN — Period (OPEN) The period that defines when the trading service is opened. London Stock Exchange Glossary * * * ▪ I. open open 1 [ˈəʊpən ǁ ˈoʊ ] adjective [not before a noun] 1. COMMERCE if a shop, bank, restaurant etc is open, it is allowing… … Financial and business terms
Open — O pen, a. [AS. open; akin to D. open, OS. opan, G. offan, Icel. opinn, Sw. [ o]ppen, Dan. aaben, and perh. to E. up. Cf. {Up}, and {Ope}.] 1. Free of access; not shut up; not closed; affording unobstructed ingress or egress; not impeding or… … The Collaborative International Dictionary of English
Open chain — Open O pen, a. [AS. open; akin to D. open, OS. opan, G. offan, Icel. opinn, Sw. [ o]ppen, Dan. aaben, and perh. to E. up. Cf. {Up}, and {Ope}.] 1. Free of access; not shut up; not closed; affording unobstructed ingress or egress; not impeding or… … The Collaborative International Dictionary of English
Open circuit — Open O pen, a. [AS. open; akin to D. open, OS. opan, G. offan, Icel. opinn, Sw. [ o]ppen, Dan. aaben, and perh. to E. up. Cf. {Up}, and {Ope}.] 1. Free of access; not shut up; not closed; affording unobstructed ingress or egress; not impeding or… … The Collaborative International Dictionary of English
Open communion — Open O pen, a. [AS. open; akin to D. open, OS. opan, G. offan, Icel. opinn, Sw. [ o]ppen, Dan. aaben, and perh. to E. up. Cf. {Up}, and {Ope}.] 1. Free of access; not shut up; not closed; affording unobstructed ingress or egress; not impeding or… … The Collaborative International Dictionary of English
Open consonant — Open O pen, a. [AS. open; akin to D. open, OS. opan, G. offan, Icel. opinn, Sw. [ o]ppen, Dan. aaben, and perh. to E. up. Cf. {Up}, and {Ope}.] 1. Free of access; not shut up; not closed; affording unobstructed ingress or egress; not impeding or… … The Collaborative International Dictionary of English