-
1 Tür
〈v.; Tür, Türen〉♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 überall offene Türen finden • overal (gretig) gehoor vinden, overal welkom zijn〈 informeel〉 ach, du kriegst die Tür nicht zu! • goeie genade!, lieve hemel!Tür zu! • (de) deur dicht!an die Tür gehen • naar de deur gaan, lopenaus der Tür treten • de deur uitkomenbei, hinter verschlossenen Türen • achter gesloten deurendurch die Tür treten • door, via de deur (naar binnen, buiten) komenvor die Tür gehen • buitenkomen, naar buiten gaannicht vor die Tür kommen • het huis niet uitkomenjemanden vor die Tür setzen 〈 ook figuurlijk〉 • iemand de deur uitzetten, iemand eruit gooienden Kopf zur Tür (herein)stecken • het hoofd om de deur stekenjemanden zur Tür hinausbefördern, hinauswerfen • iemand eruit gooien, buitengooien〈 informeel〉 zwischen Tür und Angel • inderhaast, in de gauwigheid -
2 Klinke
Klinke〈v.; Klinke, Klinken〉♦voorbeelden:die Kunden gaben sich die Klinke in die Hand • de klanten liepen de deur plat -
3 Haus
〈o.; Hauses, Häuser〉♦voorbeelden:jemandem das Haus einrennen • iemand de deur platlopendas Haus hüten • binnen moeten blijvenjemandem das Haus verbieten • iemand de toegang tot het huis ontzeggenfrei Haus liefern • franco (t)huis leverenmit jemandem Haus an Haus wohnen • direct naast iemand wonenaußer Haus • buitenshuisdie Ware ins Haus schicken • de goederen thuisbezorgenkommen Sie gut nach Hause! • wel thuis!ich habe noch keinen Schritt vor das Haus getan • ik heb nog geen stap buiten de deur gezetzu Hause sein • thuis zijnsie ist in Berlin zu Hause • ze is een Berlijnsefür niemanden zu Hause • voor niemand te sprekenin etwas zu Hause sein • ergens in thuis zijn, verstand van iets hebbenHaus und Herd haben • een gezin hebbendas Hohe Haus • het parlementdie ersten Häuser der Stadt • de voornaamste families van de stadaus gutem Hause • van goeden huizesie führt ihm das Haus • zij doet voor hem de huishouding8 wie gehts, altes Haus? • hoe gaat het, ouwe jongen?¶ 〈 spreekwoord〉 wenn die Katze aus dem Hause ist, tanzen die Mäuse • als de kat van huis (honk) is, dansen de muizen op tafel (in het schotelhuis) -
4 treten
treten♦voorbeelden:1 (bitte,) treten Sie näher! • komt u maar!ans Fenster treten • aan het raam komen, naar het raam lopenauf den Balkon treten • op het balkon komen, het balkon betredenaus dem Haus, der Tür treten • het huis, de deur uitkomendurch die Tür treten • door, via de deur (naar binnen, buiten) komenhinter eine Säule treten • achter een pilaar gaan staanhinter die Wolken treten • achter de wolken verdwijnenin sein 40. Jahr treten • zijn 40e (jaar) ingaanin Verhandlungen treten • in onderhandeling tredenins Zimmer treten • de kamer binnenkomen, betredennach hinten treten • (een paar passen) achteruitgaaner trat neben mich • hij kwam naast me staanvor den Spiegel treten • voor de spiegel gaan staaner trat zu mir • hij kwam naar me toezwischen die Streitenden treten • tussen de strijdende, ruziënde partijen in gaan staan〈 figuurlijk〉 es darf nichts zwischen dich und mich treten • er mag niets tussen jou en mij in komengegen die Tür treten • tegen de deur schoppen, trappen〈informeel; figuurlijk〉 nach oben buckeln, nach unten treten • naar boven likken, naar onderen trappen3 in einen Verein treten • tot een vereniging toetreden, lid worden van een verenigingII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 treden, bespringen 〈 mannelijke vogel〉♦voorbeelden:1 die Bremse, Pedale treten • op de rem, pedalen trappen3 einen Elfmeter treten • een penalty, strafschop nemen -
5 Klinken putzen
-
6 Türklinke
Türklinke〈v.〉♦voorbeelden: -
7 Türklinken putzen
-
8 Türschild
-
9 Angel
Angel〈v.; Angel, Angeln〉2 hengsel, scharnier♦voorbeelden:¶ die Welt aus den Angeln heben • de wereld schokken, grondig hervormen -
10 Bude
Bude〈v.; Bude, Buden〉1 kraam, stalletje2 (bouw)keet, barak3 bouwval, keet6 〈informeel; pejoratief〉tent, zaak♦voorbeelden:jemandem die Bude einlaufen • bij iemand de deur platlopenmir fällt die Bude auf den Kopf • de muren komen op me afjemandem auf die Bude rücken • (a) het met iemand komen uitpraten; (b) bij iemand komen binnenwaaien(jemandem) die Bude auf den Kopf stellen • (bij iemand) de boel op zijn kop zetten -
11 Eingang
Eingang〈m.〉2 in-, toegang3 begin, aanvang4 〈 administratie〉het binnen-, inkomen, ontvangst5 〈 administratie〉ingekomen post, stukken♦voorbeelden:am Eingang des Dorfes • daar, waar het dorp begint -
12 Flügeltür
-
13 Fondtür
-
14 Füllung
Füllung〈v.; Füllung, Füllungen〉♦voorbeelden: -
15 Glastür
-
16 Griff
〈m.; Griff(e)s, Griffe〉1 handvat ⇒ knop, steel; hengsel, kruk, klink 〈 van een deur〉; zwengel; oor; heft 〈 van een mes〉; gevest 〈 van een degen〉; hals 〈 van een muziekinstrument〉; greep 〈 van een pistool〉♦voorbeelden:einen glücklichen Griff haben • een gelukkige hand hebbenmit etwas, jemandem einen glücklichen, guten Griff tun • met iets, iemand een goede greep, keus doenmit wenigen Griffen, mit einem Griff • in een handomdraai〈 figuurlijk〉 etwas im Griff haben • iets beheersen, onder de knie hebbendie Situation fest im Griff haben • de situatie (stevig) in de hand hebbenjemanden in den Griff bekommen • iemand in zijn greep krijgen, vat op iemand krijgen -
17 Haspe
-
18 Hecktür
-
19 Hoftür
-
20 Kartentasche
См. также в других словарях:
deur — fron·deur; gran·deur; … English syllables
Deur Kothar — Stupas at Deorkothar Stupa at Deorkothar … Wikipedia
deur — doro … Woordenlijst Sranan
Apartments Deur — (Биоград на Мору,Хорватия) Категория отеля: 3 звездочный отель Адрес: Velebitska 12 … Каталог отелей
Pays d'entre deur mers — (spr. Peth dangter döh mähr), Gegend mit Weinbau im französischen Departentent Gironde. P. de Vaud (spr. d Woh), so v.w. Waadt … Pierer's Universal-Lexikon
de|man|deur — «duh mahn DERR», noun. French. applicant; petitioner … Useful english dictionary
froi|deur — «frwa DERR», noun. French. coldness; cold indifference; unfriendliness … Useful english dictionary
gran|deur — «GRAN juhr, jur», noun. 1. greatness; majesty; nobility: »The grandeur of Niagara Falls is famous. 2. magnificence or splendor of appearance or style of living: »The English go to their estates for grandeur. The French live at court and exile… … Useful english dictionary
gran·deur — /ˈgrænʤɚ/ noun [noncount] : a great and impressive quality His paintings capture the beauty and grandeur of the landscape. They are restoring the hotel to its original/former grandeur. see also delusions of grandeur at ↑delusion … Useful english dictionary
Deurne — Deur·ne (dûrʹnə) A city of northern Belgium, a manufacturing suburb of Antwerp. Population: 80,766. * * * … Universalium
Deursil — Deur·sil (de urґsil) trademark for a preparation of ursodiol … Medical dictionary