-
1 getuigen
1 [verklaring afleggen] give evidence/testimony ⇒ testify (to)2 [spreken in het nadeel/voordeel van] speak♦voorbeelden:naar waarheid getuigen • truthfully saygetuigen tegen/voor iemand • give evidence against/for someonevan iets kunnen getuigen • be able to testify to something2 alles getuigt voor/tegen haar • everything speaks in her favour/against herhet zou van slechte smaak/weinig kennis 〈enz.〉 getuigen als • it would be bad taste/it would be a sign of ignorance if …II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:getuigen dat men iets gezien heeft • testify to having seen something -
2 getuige
getuige1I 〈de〉1 [persoon, ook juridisch] witness♦voorbeelden:God is mijn getuige dat ik de waarheid spreek • as God is my witness, I am speaking the truthgetuigen bij een huwelijk • witnesses at a weddingniet door een getuige ondertekend • unwitnessedgetuige zijn van • witnesszij was getuige van hun geluk • she was witness to their happinessals getuige verklaren/bevestigen/ondertekenen • witnessals getuige toelaten • admit to give evidencegetuige à decharge • witness for the defenceII 〈 het〉1 [getuigenis] (character) reference2 [zaak/omstandigheid die tot bewijs strekt] evidence♦voorbeelden:(stille) getuigen zijn van … • bear witness/attest to …————————getuige2〈 voorzetsel〉1 witness♦voorbeelden:1 getuige de grote belangstelling is dat zeer populair • judging by the considerable amount of interest, that is very populargetuige het feit dat • witness the fact that -
3 als getuige toelaten
als getuige toelatenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > als getuige toelaten
-
4 getuigen tegen/voor iemand
getuigen tegen/voor iemandgive evidence against/for someoneVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > getuigen tegen/voor iemand
-
5 weigeren te getuigen
weigeren te getuigenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > weigeren te getuigen
-
6 getuigenis
1 [kenteken, bewijs] evidence♦voorbeelden:schriftelijk/een valse getuigenis afleggen • testify in writing, give false evidenceiemands getuigenis afnemen • take someone's evidencenaar/volgens/op getuigenis van • on the testimony of -
7 hand
1 [lichaamsdeel] hand♦voorbeelden:in andere handen komen • change handsblote handen • bare handsdie zaak is in goede/slechte handen • that matter is in good/bad handsin goede/verkeerde handen vallen • 〈 figuurlijk〉 fall into the right/wrong handsiemand de helpende hand bieden • lend someone a (helping) handniet met lege handen komen • not come empty-handed〈 figuurlijk〉 uit de losse hand • roughly, in an improvised wayiets met vaste hand doen • do something with a sure touch〈 figuurlijk〉 met vaste/krachtige hand regeren • rule with a firm/iron handhij is in veilige handen • he is in safe handsiemand (de) handen vol werk geven • give someone no end of work/troublede handen vol hebben aan iemand/iets • have one's hands full with someone/somethinghij heeft de handen meer dan vol • he has enough/too much on his platedat kost handen vol geld • that costs lots of moneyiets aan vreemde handen toevertrouwen • entrust something to strangershij heeft de handen niet vrij • he does not have a free hand〈 figuurlijk〉 de vrije hand hebben/krijgen • have/acquire a free handergens zijn handen niet aan vuil willen maken • refuse to soil one's hands with something〈 figuurlijk〉 ik draai er mijn hand niet voor om • 〈 ik heb er geen moeite mee〉 I think nothing of it; 〈 het kan me niet schelen〉 I don't care a rap (for it)iemand de hand drukken/geven/schudden • give someone one's hand, shake hands with someonedan kunnen we elkaar de hand geven • we're in the same boat〈 figuurlijk〉 iemand de hand boven het hoofd houden • 〈 aan zijn kant staan〉 stand by someone; 〈 iemand beschermen die iets misdaan heeft〉 protect someone〈 figuurlijk〉 de handen op elkaar krijgen • earn/get applause〈 figuurlijk〉 de hand op iets/iemand leggen • lay hands on someone/somethingiemands hand lezen • read someone's palmde hand lichten met het reglement • disregard the regulationselkaar de hand reiken • hold out a hand to each other 〈 ook figuurlijk〉; 〈 figuurlijk〉 reach out to each otherhanden schudden • shake handshij steekt geen/nooit een hand uit • he never does a stroke of workde hand over het hart strijken • 〈 figuurlijk〉 be lenient/soft-heartedhij kan zijn handen niet thuishouden • he can't keep his hands to himselfdaar wordt vaak de hand mee gelicht • that is often skimped/not taken seriously(mijn) hand erop! • you have/here's my hand on it!handen omhoog! (of ik schiet) • hands up!/ 〈 informeel〉stick 'em up! (or I'll shoot)handen thuis! • hands off!〈 figuurlijk〉 iets aan de hand hebben • 〈 met iets bezig zijn〉 have something going/on; 〈 bij iets betrokken zijn〉 be involved in somethingaan de hand van deze berekeningen • on the basis of these calculationsiemand een middel aan de hand doen tegen huiduitslag • put someone on to a good remedy for a rashniks aan de hand! • there's nothing the matteraan de hand van deze ervaringen concludeer ik … • in view of these experiences I conclude …iets achter de hand hebben • 〈 figuurlijk〉 have something to fall back on; 〈 heimelijk〉 have something up one's sleevewat geld achter de hand houden • keep some money for a rainy dayik heb mijn gummetje altijd vlak bij de hand • I always have my rubber near at handin de handen klappen • clap one's handsiemand iets in handen spelen • put something someone's wayiemand iets in de hand duwen/stoppen • slip/thrust something into someone's hands; 〈 figuurlijk〉 palm/fob someone off with somethingeen bewijs in handen hebben • have evidencehet onderzoek is in handen van N. • the investigation is being conducted by N.de markt in handen hebben • control/have control of the marketde politie heeft de zaak nu in handen • the police have the case in handde macht in handen hebben • have powerde toestand in de hand hebben • have the situation in handin handen vallen van de politie/de vijand • fall into the hands of the police/enemy〈 figuurlijk〉 iets met beide handen aangrijpen • jump at something; 〈 aanbod, gelegenheid ook〉 seize (upon) somethingmet de hand gemaakt/geschreven • hand-made/handwritten〈 figuurlijk〉 iemand naar zijn hand zetten • force/mould/bend someone to one's will, manage someone, twist someone round one's (little) fingeriets om handen hebben • have something to do〈 figuurlijk〉 iemand onder handen nemen • take someone in hand/to taskiemand op (de) handen dragen • 〈 figuurlijk〉 worship/idolize someonehand over hand toenemen • increase hand over fist, gain ground rapidlyiemand iets ter hand stellen • hand something (over) to someoneiets ter hand nemen • take something up, take something in hand, undertake somethinger komt niets uit zijn handen • he doesn't get anything doneuit de hand lopen • get out of handiemand het werk uit (de) handen nemen • take work off someone's handsiets van de hand doen • sell/part with/dispose of somethingvan hand tot hand gaan • be passed from hand to handgoed/duur van de hand gaan • sell well/at high prices 〈 van koopwaren〉dat is de meest voor de hand liggende conclusie • that is the most obvious conclusiongeen hand voor iemand/iets uitsteken • not lift a finger for someone/somethinghij heeft er geen hand naar uitgestoken • 〈 niets aan gedaan〉 he hasn't done a stroke of work on it; 〈 niets van gegeten〉 he hasn't touched itgeen hand voor ogen kunnen zien • 〈 figuurlijk〉 not be able to see one's hand in front of one('s face)ik heb maar twee handen! • I have only (got) one pair of hands!een verhaal van de hand van • a story (written) by3 de zieke is aan de beterende hand • the patient is on the mend/getting betteraan mijn rechter/linker hand • on my right/left (hand/side)aan de winnende hand zijn • be winning〈 figuurlijk〉 iemand op zijn hand hebben/krijgen • have/get someone on one's side¶ wat is er daar aan de hand? • what's going on there?〈 figuurlijk〉 alsof er niets aan de hand was • as if nothing had happened/was wronger is iets aan de hand • there's something the matter/upiets/iemand in de hand werken • encourage something/someone; 〈 iets ook〉 make for something; 〈 iemand ook〉 play into someone's hands〈 van personen〉 zwaar op de hand zijn • be heavy/ponderousop handen zijn • be (near) at hand/imminent/forthcomingvan de hand in de tand leven • live from hand to moutheen verzoek/voorstel van de hand wijzen • refuse a request 〈 verzoek〉; turn down a proposal 〈 voorstel〉 -
8 dienen
1 [geschikt, gunstig zijn voor] serve2 [middel/werktuig zijn] serve as/for ⇒ be used as/for♦voorbeelden:dat dient nergens toe • that is of no usedie feiten dienen tot bewijs van zijn onschuld • those facts are evidence of his innocenceals basis dienen voor • serve as a basis fordient dit als asbak? • is this what you use as an ashtray?u dient onmiddellijk te vertrekken • you are to leave immediately4 wanneer dient die zaak voor de rechtbank? • when does this case come up in court?II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 [zich wijden aan] serve5 [geven] 〈zie voorbeelden 5〉♦voorbeelden:3 gemak dient de mens • why do things the hard way?waarmee kan ik u dienen? • can I help you?; 〈 in winkel〉 are you being served?hij was er niet mee gediend • that did not suit his purpose, he did not like that(iemand) van repliek dienen • come right back (at someone)om u te dienen! • at your service! -
9 getuigen tegen zijn medeplichtige
getuigen tegen zijn medeplichtigeturn/give BQueen's/ AState's evidenceVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > getuigen tegen zijn medeplichtige
-
10 medeplichtige
-
11 overleggen
overleggen2 [terzijde leggen] put aside♦voorbeelden:————————overleggen1 [bij zichzelf overwegen] consider♦voorbeelden:1 ik moet de zaak nog eens rijpelijk overleggen • I must give the matter some further careful thoughthij overlegt wat hem te doen staat • he's considering what he has to do2 iets met iemand overleggen • consult (with) someone/confer with someone on something -
12 schijn
3 [vertoon] show, appearances♦voorbeelden:op de uiterlijke schijn afgaan • judge by (outward) appearancesde schijn aannemen van eerlijkheid • assume an appearance of honestyschijn bedriegt • appearances are deceptivedie ruwheid is maar schijn • that/his/her coarseness is only on the surfacede schijn ophouden tegenover/voor de familie • keep up appearances in front of the familyde schijn redden • save appearancesik wil niet de schijn wekken dat … • I don't want you/anyone to get the idea that …in schijn • seeminglynaar alle schijn • to all appearancesdit gevecht is maar (voor de) schijn • this fight is just make-believevoor de schijn • for the sake of appearancesde schijn is tegen mij • appearances are against mehet heeft er alle schijn van dat • there is every appearance that3 schone schijn • glamour, cosmetics, gloss4 geen schijn van kans hebben • not have the ghost of a chance, not have a dog's chancegeen schijn van bewijs • not a scrap of evidence -
13 schriftelijk/een valse getuigenis afleggen
schriftelijk/een valse getuigenis afleggentestify in writing, give false evidenceVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > schriftelijk/een valse getuigenis afleggen
См. также в других словарях:
give evidence — index bear (adduce), confess, depose (testify), swear, testify, verify (confirm) … Law dictionary
give evidence — Law give information and answer questions formally and in person in court or at an inquiry … Useful english dictionary
give evidence — provide testimony or proof … English contemporary dictionary
evidence — ev‧i‧dence [ˈevdns] noun [uncountable] LAW information or facts given in a court of law to prove that someone is guilty: • He refused to give evidence at the trial. * * * evidence UK US /ˈevɪdəns/ noun [U] LAW ► objects, documents, official… … Financial and business terms
Evidence — Ev i*dence, n. [F. [ e]vidence, L. Evidentia. See {Evident}.] 1. That which makes evident or manifest; that which furnishes, or tends to furnish, proof; any mode of proof; the ground of belief or judgement; as, the evidence of our senses;… … The Collaborative International Dictionary of English
evidence — /ev i deuhns/, n., v., evidenced, evidencing. n. 1. that which tends to prove or disprove something; ground for belief; proof. 2. something that makes plain or clear; an indication or sign: His flushed look was visible evidence of his fever. 3.… … Universalium
evidence — noun ADJECTIVE ▪ abundant, ample, considerable, extensive, plentiful, significant, substantial, sufficient, widespread ▪ There i … Collocations dictionary
Evidence (law) — The law of evidence governs the use of testimony (e.g., oral or written statements, such as an affidavit) and exhibits (e.g., physical objects) or other documentary material which is admissible (i.e., allowed to be considered by the trier of fact … Wikipedia
Evidence — (Roget s Thesaurus) >On one side. < N PARAG:Evidence >N GRP: N 1 Sgm: N 1 evidence evidence Sgm: N 1 facts facts premises data praecognita grounds GRP: N 2 Sgm: N 2 indication indication &c. 550 … English dictionary for students
evidence */*/*/ — UK [ˈevɪd(ə)ns] / US [ˈevɪdəns] noun [uncountable] Get it right: evidence: Evidence is an uncountable noun, and so: ▪ it is never used in the plural ▪ it never comes after an or a number Wrong: You need to balance the evidences from both sides … English dictionary
evidence — ev|i|dence1 [ evıdəns ] noun uncount *** 1. ) facts or physical signs that help to prove something: Evidence shows that global warming is definitely occurring. evidence of: Doctors found no evidence of infection. evidence that: There is some… … Usage of the words and phrases in modern English