-
1 minister
〈 politiek〉♦voorbeelden:1 minister van Binnenlandse Zaken • Minister of the Interior; 〈 Groot-Brittannië〉 Home Secretary; 〈 USA〉 Secretary of the Interiorminister van Buitenlandse Zaken • Minister for Foreign Affairs; 〈 Groot-Brittannië〉 Secretary of State for Foreign Affairs; 〈Groot-Brittannië; informeel〉 Foreign Secretary; 〈 USA〉 Secretary of Stateminister van Defensie • Minister of Defence; 〈 Groot-Brittannië〉 Secretary of State for Defence; 〈 USA〉 Secretary of Defense; 〈 Groot-Brittannië, USA; informeel〉 Defence Secretaryminister van Economische Zaken • Minister for Economic Affairs; 〈 Groot-Brittannië〉 ±President of the Board of Trade, Secretary of State for Trade and Industry; 〈 USA〉 ±Secretary for Commerceminister van Financiën • Minister of Finance; 〈 Groot-Brittannië〉 Chancellor of the Exchequer; 〈 USA〉 Secretary of the Treasuryminister van Justitie • Minister of Justice; 〈 Groot-Brittannië〉 ±Lord (High) Chancellor; 〈 USA〉 ±Attorney Generalminister van Landbouw en Visserij • Minister of Agriculture and Fisheriesminister van Onderwijs en Wetenschappen • Minister of Education and Science; 〈Groot-Brittannië; informeel〉 Education Secretary; 〈 USA〉 Secretary of Educationminister van Ontwikkelingssamenwerking • Minister for Overseas Developmentminister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid • Minister for Social Services and Employment; 〈 USA〉 ±Secretary of Laborminister van Verkeer en Waterstaat • Minister of Transport and Public Works; 〈 Groot-Brittannië〉 ±Secretary of State for Transport; 〈 USA〉 Secretary of Transportationminister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer • Minister for Housing, Regional Development and the Environment; 〈 USA〉 ±Secretary for Housing and Urban Developmentminister van Welzijn, Volksgezondheid, en Cultuur • Minister of Welfare, Health and Cultural Affairs; 〈 Groot-Brittannië〉 ±Secretary of State for Social Services; 〈 USA〉 ±Secretary of Health and Human Servicesgevolmachtigd minister • minister plenipotentiaryeerste minister • prime minister, premier -
2 minister
n. minister, secretary -
3 minister van justitie
minister van justitieMinister of Justice, Justice MinisterVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > minister van justitie
-
4 minister ad interim
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > minister ad interim
-
5 minister van Binnenlandse Zaken
minister van Binnenlandse ZakenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > minister van Binnenlandse Zaken
-
6 minister van Buitenlandse Zaken
minister van Buitenlandse ZakenMinister for Foreign Affairs; 〈 Groot-Brittannië〉 Secretary of State for Foreign Affairs; 〈Groot-Brittannië; informeel〉 Foreign Secretary; 〈 USA〉 Secretary of StateVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > minister van Buitenlandse Zaken
-
7 minister van Defensie
minister van DefensieVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > minister van Defensie
-
8 minister van Economische Zaken
minister van Economische ZakenMinister for Economic Affairs; 〈 Groot-Brittannië〉 ±President of the Board of Trade, Secretary of State for Trade and Industry; 〈 USA〉 ±Secretary for CommerceVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > minister van Economische Zaken
-
9 minister van Financiën
minister van FinanciënVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > minister van Financiën
-
10 minister van Justitie
minister van JustitieVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > minister van Justitie
-
11 minister van Landbouw en Visserij
minister van Landbouw en VisserijVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > minister van Landbouw en Visserij
-
12 minister van Onderwijs en Wetenschappen
minister van Onderwijs en WetenschappenMinister of Education and Science; 〈Groot-Brittannië; informeel〉 Education Secretary; 〈 USA〉 Secretary of EducationVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > minister van Onderwijs en Wetenschappen
-
13 minister van Ontwikkelingssamenwerking
minister van OntwikkelingssamenwerkingVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > minister van Ontwikkelingssamenwerking
-
14 minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
minister van Sociale Zaken en WerkgelegenheidMinister for Social Services and Employment; 〈 USA〉 ±Secretary of LaborVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
-
15 minister van Verkeer en Waterstaat
minister van Verkeer en WaterstaatMinister of Transport and Public Works; 〈 Groot-Brittannië〉 ±Secretary of State for Transport; 〈 USA〉 Secretary of TransportationVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > minister van Verkeer en Waterstaat
-
16 minister van staat
minister van staatVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > minister van staat
-
17 minister zonder portefeuille
minister zonder portefeuilleVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > minister zonder portefeuille
-
18 minister-president
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > minister-president
-
19 Minister van Vreemdelingenbeleid en Integratie
n. Minister for Urban Policy and Integration of Ethnic Minorities (Politics)Holandés-inglés dicionario > Minister van Vreemdelingenbeleid en Integratie
-
20 minister president
n. premier minister, chief executive in a parliamentary system of government
См. также в других словарях:
Minister(in) — Minister(in) … Deutsch Wörterbuch
Minister — • Even before the Reformation the word minister was occasionally used in English to describe those of the clergy actually taking part in a function, or the celebrant as distinguished from the assistants, but it was not then used sine addito to… … Catholic encyclopedia
minister — min‧is‧ter [ˈmɪnstə ǁ ər] noun [countable] in Britain and some other countries, a politician who is a member of the government and is either in charge of or has an important job in a government department: • a meeting of EU finance ministers •… … Financial and business terms
minister — MINISTÉR, ministere, s.n. 1. Organ central al administraţiei de stat care conduce o anumită ramură a activităţii statului şi care este condus de un ministru; instituţia respectivă; p. ext. clădirea în care îşi are sediul această instituţie. 2.… … Dicționar Român
Minister — can mean several things: Minister (Christianity), a Christian who ministers in some way Minister (diplomacy), the rank of diplomat directly below ambassador Minister (government), a politician who heads a ministry (government department) Shadow… … Wikipedia
Minister — Sm std. (14. Jh.) Entlehnung. Entlehnt aus l. minister Diener , zu l. minor kleiner, geringer . Die Bedeutung Regierungsmitglied im 17. Jh. aus frz. ministre desselben Ursprungs (in merowingischer Zeit war das ministerium der Haus und Hofdienst… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
minister to — ˈminister to [transitive] [present tense I/you/we/they minister to he/she/it ministers to present participle ministering to past tense ministered to … Useful english dictionary
Minister — Min is*ter, n. [OE. ministre, F. ministre, fr. L. minister, orig. a double comparative from the root of minor less, and hence meaning, an inferior, a servant. See 1st {Minor}, and cf. {Master}, {Minstrel}.] [1913 Webster] 1. A servant; a… … The Collaborative International Dictionary of English
Minister — Min is*ter, v. i. 1. To act as a servant, attendant, or agent; to attend and serve; to perform service in any office, sacred or secular. [1913 Webster] The Son of man came not to be ministered unto, but to minister. Matt. xx. 28. [1913 Webster] 2 … The Collaborative International Dictionary of English
Minister — Minister: Die Bezeichnung für »oberster ‹Verwaltungs›beamter des Staates; Mitglied der Regierung« wurde im 17. Jh. aus gleichbed. frz. ministre (eigentlich »Diener«, dann etwa »Diener des Staates; mit einem politischen Amt Beauftragter«) entlehnt … Das Herkunftswörterbuch
minister — [n1] person in charge of church abbot, archbishop, archdeacon, bishop, chaplain, clergy, clergyperson, cleric, clerical, clerk, confessor, curate, deacon, dean, diocesan, divine, ecclesiastic, lecturer, missionary, monk, parson, pastor, preacher … New thesaurus