-
1 recouvrer
recouvrer [rəkoevree]〈 werkwoord〉1 incasseren ⇒ invorderen, innen♦voorbeelden:v1) incasseren, invorderen2) terugkrijgen -
2 récupérer
récupérer [reekuupeeree]II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 ophalen♦voorbeelden:v1) uitrusten2) terugkrijgen3) ophalen4) terugwinnen, recyclen5) inhalen [tijd]7) annexeren -
3 racheter
racheter [raasĵtee]2 afkopen5 weer goedmaken ⇒ boeten, uitdagen♦voorbeelden:1 het weer goedmaken ⇒ zich rehabiliteren, zijn goede naam terugkrijgen, vergoeden 〈 gebrek, tekortkoming〉v1) terugkopen2) afkopen3) vrijkopen4) verlossen5) weer goedmaken, compenseren6) corrigeren -
4 ranimer
ranimer [raaniemee]3 opnieuw aanwakkeren ⇒ aansporen, opmonterenv1) weer bijbrengen, bijkomen2) aansporen, opmonteren -
5 regagner
regagner [rəgaanjee]〈 werkwoord〉1 terugwinnen ⇒ herwinnen, terugkrijgen♦voorbeelden:regagner du terrain • weer veld winnenv1) terugwinnen, herwinnen -
6 débours
débours [deeboer]〈m.〉♦voorbeelden: -
7 rattraper
-
8 rattraper l'argent perdu
rattraper l'argent perduDictionnaire français-néerlandais > rattraper l'argent perdu
-
9 ravoir
ravoir [raavwaar] -
10 recouvrement
-
11 rentrer dans ses débours
rentrer dans ses déboursDictionnaire français-néerlandais > rentrer dans ses débours
Перевод: с французского на все языки
со всех языков на французский- Со всех языков на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский