-
1 telwoord
-
2 telwoord
〈 taalkunde〉1 numeral♦voorbeelden:1 bepaalde telwoorden • 〈 hoofdtelwoorden〉 cardinals, cardinal numbers; 〈 rangtelwoorden〉 ordinals, ordinal numbersonbepaalde telwoorden • quantifiers; 〈 zelfstandig〉 quantitative pronoun; 〈 attributief〉 quantitative adjective -
3 telwoord
-
4 telwoord
hetZahlwort n -
5 telwoord
n. numeral -
6 telwoord
sayı s -
7 een bijvoeglijk gebruikt voornaamwoord/telwoord
een bijvoeglijk gebruikt voornaamwoord/telwoorda pronoun/number used attributivelyVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een bijvoeglijk gebruikt voornaamwoord/telwoord
-
8 welgeteld
всего-навсего, всего лишь* * *нареч.общ. precies, na precieze telling (in combinatie met een telwoord) -
9 precies, na precieze telling
-
10 числительное
ngram. telwoord -
11 allemaal
-
12 dan
dan1〈 bijwoord〉1 [op dat tijdstip] alors2 [daarna, daarbij] puis3 [bijwoord van voorwaarde] 〈 wordt niet vertaald〉♦voorbeelden:2 eerst werken, dan spelen • d'abord le travail, ensuite le jeuhij heeft twee huizen in de stad en dan nog één buiten • il a deux maisons à la ville et une autre à la campagneen dan? • et alors?3 als de trein niet rijdt, dan kan ik niet komen • s'il n'y a pas de trains, je ne peux pas venir〈 in een gebiedende zin〉 ga dan toch aan je werk! • mets-toi donc au travail!hebben dan alle getuigen gelogen? • tous les témoins auraient donc menti?ook goed, dan niet • eh bien, comme tu veuxdie schrijver had dan toch (maar) veel succes • n'empêche que cet auteur a eu beaucoup de succèsen wat dan nog? • et alors?————————dan2〈 voegwoord〉3 [na een ontkennende zin] que5 [of] ou (bien)♦voorbeelden:dat boek kost meer dan honderd frank • ce livre coûte plus de cent francshet is prettiger iets ineens af te werken, dan dat men er nog eens voor terug moet komen • il est plus agréable de finir quelque chose que de devoir y revenir une autre foisdat is anders dan je zegt • c'est différent de ce que tu disis het feest morgen dan wel overmorgen? • la fête est demain ou (bien) après-demain? -
13 minder
minder11 [geringer] moindre2 [inferieur] inférieur3 [geringer van betekenis] de moindre importance4 [slechter] moins bien♦voorbeelden:het wordt minder met de omzet • le chiffre d'affaires diminueII 〈 bijwoord〉1 [algemeen] moins♦voorbeelden:het is minder warm • il fait moins chaudkan het wat minder? • ne pourriez-vous pas faire plus doucement?; 〈m.b.t. muziek, radio〉 vous pourriez peut-être baisser le son?het met minder moeten doen • devoir se contenter de moinshet niet met minder doen • ne pas (vouloir) se contenter de moins————————minder2〈 telwoord〉1 [niet zoveel] moins (de)♦voorbeelden:het is iets minder, mag dat? • il y en a un peu moins, ça va?niets minder dan dat • et rien de moinsminder dan drie kilo • moins de trois kilos -
14 acht
acht1〈de〉1 [cijfer] eight2 [speelkaart] eight3 [roeiploeg] eight♦voorbeelden:4 geeft acht! • attention, 'shun!zich in acht nemen • take care (of oneself)in acht nemen • observe, comply with 〈 regels〉; 〈 denken aan〉 consider, bear in mind; 〈 letten op〉 heed————————acht2〈 telwoord〉♦voorbeelden:1 nog acht dagen • another eight days, eight more daysiets in achten breken • break something into eight pieceszij kwamen met hun achten • eight of them came -
15 allemaal
allemaal1♦voorbeelden:————————allemaal2〈 telwoord〉♦voorbeelden:allemaal onzin • all nonsenseik hou van jullie allemaal • I love you allzoals jullie allemaal • like all of youallemaal samen/tegelijk • all togetherwat is er allemaal aan de hand? • what's going on?dat is allemaal goed en wel • that's all very welltot ziens allemaal • goodbye everybody -
16 bijvoeglijk
〈 taalkunde〉1 [nader bepalend] adjectival♦voorbeelden:bijvoeglijk naamwoord • adjectiveII 〈 bijwoord〉1 [als bijvoeglijke bepaling] attributively♦voorbeelden:1 een bijvoeglijk gebruikt voornaamwoord/telwoord • a pronoun/number used attributively -
17 bis
-
18 drie
drie1〈de〉1 three♦voorbeelden:————————drie2〈 telwoord〉♦voorbeelden:drie uur • three o'clockeen auto in z'n drie zetten • put a car into third gearmet drie tegelijk • in threes, three at a timezij kwamen met hun drieën • three of them camezij waren met hun drieën • there were three of themhet is tegen drieën • it's almost three o'clockdrie is teveel • three is a crowdmet 3-0 verliezen • lose by three goals to nildrie drie, 3-3 • three-all -
19 duizend
1 [telwoord] (a/one) thousand♦voorbeelden:1 periode van duizend jaar • millennium, millenaryhet jaar duizend • the year thousandduizend pond/dollar • a thousand pounds/dollarsdat werk heeft (vele) duizenden gekost • that work cost thousandsduizend tegen één • a thousand to onehij kent duizend en één moppen • he knows a thousand and one jokesaan duizend gevaren blootstaan • be exposed to a thousands dangersduizenden en nog eens duizenden mensen • thousands and/upon thousands of peopledat loopt in de duizenden • that runs into thousandshij is er één uit duizend(en) • he is one in a thousands -
20 elf
- 1
- 2