-
1 tegenslag
maloraDicionário Português-Holandês e Holandês-Português > tegenslag
-
2 adversity
-
3 rough
adj. hard; ruw, grof; onbewerkt--------adv. ruw, grof, bars, streng, hardhandig, moeilijk; ruig; oneffen; ongeslepen--------n. gewelddadige kerel; iets in het klad geschreven; tegenslag--------v. ruw maken, ruw worden; zich gewelddadig gedragen; preliminair voorbereiden, in kort omschrijvenrough1[ ruf]3 ruwe staat ⇒ onbewerkte/onvoltooide staat♦voorbeelden:————————rough2〈bijvoeglijk naamwoord; roughness〉1 ruw ⇒ ruig, oneffen4 ruw ⇒ scherp, naar; wrang van smaak5 ruw ⇒ schetsmatig, niet uitgewerkt♦voorbeelden:3 rough behaviour • wild/baldadig gedrag4 rough luck • pech, tegenslaga rough time • een zware tijdrough wine • wrange wijnit is rough on him • het is heel naar voor hemrough justice • min of meer rechtvaardige behandelingrough quarter of the town • gevaarlijke buurt→ roughly roughly/————————rough3〈 werkwoord〉♦voorbeelden:¶ rough it • zich behelpen, op een primitieve manier leven————————rough4〈 bijwoord〉2 wild ⇒ ruw, woest♦voorbeelden:live rough • zwerven, in de open lucht leven -
4 mischance
-
5 reverse
adj. tegenslag, nederlaag; keerzijde, achterkant--------n. omslag; slag; val--------v. omkeren, omslaan; achteruit rijden; veranderen (van richting)reverse1[ rivvə:s]♦voorbeelden:III 〈niet-telbaar zelfstandig naamwoord; vaak the〉1 tegendeel ⇒ omgekeerde, tegengestelde♦voorbeelden:¶ in reverse • omgekeerd, in omgekeerde volgorde/richting————————reverse21 tegen(over)gesteld ⇒ omgekeerd, achteraan♦voorbeelden:in reverse order • in omgekeerde volgorde————————reverse3II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:〈 voornamelijk Amerikaans-Engels〉 reverse oneself (about/over) • van mening veranderen (over/wat betreft) -
6 contrariété
contrariété [kõtraarjeetee]〈v.〉1 ontstemming ⇒ ergernis, misnoegen, teleurstelling♦voorbeelden:1. fergernis, teleurstelling2. contrariétésf pl -
7 contretemps
contretemps [kõtrətã]〈m.〉1 tegenslag ⇒ tegenvaller, onverwachte moeilijkheid♦voorbeelden:mtegenslag, tegenvaller -
8 échec
échec [eesĵek]〈m.; ook bijvoeglijk naamwoord〉2 schaak3 moeilijke, hachelijke positie♦voorbeelden:échec (au roi)! • schaak!faire échec • schaak zettenêtre en échec • schaak staanl'échec à un examen • het zakken voor een examenm2) schaak4) mislukking, tegenslag5) (het) zakken [examen] -
9 mésaventure
mésaventure [meezaavãtuur]〈v.〉1 naar voorval ⇒ tegenslag, ongeval♦voorbeelden:ftegenslag, ongeval -
10 revers
revers [rəver]〈m.〉1 achterkant ⇒ achterzijde, keerzijde♦voorbeelden:¶ prendre à, de revers • in de rug, in de flank aanvallenm1) achterkant, keerzijde2) omslag3) tegenslag4) backhand -
11 vom Pech verfolgt werden
vom Pech verfolgt werden————————vom Pech verfolgt werdenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > vom Pech verfolgt werden
-
12 несчастье
n1) gener. trammelant, noodlot, ongeluk, ramp, beroerdheid, catastrofe, jammer, kwaal, narigheid, ongeval, onheil, pech, rampspoed, ramspoed, tegenslag, tegenspoed, wee2) liter. tegenwind -
13 неудача
-
14 a dose of bad luck
enige/f wat tegenslag -
15 balk
n. balk; belemmering; hindernis--------v. twijfelen; blijven staan; niet verder willen gaan; verijdeld worden[ bo:k, bo:lk] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————1 weigeren ⇒ stokken, blijven steken/hangen♦voorbeelden:the horse balked at the fence • het paard weigerde de hindernisII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:be balked in one's ambitions • geremd worden in zijn ambities -
16 bounce back after a setback
bounce back after a setback -
17 bounce
n. sprong--------v. springen; huppelen; stijgenbounce1[ bauns] 〈 zelfstandig naamwoord〉4 opschepperij ⇒ praatjes, grootspraak♦voorbeelden:3 she is full of bounce • ze is erg levendig/druk¶ Phil got the bounce yesterday • Phil is er gisteren uitgeschopt/is gisteren ontslagenbounce! • boem!, beng!————————bounce2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 laten stuit(er)en ⇒ kaatsen, stuit(er)en♦voorbeelden: -
18 buffet
n. buffet; slag, klap--------v. slaan, beuken, worstelen metbuffet1[ boefee] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————buffet2[ buffit] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————buffet3〈 werkwoord〉1 meppen ⇒ slaan, ranselen; beuken2 teisteren ⇒ kwellen, treffen♦voorbeelden: -
19 buffeted by misfortunes
-
20 contrariety
n. tegenstrijdigheid[ kontrərajjətie] 〈meervoud: contrarieties〉
См. также в других словарях:
Графланд, Роналд — Роналд Графланд Общая информация … Википедия