-
1 Angle
n. Germaanse stam die zich opnieuw in Engeland vestigde en de Angelsaksers samen met de Jutten en de Saksers verenigde[ ænggl] 〈 geschiedenis〉 -
2 Anglomania
n. sterke neiging naar alles wat te maken heeft met Engeland[ ænggləmeeniə] -
3 Anglophile
-
4 angle
n. Germaanse stam die zich opnieuw in Engeland vestigde en de Angelsaksers samen met de Jutten en de Saksers verenigdeangle1[ ænggl] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:angle of reflection • terugkaatsingshoekangle of refraction • brekingshoekat an angle (with) • schuin (op)————————angle2II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
5 angler
-
6 bangle
-
7 bespangle
v. met lovertjes versieren[ bispænggl] -
8 dangle
v. bengelen, slingeren; schommelen; verleiden; trekken; hangen[ dænggl]1 bengelen ⇒ bungelen, slingeren♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 laten bengelen/bungelen/slingeren♦voorbeelden:1 〈 figuurlijk〉 dangle something before/in front of someone • iemand met iets trachten te paaien/verleiden -
9 disentangle
v. ontwarren, ontrafelen[ dissintænggl] 〈zelfstandig naamwoord: disentanglement〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 bevrijden ⇒ uit de knoop halen, losmaken♦voorbeelden:2 I could not disentangle the truth from all her falsehoods • ik kon de waarheid niet ontdekken tussen al haar leugens -
10 entangle
-
11 mangel-wurzel
-
12 mangle
n. mangel, strijkapparaat--------v. verscheuren; havenen; verminken; verknoeien; glad maken, strijkenmangle1[ mænggl] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 mangel————————mangle2〈 werkwoord〉1 mangelen ⇒ door de mangel/wringer draaien♦voorbeelden:mangle words • woorden verhaspelen -
13 pentangle
-
14 quadrangle
n. vierkant; vierhoek; binnenplaats[ kwodrænggl] -
15 rectangle
-
16 spangle
n. lovertje (ter versiering)--------v. met lovertjes versierenspangle1[ spænggl] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————spangle2〈 werkwoord〉1 met pailletten/lovertjes versieren 〈 ook figuurlijk〉♦voorbeelden: -
17 strangle
-
18 strangler
-
19 tangle
n. knoop, klit; verwarring; conflict, onenigheid--------v. in de war maken, in de knoop raken, komplikaties veroorzaken, de zaken complicerentangle1[ tænggl] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 conflict ⇒ onenigheid, moeilijkheden♦voorbeelden:1 in a tangle • in de war/knoop————————tangle2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
20 triangle
Страницы
- 1
- 2