Перевод: с французского на все языки

со всех языков на французский

Со всех языков на:
Французский
С французского на:
Нидерландский

sukkel

Толкование Перевод

1 gourde

gourde [goerd]

〈v.〉

1 veldfles

2 kal(e)bas

3 〈 informeel〉 sukkel ⇒ stommerik, sul

f

1) veldfles

2) kalebas [plant]

3) sukkel

Dictionnaire français-néerlandais > gourde
2 bille

bille [biej]

〈v.〉

1 biljartbal

2 knikker ⇒ 〈 meervoud〉 knikkerspel

3 balletje ⇒ kogeltje

4 〈 informeel〉 kop ⇒ snoet

5 sul ⇒ sukkel

6 houtblok

♦voorbeelden:

2    jouer aux billes • knikkeren

〈 figuurlijk〉 placer ses billes • een goede uitgangspositie innemen

〈 figuurlijk〉 reprendre ses billes • zich terugtrekken uit (een gezamenlijke actie)

  → crayon, roulement

4    bille de billard • kale knikker

avoir une bille de clown • er komisch uitzien

¶    〈 informeel〉 bille en tête • recht voor zijn raap

f

1) biljartbal

2) knikker

3) kogeltje

4) kop, snoet

5) houtblok

Dictionnaire français-néerlandais > bille
3 cloche

cloche [klosĵ]

〈v.〉

1 klok ⇒ bel

2 stolp

3 klokje ⇒ klokbloem

4 klokhoed

5 〈 informeel〉 sufferd ⇒ sukkel

6 (de) zwervers, clochards ⇒ (een) zwerver, clochard

♦voorbeelden:

1    déménager à la cloche de bois • met de noorderzon vertrekken

〈 spreekwoord〉 qui n'entend qu'une cloche n'entend qu'un son • één getuige is geen getuige

sonner les cloches à qn. • iemand flink op zijn donder geven

2    cloche à fromage • kaasstolp

cloche à plongeur • duikerklok

4    manteau cloche • wijdvallende mantel

6    être de la cloche • een zwerver zijn

  → son

¶    〈 informeel〉 se taper la cloche • lekker schransen, zich vol laten lopen

f

1) klok, bel

2) stolp

3) klokbloem

4) kop

5) zwervers

Dictionnaire français-néerlandais > cloche
4 croûte

croûte [kroet]

〈v.〉

1 korst ⇒ harde laag, afzetting ⇒ 〈 figuurlijk〉 vernis

2 〈 informeel〉 sukkel ⇒ sul

3 (laag brood)deeg 〈 als basis voor bepaalde gerechten〉

♦voorbeelden:

1 des croûtes de pain • resten oud brood

croûte calcaire • ketelsteen

croûte terrestre • aardkorst

〈 figuurlijk, informeel〉 casser la, une croûte • een hapje eten

gagner sa croûte • zijn boterham verdienen

2 vieille croûte • ouwe sok

f

1) korst

2) broodgerecht

3) laagje

Dictionnaire français-néerlandais > croûte
5 manche

manche [mãsĵ]

I    〈m.〉

1 heft ⇒ steel, handvat(sel)

2 hals 〈 van viool, gitaar〉

3 staart 〈 van ploeg〉

4 been 〈 van kotelet, bout〉

5 〈 informeel〉 kluns ⇒ klungel, sufferd

♦voorbeelden:

1    manche à, de balai • bezemsteel

〈 figuurlijk〉 c'est un vrai manche à balai • hij is zo mager als een bezemsteel

〈 figuurlijk, informeel〉 branler au, dans le manche • wankel zijn 〈 ook figuurlijk〉; 〈 ook〉 los aan de steel zitten

〈 figuurlijk, informeel〉 s'endormir sur le manche • zijn tijd verlummelen

〈 figuurlijk〉 jeter le manche après la cognée • het bijltje erbij neergooien

5    quel manche! • wat een kluns!

se débrouiller comme un manche, s'y prendre comme un manche • het dom aanleggen, het stom aanpakken

¶    manche à balai • stuurknuppel 〈 van vliegtuig〉; joystick 〈 computer〉

〈 informeel〉 être du côté du manche • de kant van de sterkste gekozen hebben

〈 informeel〉 tomber sur un manche • op een onverwachte moeilijkheid stuiten

II 〈v.〉

1 mouw

2 〈 sport en spel〉 manche ⇒ partij, set 〈 tennis〉

3 〈 techniek〉 slang ⇒ buigzame buis, koker

4 〈 scheepvaart, luchtvaart〉 zak

5 〈 argot〉 (het) dalven ⇒ (het) schooien

♦voorbeelden:

1    manche ballon, gigot • pofmouw

manche kimono • kimonomouw

manche raglan • raglanmouw, aangezette mouw

manche pagode • wijd openvallende mouw

〈 figuurlijk〉 avoir qn. dans sa manche • iemand in zijn zak hebben

〈 figuurlijk〉 être dans la manche de qn. • een wit voetje bij iemand hebben

〈 figuurlijk〉 retrousser ses manches • z'n mouwen opstropen

retroussons nos manches! • aan het werk!, vooruit!

〈 ook figuurlijk〉 tirer qn. par la manche • iemand aan zijn jasje trekken

en manches de chemise • in (zijn) hemdsmouwen

sans manches • mouwloos

3    manche à incendie • brandslang

4    manche à air • windzak

¶    faire la manche • geld ophalen, bedelen

la Manche • het Kanaal

  → paire

1. m
1) steel, handvat

2) hals [viool, gitaar]

3) staart [ploeg]

4) been [kotelet]

5) sukkel, sufferd
2. f
1) mouw

2) manche, partij [tennis]

3) slang [techniek]

4) zak [schip, vliegtuig]

5) acrobatenwereld

Dictionnaire français-néerlandais > manche
6 moule

moule [moel]

I    〈m.〉

1 vorm ⇒ giet-, bakvorm, mal, matrijs

2 〈 figuurlijk〉 model ⇒ type

♦voorbeelden:

1    moule à manqué • springvorm

〈 figuurlijk〉 être fait au moule • goed gebouwd zijn

prendre un moule sur qc. • van iets een mal maken

2    avoir été fait au même moule • als twee druppels water op elkaar lijken

mettre dans un moule étroit • in een keurslijf persen

¶    〈 België〉 être à moule • stuk zijn

II 〈v.〉

1 mossel

2 〈 informeel〉 lulletje ⇒ sukkel, sul

1. m
1) (giet-, bak)vorm

2) model, type
2. f
mossel

Dictionnaire français-néerlandais > moule
7 type

type [tiep]

〈m.〉

1 model ⇒ type, (school)voorbeeld, typische vertegenwoordiger

2 type ⇒ soort, vorm

3 grondvorm ⇒ oerbeeld, type

4 afbeelding ⇒ beeldenaar, beeltenis 〈 op munten〉

5 〈 boekwezen〉 letter(type) ⇒ drukletter, type

6 〈 informeel〉 kerel ⇒ vent, individu

7 〈 informeel〉 type ⇒ zonderling

♦voorbeelden:

1    contrat type • modelcontract, standaardcontract

erreur type • klassieke fout, vergissing

c'est l'intellectuel type • hij is een typische intellectueel

2    type d'architecture • bouwstijl

6    un pauvre type • een sukkel, een arme drommel

un sale type • een smeerlap

m

1) type, model

2) soort, vorm

3) grondvorm

4) afbeelding

5) lettertype

6) kerel, vent

Dictionnaire français-néerlandais > type
8 andouille

andouille [ãdoej]

〈v.〉

1 〈 soort worst〉

2 〈 informeel〉 eikel ⇒ sukkel, oelewapper

Dictionnaire français-néerlandais > andouille
9 couillon

couillon [koejõ]

〈m.; ook bijvoeglijk naamwoord〉〈 informeel〉

1 klootzak ⇒ sukkel, zak, (boeren)lul

♦voorbeelden:

1 il est un peu couillon • hij is nogal een stomme klootzak

on a fait les couillons • we hebben stom gedaan

Dictionnaire français-néerlandais > couillon
10 croûton

croûton [kroetõ]

〈m.〉

1 kapje 〈 van brood〉

2 〈 culinaria〉 soldaatje 〈 gebakken reepje brood〉

3 sukkel ⇒ sufferd, sok

Dictionnaire français-néerlandais > croûton
11 femmelette

femmelette [faamlet]

〈v.〉

1 teer poppetje ⇒ zwakke vrouw

2 〈 van mannen〉 slappeling ⇒ zwakkeling, sukkel

Dictionnaire français-néerlandais > femmelette
12 tourte

tourte¹ [toert]

〈v.〉

1 pastei

————————

tourte² [toert]

〈bijvoeglijk naamwoord; ook v.〉〈 informeel〉

1 sukkelig ⇒ lummelig, uilig

♦voorbeelden:

1 une tourte • sukkel

Dictionnaire français-néerlandais > tourte
13 un pauvre type

un pauvre type

een sukkel, een arme drommel

Dictionnaire français-néerlandais > un pauvre type
14 une tourte

une tourte

sukkel

Dictionnaire français-néerlandais > une tourte
15 zozo

zozo [zoozoo]

〈m.〉〈 informeel〉

1 sukkel ⇒ domkop, naïeveling

Dictionnaire français-néerlandais > zozo

См. также в других словарях:

Dutch profanity — can be divided into several categories. Often, the words used in profanity are based around various names for diseases. In many cases, these words have evolved into slang, and many euphemisms for diseases are in common use.[1] Additionally, a… … Wikipedia
J-STARS — For the military aircraft, see E 8 Joint STARS J Stars is a Dutch ska music band, formed in 2004 by Johan Steevens. Their music is described as up tempo ska.J Stars play shows all over the Netherlands and occasionally in Belgium and Germany.… … Wikipedia
Mdakadaka — Studio album by Qonja Released December 2008 Genre OWELA Label Lowkey Records … Wikipedia

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с французского на все языки

sukkel

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с французского на все языки

sukkel

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка: