-
1 strak
1 [zonder bochten, plooien] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 raide ⇒ 〈m.b.t. kleding〉 ajusté 〈 bijwoord〉 avec raideur♦voorbeelden:een touw strak houden • tendre une corde〈 figuurlijk〉 iemand strak houden • serrer la vis à qn.de snaren strakker spannen • resserrer les cordesde broek zit daar te strak • le pantalon est trop étroit ici2 iemand strak aankijken • regarder qn. fixementstrak aan iets vasthouden • s'obstiner dans qc. -
2 strak
1. bn1) raide, ajusté2) fixe3) impassible4) ferme2. bw1) avec raideur2) fixement4) fermement -
3 strak
raide -
4 strak aan iets vasthouden
strak aan iets vasthoudens'obstiner dans qc. -
5 strak gespannen aandacht
strak gespannen aandacht -
6 de broek zit daar te strak
de broek zit daar te strak -
7 een strak gezicht zetten
een strak gezicht zetten -
8 een strak tijdschema
een strak tijdschema -
9 een touw strak houden
een touw strak houden -
10 iemand strak aan het lijntje houden
iemand strak aan het lijntje houdenmener qn. en laisseDeens-Russisch woordenboek > iemand strak aan het lijntje houden
-
11 iemand strak aankijken
iemand strak aankijkenregarder qn. fixement -
12 iemand strak houden
iemand strak houdenserrer la vis à qn. -
13 iemand strak in het gezicht kijken
iemand strak in het gezicht kijkenregarder qn. en faceDeens-Russisch woordenboek > iemand strak in het gezicht kijken
-
14 iets stijf en strak, star staande houden
iets stijf en strak, star staande houdensoutenir qc. mordicusDeens-Russisch woordenboek > iets stijf en strak, star staande houden
-
15 ze droeg een strak truitje
ze droeg een strak truitje -
16 aaneensluiten
I 〈wederkerend werkwoord; zich aaneensluiten〉1 [verbond sluiten] s'unir1 [strak tegen elkaar aan komen] être bien joints1 [strak tegen elkaar aanleggen] ajuster -
17 stijf
♦voorbeelden:1 wat een stijve hark! • 〈 letterlijk〉 il, elle est raide comme un échalas; 〈 figuurlijk〉 quel(le) empoté(e)!een stijf knikje • un salut compasséstijve manieren • manières guindéeseen stijve rug • des courbatures dans le dosstijf lopen • marcher sans souplesse〈 figuurlijk〉 iemand stijf schelden, vloeken • engueuler qn. un bon coupstijf van de kou • engourdi par le froidstijf van angst • paralysé par la peurstijf laten worden • laisser prendreze hield het pak stijf vast • elle serra le paquet entre ses mains -
18 gezicht
♦voorbeelden:zijn gezicht komt me bekend voor • son visage me dit qc.zover het gezicht reikt • à perte de vuehet gezicht verliezen • perdre la vueop het eerste gezicht • à première vueop het eerste gezicht iets spelen • jouer qc. à vueiemand uit het gezicht verliezen • perdre qn. de vuedat is geen gezicht! • ça ne ressemble à rien!ik zie hier allemaal bekende gezichten • je suis ici en pays de connaissanceeen lelijk gezicht • un visage ingrathij heeft een sympathiek gezicht • il a une bonne têteergens zijn gezicht laten zien • faire acte de présenceiemand strak in het gezicht kijken • regarder qn. en facede zon schijnt mij in het gezicht • j'ai le soleil dans la figureiets (recht) in iemands gezicht zeggen • dire qc. en face à qn.iemand in zijn gezicht uitlachen • rire au nez de qn.iemand in het gezicht spuwen • cracher à la figure de qn.iemand op zijn gezicht geven, slaan • casser la figure à qn.op zijn gezicht krijgen • se faire casser la figureiemand van gezicht kennen • connaître qn. de vueiets van iemands gezicht aflezen • lire qc. sur le visage de qn.een gek gezicht trekken • faire une drôle de têtehij zet een lang, zuur gezicht • il fait une tête de six pieds de longmet een nors gezicht • l'air bourruhij trok een somber gezicht • son regard s'assombriteen stalen gezicht • un visage impassibleeen vies gezicht trekken • faire le dégoûtéeen vreemd gezicht opzetten • faire une drôle de têteje had zijn gezicht moeten zien! • si tu avais vu la tête qu'il faisait!gezichten trekken • faire des grimacesiemand met twee gezichten • une personne à deux visageseen gezicht als een oorwurm • une tête d'enterrement→ link=liefde liefdezijn gezicht verliezen • perdre la face -
19 lijntje
〈 figuurlijk〉♦voorbeelden:¶ iemand aan het lijntje houden • tenir qn. en haleineiemand strak aan het lijntje houden • mener qn. en laisse -
20 los
2 [niet bevestigd, gebonden] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 détaché; 〈 verwijderbaar〉 amovible; 〈 niet gebonden〉 défait♦voorbeelden:een losse tand • une dent qui branleer is een schroef los • une des vis s'est desserréehaar hoest werd losser • sa toux devenait plus grasseeen losse voering • une doublure amoviblealles wat los en vast zit • tout le saint-frusquinde hond is los • le chien n'est pas attachéde leeuw is los • le lion s'est échappélos! • lâche(z)!→ link=zand zandlosse melk • lait en vraclos werk • du travail occasionnellos werkman • ouvrier à la journéethee wordt bijna niet meer los verkocht • le thé ne se vend pratiquement plus au poidsdat is niet los te denken van • c'est indissociable delos van • abstraction faite de¶ ze leven er maar op los • 〈 zonder nadenken〉 ils vivent au jour le jour; 〈 bandeloos〉 ils mènent une vie de bâton de chaiseer gemakkelijk op los slaan • avoir la main leste
- 1
- 2
См. также в других словарях:
strąk — {{/stl 13}}{{stl 8}}rz. mnż IIa, D. a {{/stl 8}}{{stl 7}} podłużny owoc zawierający kilka nasion, powstający z jednego owocolistka, pękający wzdłuż szwów na dwie części : {{/stl 7}}{{stl 10}}Strąk z nasionami. Strąk bobu. Wyłuskiwać fasolę ze… … Langenscheidt Polski wyjaśnień
strak — obs. f. stroke; obs. pa. tense of strike v … Useful english dictionary
Strak — Der Strak ist eine an die darstellende Geometrie angelehnte zeichnerische Darstellungsart, die im Schiffbau und Automobilbau angewandt wird. Der Name leite sich aus dem englischen Wort strake ab, das einen durchgehend verlaufenden Plattengang… … Deutsch Wikipedia
Strąk — Paweł Strąk Spielerinformationen Geburtstag 24. März 1983 Geburtsort Ostrowiec Świętokrzyski, Polen Größe 189 cm Position Defensiv Allrounder Vereine in der Jugend … Deutsch Wikipedia
strak — stràk interj. NdŽ, JD267, Alv žr. 1 strakt 2: O kaip tu bėgai, oželi mano? – Strik strik strik, strak strak strak, poneli mano! LMD(Šmk) … Dictionary of the Lithuanian Language
stråk — I s ( et, stråk) band, äv. färdled II s ( et, stråk) stråkdrag … Clue 9 Svensk Ordbok
Strak — Strạk 〈n. 11; Mar.〉 Verlauf der gekrümmten Schiffslinien * * * Strak, das, s/ e, Straak, Schiffbau: der Verlauf der Kurven des Linienrisses, wie Deckssprung, Wasserlinien, Schnitte, Spanten und Senten, die … Universal-Lexikon
strak — lap·strak·er; … English syllables
Sträk — God (soll) Sträk (Ordnung) seyn Struk un krigt sin Fru bim Buk … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
strak strakum — strak strãkum interj. šokinėjimui nusakyti: O kaip tu bėgai, oželi mano? – Strik strikum, strak strakum, panyte mano LLDI213(Zp) … Dictionary of the Lithuanian Language
strąk — m III, D. a, N. strąkkiem; lm M. i «suchy, pękający owoc wielonasienny, rozwijający się z jednego owocolistka; występuje między innymi u roślin motylkowatych» Zielone, suche strąki. Strąki grochu, fasoli. Wyłuskiwać groch ze strąków … Słownik języka polskiego