-
1 gumdrop
-
2 sweet
adj. aardig; zoet; aangenaam; prettig--------adv. zoetelijk--------n. snoepje; toetjesweet1[ swie:t]1 lieveling ⇒ liefje, schatje♦voorbeelden:————————sweet2〈bijvoeglijk naamwoord; sweetness〉1 〈 benaming voor〉 zoet ⇒ lekker, heerlijk, geurig; melodieus, zacht; goed; lief, schattig, charmant, lief(elijk), aangenaam; vleiend♦voorbeelden:sweet nature • zachte natuur, beminnelijk karaktersweet pickles • zoetzuursweet scent • lekkere geurkeep someone sweet • iemand zoet/te vriend houdenat one's own sweet will • naar believen, naar eigen goeddunkenof its own sweet will • zomaar vanzelfhow sweet of you • wat aardig van jesweet dreams! • slaap lekker!〈 slang〉 sweet Fanny Adams • geen donder, geen ene moersweet pepper • paprikahave a sweet tooth • een zoetekauw zijnsweet violet • maarts viooltje -
3 hard candy
hard snoepje (snoepje dat gezogen wordt) -
4 barley sugar
-
5 bull's-eye
bull's-eye -
6 candy
n. snoep, zoetigheid--------v. in suiker leggen; konfijtencandy1[ kændie] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: candies〉————————candy2〈werkwoord; candied〉 -
7 chew
n. kauwen--------v. kauwenchew1[ tsjoe:] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 iets dat gekauwd wordt ⇒ (tabaks)pruim, snoepje♦voorbeelden:————————chew2〈 werkwoord〉1 kauwen ⇒ knauwen, pruimen♦voorbeelden:chew over something • iets besprekenchew over/(up)on something • nadenken over iets〈Amerikaans-Engels; informeel〉 don't get chewed up about it • zit daar nu niet over in, maak je daar nu niet druk over -
8 drop
n. druppel; snoepje; val--------v. vallen; laten vallen; naar beneden halen; naar beneden komen; springen (met parachuut); laten verdwijnendrop1[ drop]2 zuurtje4 dropping ⇒ het afwerpen per parachute/uit vliegtuig♦voorbeelden:drop by drop, by/in drops • druppel voor druppelat the drop of a hat • meteen, bij de minste aanleidingII 〈 meervoud〉♦voorbeelden:————————drop2〈 dropped〉3 ophouden ⇒ verlopen, uitvallen4 dalen ⇒ afnemen, zakken♦voorbeelden:〈 slang〉 drop dead! • val dood!drop away • geleidelijk afnemen, teruglopen¶ drop back/behind • achterblijven, achtergelaten wordendrop behind • achter raken bijII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 laten vallen ⇒ laten zakken, neerlaten3 laten varen ⇒ laten schieten, opgeven4 laten dalen ⇒ verminderen, verlagen7 afleveren ⇒ afgeven, afzetten♦voorbeelden:she dropped her eyes • zij sloeg haar ogen neer〈 informeel〉 drop it! • schei uit!, hou ermee op!drop me a line • schrijf me even een paar regeltjes→ drop off drop off/ -
9 goody
n. zoetigheid, snoepjegoody12 〈voornamelijk meervoud; slang; ironisch〉 verworvenheid van de moderne maatschappij ⇒ luxe(artikel)————————1 jippie! ⇒ leuk! -
10 jelly baby
jelly baby -
11 jelly bean
jelly bean -
12 nougat
-
13 praline
-
14 sweetie
n. lieveling; zoetigheidje -
15 sweetmeat
-
16 taffy
n. toffee-snoepje[ tæfie] 〈meervoud: taffies〉 -
17 bonbon
n. een soort snoepje -
18 brandyball
n. Engels snoepje met cognacsmaak -
19 comfit
n. snoepje -
20 dragee
n. (uit frans) noot of vrucht dat met suiker bekleed; zilverkleurig snoepje gebruikt bij decoratie van cake; versuikerd tablet
- 1
- 2