-
1 to trickle
druppelen -
2 trickle
n. druppelen; stroompje, straaltje--------v. druppelentrickle1[ trikl] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————trickle22 druppelsgewijs komen/gaan ⇒ binnendruppelen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
3 dribble
n. stroompje; druppeltje; dribble (sport)--------v. druppelen; kwijlen; dribbelen (sport)dribble1[ dribl] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————dribble22 kwijlen♦voorbeelden:the answers dribbled in • de antwoorden kwamen binnendruppelenII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
4 drip
(in economie) beleggingsprogramma (automatisch) van dividenden in andere aandelen onderverdeeldDRIP (Dividend ReInvestment Plan)drip1[ drip] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 gedruppel ⇒ druppel, het druppelen————————drip2〈 dripped〉♦voorbeelden:1 dripping wet • drijfnat, doornatII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
5 dripping
adj. het druppelen, gedruppel--------n. het druppelen; braadvet (van vlees)[ dripping]1 het druppelen ⇒ het druipen, gedruppel2 braadvet -
6 drop
n. druppel; snoepje; val--------v. vallen; laten vallen; naar beneden halen; naar beneden komen; springen (met parachuut); laten verdwijnendrop1[ drop]2 zuurtje4 dropping ⇒ het afwerpen per parachute/uit vliegtuig♦voorbeelden:drop by drop, by/in drops • druppel voor druppelat the drop of a hat • meteen, bij de minste aanleidingII 〈 meervoud〉♦voorbeelden:————————drop2〈 dropped〉3 ophouden ⇒ verlopen, uitvallen4 dalen ⇒ afnemen, zakken♦voorbeelden:〈 slang〉 drop dead! • val dood!drop away • geleidelijk afnemen, teruglopen¶ drop back/behind • achterblijven, achtergelaten wordendrop behind • achter raken bijII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 laten vallen ⇒ laten zakken, neerlaten3 laten varen ⇒ laten schieten, opgeven4 laten dalen ⇒ verminderen, verlagen7 afleveren ⇒ afgeven, afzetten♦voorbeelden:she dropped her eyes • zij sloeg haar ogen neer〈 informeel〉 drop it! • schei uit!, hou ermee op!drop me a line • schrijf me even een paar regeltjes→ drop off drop off/ -
7 spit
n. spuug, spog, speeksel; perfekte gelijkenis; spit (steek met de spade); landtong--------v. spuwen, spugen; blazen; spetteren; motregenen; eruit gooien--------v. spuwen; uitspugen; druppelen (regen); geluid van spugen laten horen (bij kwaadheid)spit1[ spit]2 landtong♦voorbeelden:3 buitje♦voorbeelden:————————spit2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:〈 informeel〉 spit it out! • voor de dag ermee!————————spit3〈werkwoord; spitted〉1 aan het spit steken/rijgen ⇒ spietsen -
8 distil
v. distilleren2 sijpelenII 〈 overgankelijk werkwoord〉3 afleiden4 via distillatie vervaardigen ⇒ branden, stoken♦voorbeelden:distil off/out • afdistilleren, uitdistilleren -
9 instill
-
10 ooze out
sijpelen, druppelen, lekken; uitlekken (v. geheim)ooze out -
11 ooze
n. modder, slik (op bodem van rivier); stroompje--------v. bubbelen; sijpelen; uitlekken (van informatie)ooze1[ oe:z] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 modder ⇒ slijk, drab————————ooze21 (binnen/door/in)sijpelen ⇒ doordringen, druipen, druppelen♦voorbeelden:1 ooze out of/from • sijpelen/lekken uitooze with • druipen/doortrokken zijn vanhis letter oozed with hatred • zijn brief zat vol hatelijke toespelingenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:they ooze self-importance • de verwaandheid druipt van hen af -
12 seepage
n. het sijpelen, het druppelen, lekkage[ sie:pidzj] -
13 dribbler
n. druppelen; dribbelen -
14 perfuse
v. druppelen; besproeien -
15 perfusion
n. druppelen; besproeien -
16 sipe
v. druppelen -
17 spitting
adj. precies gelijkend; spugend--------n. spuwen; uitspugen; druppelen (regen); geluid van spugen laten horen (bij kwaadheid) -
18 to drip
afdruipendruipendruppelenlekken
См. также в других словарях:
druppelen — dropu … Woordenlijst Sranan