-
1 to ripple
rimpelen -
2 corrugate
v. plooien; rimpelen[ korrəgeet] 〈zelfstandig naamwoord: corrugation〉1 plooien ⇒ rimpelen, golven♦voorbeelden:sheets of corrugated iron • golfplaten -
3 furrow
n. voor, groef, rimpel--------v. doorploegen, sporen maken in; groeven; rimpelenfurrow1[ furroo] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 voor ⇒ gleuf, groef, rimpel————————furrow2〈 werkwoord〉1 doorploegen ⇒ sporen maken in, groeven, rimpelen -
4 gather
n. bijeenkomst; vouw (in kleding)--------v. verzamelen; verzamelen; binnenhalen; krijgen; samentrekken; opmaken; oogstengather1[ gæðə] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————gather23 toenemen ⇒ (aan)groeien, stijgen5 plooien, rimpelen♦voorbeelden:gather round someone/something • zich rond iemand/iets scharenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 〈 benaming voor〉 verzamelen ⇒ samenbrengen, bijeenroepen; op(een)hopen, op(een)stapelen; vergaren, inzamelen; plukken, oogsten; oprapen4 opmaken ⇒ afleiden, concluderen5 opsommen♦voorbeelden:gather wood • hout sprokkelengather in • binnenhalen, oogsten; opstrijkengather together • verzamelen, bijeenroepengather up • oprapen, bij elkaar nemen, optrekken 〈 benen〉; opsteken 〈 haar〉; verzamelen 〈 gedachten〉gather oneself up/together • zich oprichten/vermannengather oneself for something • zich voor iets gereed maken4 he's gone to work, I gather • hij is naar z'n werk, begrijp ikgather from • afleiden/opmaken uitI gather that • ik krijg de indruk dat -
5 pucker
n. rimpel; plooi; vouw--------v. rimpelen; zich samentrekken (lippen of wenkbrauwen)pucker1[ pukkə] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 vouw ⇒ plooi, rimpel————————pucker2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 samentrekken ⇒ rimpelen, fronsen♦voorbeelden: -
6 ruffle
n. rimpeling; (geplooide) kraag of boord--------v. verstoren, doen rimpelenruffle1[ rufl] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————ruffle2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 verstoren ⇒ doen rimpelen, verwarren3 ergeren ⇒ kwaad maken, opwinden♦voorbeelden: -
7 wrinkle
n. rimpel, plooi; foefje--------v. rimpelen, rimpels (doen) krijgenwrinkle1[ ringkl] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 rimpel ⇒ plooi, kreuk————————wrinkle2〈 werkwoord〉1 rimpelen ⇒ rimpels (doen) krijgen, kreuke(le)n -
8 crimp
n. gekrulde haarlok; het plooien of een andere handeling die iets plooit; belemmering, persoon of iets die of dat hindert of anders iemand of iets in de weg staat; het vouwen of plooien door twee kanten op elkaar te klemmen (bv. weefsel of gebak)--------v. plooien; krullen; verfrommelen[ krimp] -
9 crinkle
n. kreukel--------v. kreukelen; verfrommelencrinkle1[ kringkl] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 kreuk ⇒ (valse/ongewenste) vouw————————crinkle2〈 werkwoord〉1 (doen) kreuke(le)n ⇒ (doen) rimpelen, verfrommelen, verkreuken♦voorbeelden:1 my dress is all crinkled • mijn jurk is helemaal gekreukt/verkreuktcrinkled paper • geplooid/gerimpeld papier 〈 bijvoorbeeld crêpepapier〉 -
10 crisp
adj. knapperig; snel--------n. knapperig, krokant--------v. knapperig/ croquant makencrisp1[ krisp] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:¶ burn to a crisp • helemaal verbranden/zwart laten worden————————crisp2〈bijvoeglijk naamwoord; crispness〉3 fris ⇒ helder, opwekkend, verfrissend4 helder ⇒ spits, ter zake, kernachtig5 kroezend ⇒ kroes-, krul-♦voorbeelden:the snow was crisp underfoot • de sneeuw knerpte onder je voeten————————crisp3〈 werkwoord〉1 bros/krokant maken/worden2 sterk (doen) krullen ⇒ (doen) rimpelen, (doen) omkrullen -
11 crumple
v. ver/wegschrompelen, ineenklappen; verfrommelen[ krumpl]1 〈vaak +up〉ver/wegschrompelen ⇒ ineenstorten/klappen♦voorbeelden: -
12 crush
n. gedrang; uitpersen--------v. samendrukken, platdrukken; samenpersen; likwiderencrush1[ krusj]♦voorbeelden:————————crush21 dringen ⇒ (zich) persen/drukken2 kreuk(el)en ⇒ rimpelen, pletten♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 (ver)malen ⇒ vergruiz(el)en, pletten♦voorbeelden:crush into submission • tot overgave dwingen2 crush up • verkruimelen, fijnmalen -
13 line
n. regel; streep; snoer; lijn; rij; generatie; beroep--------v. opstellen in rijen; markeren; bekleden; versterken; ribbelen; vullen (van een zak)line1[ lajn]1 lijn ⇒ snoer, koord3 rij (naast/achter elkaar) ⇒ 〈 leger〉 linie, stelling5 (beleids/gedrags)lijn♦voorbeelden:hold the line, please • blijft u even aan de lijn?2 line of fire • vuurlijn/linieline of sight/vision • gezichtslijnwe must draw the line somewhere • we moeten ergens een grens trekkenbring into line • tot de orde roepencome/fall into line • op één lijn gaan zitten, zich schikkenread between the lines • tussen de regels door lezenstand in line • in de rij gaan staan4 drop someone a line • iemand een briefje schrijven/sturenline of thought • ziens/denkwijze, denktrantkeep someone in line • iemand in de hand houdenshoot a line • een verhaal ophangen, opscheppensign on the dotted line • (een contract) ondertekenen; 〈 informeel〉 niet tegenstribbelen; in het huwelijksbootje stappentoe the line • in het gareel blijvenoff line • niet aan het werk, niet functionerendon line • aan het werk, functionerendbring a power station on line • een krachtcentrale operationeel makenout of line • uit de pas, over de schreef1 (hoeveelheid/stuk) lijn2 lint ⇒ lont, band♦voorbeelden:————————line2II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:¶ line one's nest/pocket(s)/purse • zijn zakken vullen, zijn beurs spekken→ line up line up/ -
14 purse
n. beurs; geld; kassa; fonds--------v. samentrekken (van de lippen)purse1[ pə:s] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:3 a holiday to Colombia is beyond/within my purse • ik kan me (g)een vakantie naar Colombia veroorloven————————purse2〈 werkwoord〉1 samentrekken ⇒ rimpelen, tuiten♦voorbeelden: -
15 ridge
n. bergkam, bergrug; uiteinde; vore; groeve--------v. ribbelen, rimpelenridge1[ ridzj] 〈 zelfstandig naamwoord〉4 ribbel5 golftop————————ridge2〈 werkwoord〉1 richels/ribbels/plooien vormen in -
16 ripple
n. rimpeling, golf(je)--------v. kabbelenripple1[ ripl] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 rimpeling ⇒ golfje(s), deining♦voorbeelden:————————ripple2♦voorbeelden:1 rimpelen ⇒ (doen) golven/deinen -
17 corrugated
adj. rimpelen; golven -
18 wrinkle one's forehead
iem. voorhoofd rimpelen -
19 to crease
kreukenplooienrillenrimpelen -
20 to wrinkle
plooienrimpelen
См. также в других словарях:
rimpelen — ployploy … Woordenlijst Sranan
Rumple — Rum ple, v. t. & i. [imp. & p. p. {Rumpled} p. pr. & vb. n. {Rumpling}.] [Cf. rimple, and D. rimpelen to wrinkle, rompelig rough, uneven, G. r[ u]mpfen to wrinkle, MHG. r[ u]mphen, OHG. rimpfan, Gr. ra mfos the crooked beak of birds of prey, ? to … The Collaborative International Dictionary of English
Rumpled — Rumple Rum ple, v. t. & i. [imp. & p. p. {Rumpled} p. pr. & vb. n. {Rumpling}.] [Cf. rimple, and D. rimpelen to wrinkle, rompelig rough, uneven, G. r[ u]mpfen to wrinkle, MHG. r[ u]mphen, OHG. rimpfan, Gr. ra mfos the crooked beak of birds of… … The Collaborative International Dictionary of English
Rumpling — Rumple Rum ple, v. t. & i. [imp. & p. p. {Rumpled} p. pr. & vb. n. {Rumpling}.] [Cf. rimple, and D. rimpelen to wrinkle, rompelig rough, uneven, G. r[ u]mpfen to wrinkle, MHG. r[ u]mphen, OHG. rimpfan, Gr. ra mfos the crooked beak of birds of… … The Collaborative International Dictionary of English
rümpfen — rümpfen: Mhd. rümpfen »kraus, runzlig machen, in Falten legen« steht im Ablaut zu dem im Nhd. untergegangenen starken Verb mhd. rimpfen, ahd. ‹h›rimpfan »zusammenziehen, krümmen, falten, runzeln«, vgl. dazu im germ. Sprachbereich mniederl. rimpen … Das Herkunftswörterbuch
Reigen — 1. Ein kurzer Reigen ist bald getanzt. – Petri, II, 211. Lat.: Aphya ad ignem. – Aphyarum honos. (Erasm., 843.) *2. Einem seinen Reien geygen vnd tantzen. – Aventin, CCLXXIIb. [Zusätze und Ergänzungen] 3. Wem der Reigen nicht behagt, der bekommt… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon