-
1 Russian
adj. Russisch, betr. Rusland--------n. Rus(sin), bewoner v. Rusland--------n. Russisch (taal)[ rusjn] -
2 Russian Bear
n. de Russische beer -
3 Russian Federation
n. Rusland (vroegere Sovjet Unie) -
4 Russian Romance
Russische Roman (een boek van Meir Shalev) -
5 Russian citizen
n. Rus(inwoner van Rusland) -
6 Russian cosmonaut
Russische kosmonaut -
7 Russian czar
n. de Russische tsaar (naam van Russische koningen voor de revolutie) -
8 Russian republic
n. de Russische republiek (opgericht in het jaar 1991 bij ineenstorting van USSR) -
9 Russian roulette
Russische roulette -
10 I don't speak Russian very well
-
11 have few occasions to speak Russian
English-Dutch dictionary > have few occasions to speak Russian
-
12 in Russian
-
13 the Government came out strong(ly) against the Russian invasion
the Government came out strong(ly) against the Russian invasionEnglish-Dutch dictionary > the Government came out strong(ly) against the Russian invasion
-
14 Federation of Russian States
het Russische Staten bond (Rusland) -
15 the Russian language
de Russische taal -
16 come out
uitkomen, naar buiten komen, uitlekken, aan het licht komen, verschijnen; verdwijnen, vervagencome out1 uitkomen ⇒ eruit komen, naar buiten komen3 〈 benaming voor〉 verschijnen ⇒ te voorschijn komen, gepubliceerd worden 〈 van boek〉, uitlopen, bloeien 〈 van planten, bomen〉, doorkomen 〈 van zon〉, uit de mond komen 〈 van woorden〉, uitbreken 〈 van ziekte〉4 ontdekt/bekend worden6 duidelijk worden/zijn ⇒ goed uitkomen, er goed op staan 〈 foto〉8 zich voor/tegen iets verklaren9 haar/zijn debuut maken 〈op het toneel; in de wereld, voornamelijk met betrekking tot meisje uit hogere stand〉♦voorbeelden:8 the Government came out strong(ly) against the Russian invasion • de regering protesteerde krachtig tegen de Russische invasie¶ come out badly/well • het er slecht/goed afbrengencome out of nowhere • uit het niets opkomencome out right/wrong • goed/slecht aflopencome out for someone/something • iemand/iets zijn steun toezeggen -
17 in
adj. binnen; binnengekomen (post); hoort erbij; modern--------adv. in; erin; binnen; in huis; onder druk staand; modern, "in" (in spreektaal); in periode van (van fruit etc.)--------n. betrokken bij de leidende partij; iemand met machtpositie; invloed--------prep. in; binnen; erinin1→ ins ins/————————in21 intern ⇒ inwonend, binnen-3 exclusief ⇒ afgestemd op een kleine groep/elite4 voor/met ingekomen post♦voorbeelden:3 in-crowd • kliekje, wereldje4 in box/tray • brievenbak met/voor ingekomen post————————in33 〈 het referentiepunt is een persoon of groep〉 geaccepteerd ⇒ erbij, opgenomen; 〈 van dingen ook〉 in (de mode)♦voorbeelden:come in! • (kom) binnen!fit something in • iets (er)in passenI flew in today • ik ben vandaag met het vliegtuig aangekomenmix the flour in • meng de bloem erbijthe police moved in • de politie kwam tussenbeidethe stairs were put in • de trap werd geïnstalleerdsnowed in • ingesneeuwdin between • er tussen(in)in between • tussenknow somebody in and out • iemand door en door kennen————————in4〈 voorzetsel〉1 〈plaats of ligging; ook figuurlijk〉in2 〈richting; ook figuurlijk〉in ⇒ naar, ter3 〈met abstract naamwoord dat handeling of toestand uitdrukt; voornamelijk idiomatisch te vertalen〉- ende ⇒ in, be-, ver-, ge-6 〈 medium〉in7 〈 verhouding, maat, graad〉in ⇒ op, uit9 in zover dat ⇒ in, met betrekking tot, doordat, omdat♦voorbeelden:wounded in the leg • aan het been gewondin my opinion • naar mijn meningplay in the street • op straat spelenbe in one's twenties • in de twintig zijnthere is something in his story • er zit iets in zijn verhaalin payment of • ter betaling van3 in bloom • in bloei, bloeiendehe was in charge (of) • hij was verantwoordelijk (voor)in honour of • ter ere vanbe in love • verliefd zijnbe in luck • geluk hebbenbe in pain • pijn lijdenin ruins • vervallenin search of • op zoek naarI have not been out in months • ik ben in geen maanden uit geweestin the morning • 's ochtendsearly in spring • vroeg in het voorjaarin all those years • gedurende al die jarenit melts in heating • het smelt als het verwarmd wordtthe latest thing in computers • het laatste snufje op het gebied van computerssomething in evening dress • iets in de richting van avondkledij2 feet in length • twee voet hooghe is in oil • hij zit in de olie-industrieequals in strength • gelijken wat kracht betreftrich in vitamins • rijk aan vitaminenbe in it • erbij betrokken zijn, meedoenhe is not in it • hij telt niet meethere's nothing in it • het heeft niets om het lijfpainted in red • roodgeverfdin Russian • in het Russisch7 in general • in/over het algemeennot in the least • niet in het minstin the main • in/over het algemeensell in ones • per stuk verkopenone in twenty • één op twintigyou have a fine brother in Henry • je hebt aan Henry een fijne broerbuy in instalments • op afbetaling kopen£100 in taxes • £100 aan belastingendifficult in that it demands concentration • moeilijk omdat het concentratie vergt→ be in be in/ -
18 occasion
n. gelegenheid; gebeuren, gebeurtenis; geval, voorval; reden--------v. veroorzaken, aanleiding geven totoccasion1[ əkeezjn]2 evenement ⇒ gelegenheid, feest♦voorbeelden:♦voorbeelden:on rare occasions • heel af en toehave few occasions to speak Russian • weinig gelegenheid hebben om Russisch te sprekenon the occasion of your birthday • ter gelegenheid van je verjaardagon this occasion • bij deze gelegenheid1 reden ⇒ grond, behoefte♦voorbeelden:————————occasion2〈 werkwoord〉 -
19 well
adj. goed; gezond; tevreden--------adv. goed; mooi; in orde; met goedkeuring; op herkenbare manier; eerlijk--------interj. wel; goed; in orde--------n. bron; oorsprong; put--------n. wel, goed--------v. (op)wellen, ontspringenwell1[ wel]1 put4 inktpot5 diepe ruimte ⇒ diepte, kuil♦voorbeelden:1 drive/sink a well • een put boren/slaan→ artesian artesian/♦voorbeelden:1 wish someone well • iemand succes/het beste toewensen¶ leave/let well alone, 〈 Amerikaans-Engels〉leave/let well enough alone • laat maar zo, het is wel goed zo————————well21 gezond ⇒ goed, beter, wel2 goed ⇒ in orde, naar wens♦voorbeelden:she's feeling well again • zij voelt zich weer goedwell enough • goed genoegall is not quite well with him • het gaat niet zo best met hem3 it would be well to contact them first • het zou raadzaam zijn om eerst contact met ze op te nemenit would be (just) as well to confess your little accident • je kan het beste je ongelukje maar opbiechten¶ if you accept that offer, (all) well and good • als je dat bod aanneemt, goedall very well (, but) • alles goed en wel (maar), dat kan wel zijn (maar) 〈 maar〉very well • (nou) goed danshe's well in with my boss • zij staat in een goed blaadje bij mijn baas————————well3〈 werkwoord〉♦voorbeelden:well up • opborrelen, opkomen 〈 van tranen, gevoelens〉a feeling of pity welled up in him • een gevoel van medelijden welde in hem op————————well4〈bijwoord; better, best〉1 op de juiste/goede manier ⇒ goed, naar wens2 zorgvuldig ⇒ grondig, door en door3 ver ⇒ ruim, zeer, een eind4 gunstig ⇒ vriendelijk, goedkeurend5 redelijkerwijze ⇒ met recht/reden♦voorbeelden:well done! • goed gedaan!I don't speak Russian very well • ik spreek niet erg goed RussischJohn did as well as you • John deed het net zo goed als jijthink well before you answer • denk goed na voordat je antwoordtthe exhibition was well worth visiting • de tentoonstelling was een bezoek ruimschoots waardwell pleased • zeer tevredenbe well away on something • f opschieten met ietsshe's well up in the computer technology • zij is goed thuis in de computertechniekshe's well over sixty years of age, well past sixty • zij is ver over de zestighe made it well within the time • hij haalde het ruimschoots binnen de tijdit may well be that she is right • mogelijk heeft ze gelijkyou may (just) as well go • je kunt net zo goed gaanwell and truly • helemaalas well • ook, evenzeer; net zo lief/goedas well as • zowel … als, en, niet alleen … maar ookin theory as well as in practice • zowel in theorie als in praktijk————————well51 zo ⇒ nou, wel3 goed ⇒ nu♦voorbeelden:1 well, what a surprise • zó, wat een verrassingwell, here we are • zo, we zijn er2 well, if she loves the boy • nou ja, als ze van de jongen houdt3 well, she continued with a long story about • goed/wel, ze ging verder met een lang verhaal over¶ oh well/ah well, you can't win them all • nou ja/ach, je kan niet altijd winnenwell then! • welnuwell then? • wel?, nu?
См. также в других словарях:
Russian — refers to anything related to Russia, including: *Russian language, an East Slavic language *Russians, the ethnic group primarily associated with Russia, also used for citizens of Russia or of Soviet Union of any ethnicity *The Russian, a villain … Wikipedia
Russian — 1530s (n.), from M.L. Russianus, from Russia (see RUSSIA (Cf. Russia)). Slang or colloquial Russki Russian (1858) is from Rus. Russkiy. Russian roulette attested from 1937. Russian dressing for salads is from 1915 … Etymology dictionary
Russian — dressing (salad dressing spiced with chili, chopped pickles); Russian roulette (each player pull the trigger of a revolver held against the player’s head); Russian wolfhound (large breed of hound originally bred in Russia and called borzoi) … Eponyms, nicknames, and geographical games
Russian — The 2006 edition of the Concise Oxford Dictionary gives the following options for the ethnic and political meanings of the noun: a native or national of Russia, or a person of Russian descent. (References in earlier editions to the Russian… … Modern English usage
Russian — Rus sian (r[u^]sh an or r[udd] shan; 277), a. Of or pertaining to Russia, its inhabitants, or language. n. A native or inhabitant of Russia; the language of Russia. {Russian bath}. See under {Bath}. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
Russian — ► NOUN 1) a person from Russia. 2) the Slavic language of Russia, written in the Cyrillic alphabet. ► ADJECTIVE ▪ relating to Russia … English terms dictionary
Russian — [rush′ən] adj. of Russia or its people, language, or culture n. 1. a) a person born or living in Russia b) loosely any citizen of the U.S.S.R. 2. a member of the chief Slavic people of Russia 3. the East Slavic language of the Russians … English World dictionary
Russian — /rush euhn/, adj. 1. of or pertaining to Russia, its people, or their language. n. 2. a native or inhabitant of Russia. 3. a member of a Slavic people, the dominant ethnic group in the Russian Federation, whose historical homeland lies along the… … Universalium
Russian — n. & adj. n. 1 a a native or national of Russia or the Soviet Union. b a person of Russian descent. 2 the language of Russia and the official language of the Soviet Union. adj. 1 of or relating to Russia. 2 of or in Russian. Phrases and idioms:… … Useful english dictionary
Russian — [[t]rʌ̱ʃ(ə)n[/t]] ♦♦♦ Russians 1) ADJ Russian means belonging or relating to Russia, or to its people, language, or culture. ...the Russian parliament. 2) N COUNT A Russian is a Russian citizen, or a person of Russian origin. Three quarters of… … English dictionary
Russian — I UK [ˈrʌʃ(ə)n] / US adjective 1) someone who is Russian is from Russia 2) relating to Russia, or its language or culture Russian architecture a Russian dictionary II UK [ˈrʌʃ(ə)n] / US noun Word forms Russian : singular Russian plural Russians… … English dictionary