-
1 rushed
adj. gehaast, haastig -
2 rushed in
vloog erin, liep vooraan -
3 a man rushed past
-
4 be run/rushed off one's feet
be run/rushed off one's feet -
5 the blood rushed to her face
-
6 was rushed to the hospital
werd overijld naar het ziekenhuis gebracht (in volle haast,na een ongeluk of plotselinge ziekte) -
7 foot
n. voet; been; meeteenheid; stap; voetstuk, poot (v.e. bed); randen (v.e. blad papier)--------v. dokken; te voet gaan; dansenfoot1[ foet] 〈meervoud: feet〉5 onderste/achterste/laatste deel ⇒ (uit)einde♦voorbeelden:I won't set foot in that house • ik zet geen voet in dat huisstand on one's own feet • op eigen benen staanfoot by foot • voet(je) voor voet(je)on one's feet • op de been, overeind; er (weer) bovenop, beter; onvoorbereidput on one's feet • op de been/er bovenop helpenhave a foot in the door • de eerste stap gezet hebbenhave one foot in the grave • met een been in het graf staanhave/keep one's feet (set) (firmly) to/on the ground • met beide benen op de grond staancarry/sweep someone off his feet • iemand meeslependig in one's feet • z'n poot stijf houdenget to one's feet • opstaanjump to one's feet • opspringenkeep (on) one's feet • overeind/op de been blijvennot put a foot wrong • geen fout makenrecover one's feet • weer overeind komen/krabbelentread under foot • onderdrukkenmy foot! • kom nou!1 tred ⇒ gang, (voet)stap♦voorbeelden:swift of foot • vlug ter been————————foot2〈zelfstandig naamwoord; meervoud: foot, feet〉————————foot3♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
8 past
adj. vroeger; voorbijgegaan; van vroeger; vorig, afgelopen, voorbij--------adv. voorbij; vroeger; toen--------n. geschiedenis; verleden; voorbijgegane tijd--------prep. langs; voorbijpast1[ pa:st] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————past21 voorbij(gegaan) ⇒ over, gepasseerd♦voorbeelden:II 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉♦voorbeelden:2 past participle • verleden/voltooid deelwoordpast tense • verleden tijd2 voorbij ⇒ vorig, laatst♦voorbeelden:an hour past • sedert een uuryour letter of the fifteenth past • uw brief van de vijftiende jl.————————past3〈 bijwoord〉♦voorbeelden:————————past4〈 voorzetsel〉1 voorbij ⇒ verder dan, later dan♦voorbeelden:past all hope • hopelooshe cycled past our house • hij fietste voorbij/langs ons huisjust past sixty • net over de zestigit's past our understanding • het gaat ons begrip te bovenhalf past three • half vier -
9 rush
n. drukte; haast; toeloop; bies--------v. rennen, vliegen; storten; zich haastenrush1[ rusj] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 heftige beweging ⇒ snelle beweging; stormloop, grote vraag, toevloed♦voorbeelden:there is a rush for his latest novel • er is een grote vraag naar zijn laatste roman2 what's the rush? • vanwaar die haast?————————rush21 stormen ⇒ vliegen, zich haasten♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 meeslepen ⇒ haastig vervoeren, meesleuren♦voorbeelden:rush a bill through • een wetsontwerp erdoor jagen/haastig afhandelen
См. также в других словарях:
rushed — [rʌʃt] adj 1.) done very quickly or too quickly, because there was not enough time ▪ We did have a meeting, but it was a bit rushed. 2.) BrE if you are rushed, you are very busy because you have a lot of things to do quickly ▪ I ll talk to you… … Dictionary of contemporary English
rushed — [ rʌʃt ] adjective done in a hurry, especially too much of a hurry: The whole meeting felt rushed and badly planned. a. feeling that you must do things in a hurry: It s good to relax after feeling rushed all day … Usage of the words and phrases in modern English
Rushed — Rushed, a. Abounding or covered with rushes. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
rushed — index perfunctory, precipitate Burton s Legal Thesaurus. William C. Burton. 2006 … Law dictionary
rushed — adjective 1 done very quickly or too quickly, because there was not enough time: a rather rushed meeting 2 be rushed off your feet especially BrE to be so busy that you do not have time to stop or rest … Longman dictionary of contemporary English
rushed — adjective 1) a rushed divorce Syn: hasty, fast, speedy, quick, swift, rapid, hurried 2) he was too rushed to enjoy his stay Syn: pressed for time, busy, in a hurry, run off one s feet … Thesaurus of popular words
rushed — UK [rʌʃt] / US adjective a) done in a hurry, especially in too much of a hurry The whole meeting felt rushed and badly planned. b) feeling that you must do things in a hurry It s good to relax after feeling rushed all day. • See: foot I … English dictionary
Rushed — Rush Rush (r[u^]sh), v. i. [imp. & p. p. {Rushed} (r[u^]sht); p. pr. & vb. n. {Rushing}.] [OE. ruschen; cf. AS. hryscan to make a noise, D. ruischen to rustle, G. rauschen, MHG. r[=u]schen to rush, to rustle, LG. rusken, OSw. ruska, Icel. & Sw.… … The Collaborative International Dictionary of English
rushed — adjective Very busy. I was so rushed today, I didnt have time to eat lunch … Wiktionary
rushed — [rʌʃt] adj done in a hurry • rushed off your feet British extremely busy[/ex] … Dictionary for writing and speaking English
rushed off your feet — rushed/run/off your feet phrase very busy We’ll be rushed off our feet around lunchtime. Thesaurus: busy and workingsynonym Main entry: foot … Useful english dictionary