-
1 roam around
rondzwerven -
2 kick about
rondzwerven, rondreizen zonder doelkick aboutII 〈 overgankelijk werkwoord〉III 〈werkwoord + voorzetsel〉 -
3 Matilda
[ mətildə] 〈 Australisch-Engels〉♦voorbeelden:¶ walk/waltz Matilda • met zijn zak/bundel rondzwerven/reizen -
4 float
n. drijvend voorwerp, vlot, boei; drijflichaam; luchttank (bij vliegtuig voor het drijven op water)--------v. drijven, laten drijven; laten varen; zweven; stichten, oprichten; op de beurs verkopenfloat1[ floot] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 drijvend voorwerp ⇒ vlot, boei, dobber4 geldbedrag ⇒ contanten, kleingeld————————float23 zweven♦voorbeelden:the scene floated before my eye • het tafereel zweefde me voor de ogenII 〈 overgankelijk werkwoord〉6 in omloop brengen ⇒ voorstellen, rondvertellen♦voorbeelden:float a rumour • praatjes in de wereld brengen -
5 gad about
-
6 kick around
doelloos rondlopenkick around2 in leven zijn ⇒ bestaan, rondhollenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:III 〈werkwoord + voorzetsel〉 -
7 knock about
-
8 my pen must be floating about/around here somewhere
my pen must be floating about/around here somewhereEnglish-Dutch dictionary > my pen must be floating about/around here somewhere
-
9 scour
-
10 scout
n. verkenner, padvinder, scout--------v. op verkenning uitgaan; rondzwerven op zoek naar iets of iemand; zoeken, onderzoekenscout1[ skaut] 〈 zelfstandig naamwoord〉4 〈 Scout〉verkenner/ster ⇒ padvinder/ster, gids♦voorbeelden:————————scout21 zoeken♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
11 stray
adj. verdwaald, zwervend--------n. (rond)zwerven (mens of dier)--------v. (rond)zwerven, (rond-)dwalen, verdwalen, afdwalenstray1[ stree] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————stray21 verdwaald ⇒ zwervend, afgedwaald2 verspreid ⇒ sporadisch, toevallig♦voorbeelden:stray cats • zwerfkatten————————stray3〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
12 tramp
n. trip; bedelaar; hoer, prostituée--------v. trappelen; met voeten treden, trappen op, vertreden, vertrappentramp11 getrappel ⇒ gestamp, zware tred3 tramp ⇒ zwerver, landloper4 tramp(boot) ⇒ vrachtzoeker, schip van de wilde vaart————————tramp21 stappen ⇒ marcheren, stampen2 lopen ⇒ trekken, een voettocht makenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 aflopen ⇒ afzwerven, doorlopen♦voorbeelden: -
13 walk/waltz Matilda
walk/waltz Matildamet zijn zak/bundel rondzwerven/reizen -
14 wander about
wander about -
15 wander
v. zwerven; dwalen[ wondə]5 kuieren♦voorbeelden:wander about • rondzwervenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
16 moving around
het rondzwerven -
17 roam about the country
het land rondzwerven
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский