-
1 buck
n. mannetjes damhert; mannelijk konijn; dollar--------v. afwerpen; opvrolijken; bokken (v. paard); moed houden, voortmakenbuck1[ buk] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: in betekenis 0.1 ook buck〉4 〈 Amerikaans-Engels〉zaag/houtbok♦voorbeelden:¶ 〈 informeel〉 pass the buck (to someone) • de verantwoordelijkheid afschuiven (op iemand); (iemand) de zwartepiet toespelen→ fast fast/————————buck2→ buck up buck up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:→ buck up buck up/ -
2 chip
n. fiche; schilfer; gebakken--------v. afsplinteren, afbrokkelen; afkappen; beeldhoudenchip1[ tsjip] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 schilfertje ⇒ splinter(tje), scherf♦voorbeelden:〈 informeel〉 when the chips are down • als het erop aankomt, als het menens wordt¶ have a chip on one's shoulder • prikkelbaar zijn, lichtgeraakt zijn〈 slang〉 in the chip • rijk, welvarend————————chip21 afsplinteren ⇒ afbrokkelen, schilferen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (af)kappen ⇒ afsnijden, afbikken; onderbreken, in de rede vallen♦voorbeelden:1 chip off • afbikken, afbreken -
3 barrack
v. joelen, tierenbarrack1[ bærək] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 〈meervoud; werkwoord ook enkelvoud; pejoratief〉groot, lelijk huis————————barrack2II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
4 bum
adj. waardeloos--------n. bedelaar; iemand die niets uitvoert; achterwerk--------v. rondhangen, lummelenbum13 (kloot)zak ⇒ mislukkeling, nietsnut————————bum2〈 bijvoeglijk naamwoord〉 〈 slang〉1 waardeloos ⇒ rottig, klote-♦voorbeelden:I've got a bum leg • ik sukkel met mijn ene poot————————bum33 liften♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 bietsen ⇒ bedelen, aftroggelen -
5 creek
n. beek, stroom; baai[ krie:k]♦voorbeelden: -
6 cobber
n. (Australisch) vriend, maat, makker, kameraad[ kobbə] 〈 Australisch-Engels, informeel〉1 makker ⇒ kameraad, maat(je) -
7 beaut
n. mooi, mooi mens, mooi ding -
8 caregiver
n. iemand die medische of verzorgende hulp verleentcaregiver -
9 dosh
-
10 good-o
-
11 pantyhose
n. pantypantyhose, pantihose[ pæntiehooz] 〈zelfstandig naamwoord; werkwoord steeds meervoud〉 〈 voornamelijk Amerikaans-Engels, Australisch-Engels〉1 panty♦voorbeelden: -
12 plonk
-
13 pommy
n. (beledigende term gebruikt in Australië of Nieuw Zeeland) Engels iemand, Engelsman (speciaal een nieuwaangekomen Engelse immigrant) -
14 potato crisp
potato crisp1 chip(s) -
15 pressie
-
16 tarpaulin
n. teerkleed, (dek)zeil (voor wagen); waterdichte stof -
17 tucker
n. plooister, plooier; ploooivoet (v. naaimachine); chemisette, kraaghemdje; kost, etentucker1[ tukkə] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————tucker2〈 werkwoord〉 〈Amerikaans-Engels; informeel〉 -
18 BYO
1 [bring your own] restaurant waar je als klant je eigen drank mee naar toe kunt nemen -
19 Bushman
n. bosjesman (behorende tot afrikaanse stam) -
20 Matilda
[ mətildə] 〈 Australisch-Engels〉♦voorbeelden:¶ walk/waltz Matilda • met zijn zak/bundel rondzwerven/reizen
- 1
- 2
См. также в других словарях:
1967 — Portal Geschichte | Portal Biografien | Aktuelle Ereignisse | Jahreskalender ◄ | 19. Jahrhundert | 20. Jahrhundert | 21. Jahrhundert ◄ | 1930er | 1940er | 1950er | 1960er | 1970er | 1980er | 1990er | ► ◄◄ | ◄ | 1963 | 1964 | 1965 | 1966 |… … Deutsch Wikipedia
Mutter Courage und ihre Kinder — Daten des Dramas Titel: Mutter Courage und ihre Kinder Gattung: Episches Theater Originalsprache: Deutsch Autor: Bertolt Brecht … Deutsch Wikipedia