-
1 barre
barre [baar]〈v.〉1 staaf ⇒ stang, balk4 balie6 streep ⇒ grens, drempel♦voorbeelden:assommer qn. à coups de barre • iemand doodknuppelenbarre d'espacement • spatiebalkbarre de fermeture • sluitboombarre fixe • rekstokbarres parallèles • brug met gelijke leggers〈 figuurlijk〉 prendre la barre, tenir la barre • de leiding nemen, aan het roer staanparaître à la barre • voor de rechter verschijnen6 le chômage a franchi la barre des 10% • de werkloosheid heeft de grens van 10% overschredenbarre oblique • slashf1) staaf, stang2) baar3) reep [chocolade]4) helmstok5) rechtbank6) streep, grens7) schrap, doorhaling -
2 gouvernail
gouvernail [goevernaaj]〈m.〉♦voorbeelden:mroer, stuur -
3 barrer
barrer [baaree]3 doorhalen ⇒ doorstrepen, een streep halen door♦voorbeelden:1 (af)nokken ⇒ pleite gaan, aftaaien♦voorbeelden:1 on se barre? • gaan we?barre-toi! • maak dat je wegkomt!1. v1) versperren, afsluiten2) dwarsbomen3) doorhalen, doorschrappen4) kruisen [cheque]5) sturen, aan het roer staan2. se barrervpleite gaan, aftaaien -
4 virer
virer [vieree]♦voorbeelden:virer au rouge • rood worden→ ventII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 overmaken ⇒ gireren, overschrijven, stortenv1) veranderen2) worden4) ronddraaien5) overmaken, storten6) ontslaan -
5 coup
coup [koe]〈m.〉1 slag ⇒ klap, steek, stoot, (plotselinge, korte, abrupte) beweging/GRAMT.♦voorbeelden:d'un coup d'aile • in een rukd'un coup de baguette (magique) • als bij toverslag〈 informeel〉 un coup de bambou • een zonnesteek; een vlaag van waanzincoup de barre • 〈 scheepvaart〉ruk aan het roer, plotselinge verandering; 〈 figuurlijk〉plotselinge vermoeidheid, hoge rekeningcoup de bec • snauw, sneerdonner un coup de brosse à qc. • iets (even) afborstelencoup de canon • kanonschotcoup de chance • gelukkig toeval, meevallercoup de chien • plotselinge storm; oproerdonner un coup de collier • er flink tegenaan gaanavoir un joli coup de crayon • goed (kunnen) tekenencoup de désespoir • wanhoopsdaadcoup d'éclat • meesterlijke zet〈 figuurlijk〉 un coup d'épée dans l'eau • een slag in de lucht, verspilde moeitecoup d'essai • eerste poging, begincoup d'Etat • staatsgreepboire le coup de l'étrier • een glaasje op de valreep drinkendonner un coup de fer à qc. • iets even opstrijkencoup de feu • schotcoup de fil • telefoontjecoup de folie • onbezonnen daad, aanval van waanzincoup de force • gewelddaad, overrompeling, coup de forcecoup de foudre • donderslag; 〈 figuurlijk〉liefde op het eerste gezicht, onverwachte ramp, slechte tijding〈 figuurlijk〉 donner un coup de fouet • aansporen, oppeppencoup de froid • verkoudheidcoup de gosier • schreeuwdonner, pousser un coup de gueule • losbrullen, een bek opzettencoup de hasard • bof, meevallercoup de langue • bitse, hatelijke opmerkingun petit, un dernier coup de lime • de laatste hand, de afwerkingcoup de main • hulp, handreiking, steun; 〈 leger〉overrompeling, aanslagdonner un coup de main • een handje helpenfaire un coup de main • een aanslag plegenavoir le coup de main • de vaardigheid hebben〈 figuurlijk〉 〈 informeel〉 recevoir le coup de masse • een zware klap (te verwerken) krijgen 〈 emoties〉〈 figuurlijk〉 un coup de massue • een harde slag, een gevoelige slagcoup de mer • stortzee, zware golfcoup d'oeil • blik, oogopslag, uitzichtavoir le coup d'oeil • kijk op de dingen hebbendu premier coup d'oeil • op het eerste gezichtjeter un coup d'oeil (rapide) sur qc. • een vluchtige blik op iets werpen〈 figuurlijk〉 coup de patte • veeg uit de pan, trap nace peintre a le coup de patte • deze schilder kan aardig met het penseel overwegse donner un coup de peigne • een kam door z'n haar halencoup de pied • trap, schopcasser des vitres à coups de pierre • ruiten ingooientuer qn. à coups de pierres • iemand stenigendonner un coup de piston à qn. • iemand aan een baantje helpencoup de poing • stomp, vuistslagcoup de poing (américain) • boksbeugel〈 informeel〉 avoir le, un coup de pompe • de man met de hamer tegenkomen, opeens niet meer kunnen〈 informeel〉 coup de pompe • man met de hamer, plotselinge uitputting, vermoeidheidun coup de pot • mazzel, gelukdonner le coup de pouce • de laatste hand aan iets leggencoup de poussière • mijngasontploffingon lui a fait le coup du presse-citron • ze hebben hem als een citroen uitgeknepencoup de pub • reclamestuntcoup de réparation • strafschopcoup de sang • beroerte, plotselinge woedecoup de semonce • schot voor de boegcoup de sifflet • fluitsignaalcoup de soleil • zonnesteek; zonnebrandcoup du sort • speling van het lot, tegenslagdonner un coup de téléphone à qn. • iemand opbellencoup de théâtre • plotselinge ommekeer, onverwachte wendingse flanquer un coup de torchon • vechtendonner un coup de tube à qn. • iemand een telefoontje gevencoup de veine • geluk, gelukkig toevalcoup de vent • rukwind, windstootcheveux en coup de vent • slordig, los zittend haarentrer en coup de vent • binnenstormencoup bas • stoot onder de gordelêtre aux cent coups • in alle staten zijn, doodsangsten uitstaandonner le dernier coup, le coup décisif • de genadeslag geven〈 informeel〉 coup fourré • gemene, onverwachte streek, luizenstreek〈 sport en spel〉 coup franc • vrije trap, slagmauvais coup • gemene streek, lelijke klapcoup monté • afgesproken werk, doorgestoken kaart〈 informeel〉 sale coup • rotstreek; zware slagcoup sec • droge knal, klap〈 figuurlijk〉 accuser le coup • de klap incasseren, er een klap van krijgenavoir le coup • er de slag van hebben〈 informeel〉 avoir un coup dans l'aile, dans le nez • (licht) aangeschoten zijn, te diep in het glaasje gekeken hebben〈 informeel〉 boire un coup • iets drinken, er eentje nemencalculer son coup • de zaak precies uitrekenen, uitkienencompter les coups • alleen maar toekijken, neutraal zijn〈 informeel〉 discuter le coup • babbelen, kletsen〈 informeel〉 être dans le coup • er bij betrokken zijn, er van wetenexpliquer le coup • de toestand, gang van zaken uiteenzettenfaire coup double • twee vliegen in één klap slaanfaire les cent coups, les quatre cents coups • een losbandig, rusteloos leven leiden, erop los leven, van alles uithalen 〈 kind〉en ficher, mettre un coup • flink de handen uit de mouwen stekenne pas en ficher un coup • geen klap uitvoerenfrapper des coups en l'air • vergeefse moeite doenfrapper un grand coup • een zware slag toebrengen, een grote slag slaanfrapper à coups redoublés • hard en vaak slaanmarquer le coup • een bijzonderheid benadrukken, een bepaalde gebeurtenis niet ongemerkt voorbij laten gaanmaintenant j'ai pris le coup • nu weet ik hoe het moetil en a pris un coup • dat heeft hem geen goed gedaanrendre coup pour coup • een klap, slag teruggevenrisquer, tenter le coup • het erop wagentenir le coup • standhouden, het uithoudenvaloir le coup • de moeite lonen, waard zijnen venir aux coups • handgemeen wordenà coup sûr • vast en zeker, beslistà tous (les) coups, à tout coup • telkens, bij elke gelegenheidtout à coup • plotselingaprès coup • naderhand, achterafau, du premier coup • bij de eerste keerau coup de midi • klokslag 12 uurd' un (seul) coup • in één keer, plotselingtout d' un coup • ineens, plotselingdu coup • bijgevolg, daaromdu même coup • tegelijkertijd, bij diezelfde gelegenheidêtre hors du coup • nergens vanaf wetenau coup par coup • een voor eenpour le coup • deze keer〈 juridisch〉 pour coups et blessures • vanwege toegebracht lichamelijk letsel; 〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 voor slagen en verwondingensous le coup de • onder de invloed, dreiging vansur le coup • op slag, onmiddellijk, meteensur le coup de midi • klokslag 12 uurcoup sur coup • achtereenvolgens, vlak na elkaar→ pierrem1) slag, klap, klop, steek, stoot, bons, dreun, trap, schop2) snee3) beet4) ruk5) worp6) daad, streek7) teug, slok8) zet -
6 émoi
émoi [eemwaa]〈m.〉 〈 formeel〉1 opschudding ⇒ beroering, onrust, opwinding2 opwinding ⇒ emotie, ontroering, gevoel van geluk♦voorbeelden:1 mettre en émoi • in rep en roer, in opschudding brengenm1) opschudding, beroering2) emotie, ontroering -
7 gouverner
-
8 révolutionner
-
9 vapeur
vapeur [vaapur]I 〈m.〉II 〈v.〉1 damp2 stoom♦voorbeelden:pommes vapeur • gestoomde aardappelenà toute vapeur • op, met volle krachtfaire qc. à la vapeur • iets snel, overhaast doenles vapeurs du vin lui montent à la tête • hij is door de wijn beneveld1. m 2. f1) damp2) stoom3) opvlieging -
10 coup de barre
coup de barre〈 scheepvaart〉ruk aan het roer, plotselinge verandering; 〈 figuurlijk〉plotselinge vermoeidheid, hoge rekening -
11 donner un coup de barre
donner un coup de barre -
12 mettre en émoi
mettre en émoiin rep en roer, in opschudding brengen -
13 renverser la vapeur
renverser la vapeur -
14 sensitive
-
15 prendre la barre, tenir la barre
prendre la barre, tenir la barrede leiding nemen, aan het roer staanDictionnaire français-néerlandais > prendre la barre, tenir la barre
-
16 être au gouvernail, tenir le gouvernail
être au gouvernail, tenir le gouvernailDictionnaire français-néerlandais > être au gouvernail, tenir le gouvernail
-
17 être à la barre
См. также в других словарях:
roer — verbo transitivo 1. Cortar (una persona o un animal) partes pequeñas y superficiales de [una cosa dura] con los dientes: La rata ha roído la puerta. Si el ratón va a roer el queso, caerá en la trampa. 2. Quitar (una persona o un anim … Diccionario Salamanca de la Lengua Española
Roer — ist der niederländische und französische Name des Flusses Rur, siehe Rur der Name eines historischen Territoriums und ehemaligen französischen Départements, siehe Département de la Roer und ist der Name von folgenden Personen Eva Maria Roer (*… … Deutsch Wikipedia
roer — es el modelo de su conjugación. Infinitivo: Gerundio: Participio: roer royendo roído Indicativo presente imperfecto pretérito futuro condicional yo tú él, ella, Ud. nosotros vosotros ellos, ellas, Uds. roo, roigo, royo roes roe roemos roéis … Wordreference Spanish Conjugations Dictionary
roer — |ê| v. tr. 1. Cortar ou desbastar pouco a pouco com os dentes. 2. Fazer esforço com os dentes para triturar. = MORDER 3. Desgastar pouco a pouco. = CARCOMER, CONSUMIR, CORROER, MINAR • v. tr. e pron. 4. [Figurado] Causar ou sofrer incômodo… … Dicionário da Língua Portuguesa
Roer — (spr. Ruhr, Rur, Ruhr), 1) rechter Nebenfluß der Maas; entsteht auf der Hohen Veen. im preußischen Regierungsbezirk Aachen, 11/2 Stunden nordöstlich von Malmedy, fließt zuerst nordöstlich, nimmt die Urft (bei Ruhrberg), Inde (bei Jülich) u. Worm… … Pierer's Universal-Lexikon
Röer — Röer, Hans Heinrich Eduard, geb. 1805 in Braunschweig, studirte in Königsberg Philosophie, später in Jena noch Medicin, ging 1938 als Missionär nach Ostindien, gab dieses Amt aber bald auf u. begann dort das Studium der Orientalischen Sprachen,… … Pierer's Universal-Lexikon
Röer — Röer, Eduard, Sanskritist, geb. 26. Okt. 1805 in Braunschweig, gest. daselbst 17. März 1866. Er trat 1839 in den Dienst der Ostindischen Kompanie, wurde 1841 Bibliothekar und 1846 Mitsekretär der Asiatic Society of Bengal. Sein Hauptwerk ist die… … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Roer — (gesprochen und sonst auch geschrieben Rur, fälschlich Ruhr), rechtsseitiger Nebenfluß der Maas, entspringt im preuß. Regbez. Aachen am Botrange auf dem Hohen Venn, 579 m ü. M., nimmt rechts die Urft, links die Inde und Wurm auf und mündet nach… … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Roer — (spr. ruhr), r. Nebenfluß der Maas, entsteht im Hohen Venn, am Botrange (579 m), mündet nach 207 km bei Roermond. Danach wurde unter Napoleon I. das franz. Roerdepartement (Hauptstadt Aachen) benannt … Kleines Konversations-Lexikon
Röer — Röer, Hans Heinrich Eduard, geb. 1805 zu Braunschweig, von 1833–39 Privatdocent in Berlin, wurde 1841 Bibliothekar, 1846 Mitsekretär der asiat. Gesellschaft zu Kalkutta, bekannter Orientalist, Uebersetzer indischer Werke, 1846 Begründer der… … Herders Conversations-Lexikon
Roer — (Ruhr), Nebenfluß der Maas, entspringt auf der Hohen Veen 3 St. nördl. von Malmedy, mündet nach 17 Ml. bei Roermünde in holländ. Limburg … Herders Conversations-Lexikon