-
21 honourable
n. eerlijk mens, respectabel iemand, iemand met principes; iemand die titel Weledelachtbare bezit (titel uit respect gegeven aan hoge functionarissen, Engelse adelijke titel gegeven aan de nakomelingen van edelmannen onder de rang van markies)♦voorbeelden:♦voorbeelden: -
22 right-minded
-
23 wrong
adj. niet waar; fout; verkeerd; niet eerlijk; niet goed; niet rechtschapen; binnenstebuiten--------adv. verkeerd; onjuist; niet in orde; kwaad; onrecht--------n. kwaad, onrecht; misstand, wantoestand--------v. onrecht aandoen, verongelijken, te kort doen; onbillijk zijn tegenoverwrong1[ rong] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:do someone a great wrong • iemand een groot onrecht aandoendo wrong • onrecht doen, ergens verkeerd aan doen→ two two/————————wrong21 verkeerd ⇒ fout, onjuist♦voorbeelden:wrong number • verkeerd nummer/verbondenwrong side out • binnenstebuiten(the) wrong way round • achterstevoren, de verkeerde kant opthe clock is wrong • de klok loopt niet gelijkwrongly accused • ten onrechte beschuldigd〈 informeel〉 what's wrong with …? • wat is er aan de hand met/fout aan …?; wat mankeert er aan …?be caught on the wrong foot • verrast/overvallen worden, verrast worden met de broek op de enkelsget on the wrong side of someone • iemands sympathie verliezen/verspelenget out of bed on the wrong side • met zijn verkeerde been uit bed stappenhe is laughing on the wrong side of his face/mouth now • het lachen is hem vergaanon the wrong side of sixty • de zestig gepasseerd〈 Amerikaans-Engels〉 the wrong side of the tracks • de achterbuurten/zelfkantyou're wrong • je hebt ongelijk/vergist jeII 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉1 slecht ⇒ verkeerd, niet goed♦voorbeelden:————————wrong3〈 werkwoord〉1 onrecht doen ⇒ onrechtvaardig behandelen, onredelijk zijn tegen2 onbillijk/verkeerd beoordelen♦voorbeelden:————————wrong4〈 bijwoord〉1 foutief ⇒ verkeerd, onjuist♦voorbeelden:you told me wrong • je hebt me verkeerd voorgelicht -
24 Jasher
n. (Hebreeuws) rechtschapen, eerlijk, rechtvaardig; geschiedenisboek over de joden vanaf de tijd van de joodse patriarchen tot de beheersing van het land Israël -
25 disingenuously
adv. niet rechtschapen, oneerlijk -
26 rectitudinous
adj. oprecht, eerlijk, rechtschapen, gekarakteriseerd door ethisch rechtsgevoel -
27 single-hearted
betrouwbaar, rechtschapen, eerlijk -
28 droiture
droiture [drwaatuur]〈v.〉1 rechtschapenheid ⇒ oprechtheid, eerlijkheid♦voorbeelden:1 avec droiture • eerlijk, rechtschapenfrechtschapenheid, oprechtheid -
29 foi
foi [fwaa]〈v.〉♦voorbeelden:homme de foi • gelovigen'avoir ni foi ni loi • god noch gebod kennendigne de foi • betrouwbaarajouter foi à • geloof hechten aan, gelovenla foi en soi-même • zelfvertrouwende bonne foi • te goeder trouw, eerlijk, rechtschapenen toute bonne foi • geheel te goeder trouw, met de hand op het hartmauvaise foi • kwade trouw, onoprechtheid, oneerlijkheidfaire foi de • bewijzen, getuigen vansur la foi de • op het woord vanf1) geloof, vertrouwen2) trouw, gegeven woord -
30 homme
homme [om]〈m.〉1 mens2 man♦voorbeelden:homme des cavernes • holenmensdépouiller le vieil homme • de oude Adam afleggen〈 spreekwoord〉 l'homme propose, Dieu dispose • de mens wikt, maar God beschikthomme de bien • rechtschapen manhomme de couleur • kleurlinghomme de Dieu • priester, heiligehomme d'église • geestelijkehomme d'épée • militairhomme d'équipage • lid van de bemanninghomme d'esprit • geestrijk manhomme d'Etat • staatsmanhomme au foyer • huismanhomme du jour • held van de daghomme de lettres • letterkundigehomme de loi • rechtsgeleerdehomme de main • handlangerhomme de paille • stromanparole d'homme! • op mijn erewoord!homme de peine • sjouwerhomme de robe • magistraatl'homme de la rue • de man in de straat, Jan Modaalhomme de science • wetenschapsmanhomme de troupe • soldaatgrand homme • groot, beroemd manhomme grand • grote manvoilà mon homme • dat is de man die ik zoekhomme politique • politicusje suis votre homme • ik ben uw man, ik ben bereid dat voor u te doenêtre (un) homme à • het soort man zijn datil a trouvé son homme • hij heeft zijn evenknie gevondenhomme à femmes • Don Juan, ladykillerd' homme à homme • van man tot man, directcomme un seul homme • als één man, unaniemm1) mens2) man3) kerel -
31 honnête
honnête [onnet]1 eerlijk ⇒ rechtschapen, fatsoenlijk, netjes♦voorbeelden:un honnête homme • een beschaafd manhonnêtement, vous ne le saviez pas? • wist u het echt niet?→ gensadj1) eerlijk, oprecht2) geschikt, passend, behoorlijk -
32 avec droiture
avec droitureeerlijk, rechtschapen -
33 de bonne foi
de bonne foite goeder trouw, eerlijk, rechtschapen -
34 homme de bien
homme de bien -
35 probe
-
36 порядочный
adjgener. aardig, behoorlijk, draaglijk, ferm, geregeld, knap (о величине), net, oppassend, schappelijk, braaf, duchtig, eerbaar, eerzaam, gevoeglijk, gezegend, ordentelijk, rechtschapen, redelijk, slodderig, slordig, tamelijk, toonbaar -
37 правдивый
adjgener. onbedrieglijk, waar, waarachtig, waratje, warempel, warendig, rechtgeaard, rechtschapen, waarheidsgetrouw -
38 приличный
adjgener. behoorlijk, eerlijk, rechtschapen, hebbelijk, betamelijk, decent, eerbaar, fatsoenlijk, gevoeglijk, net, oorbaar, ordelijk, ordentelijk, passend, presentabel, schappelijk, toonbaar, voeglijk, voegzaam -
39 честный
adjgener. recht door zee, heilig, eerlijk, loyaal, rechtschapen, ridderlijk, braaf, eerzaam, oprecht, rechtgeaard, rond -
40 braaf
См. также в других словарях:
Rechtschaffen — Rêchtschaffen, er, ste, adj. et adv. die rechte, richtige und gehörige Beschaffenheit habend. 1. Im weitern Verstande, völlig so beschaffen, wie die Regel, die Absicht, der Endzweck es erfordert. 1) Eigentlich. Ich hatte dich gepflanzet zu einem… … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart