-
61 acquisition of property
bezitsvormingEnglish-Dutch technical dictionary > acquisition of property
-
62 creation of property
bezitsvorming -
63 loss of property
materiële schade -
64 material property
materiaaleigenschap -
65 active
adj. actief, bedrijvig; bijdragend, ondernemend--------n. werkzaam zijnde (in grammatica)[ æktiv]1 actief ⇒ werkend, in werking2 actief ⇒ bedrijvig, levendig♦voorbeelden:an active volcano • een werkende vulkaanlead an active life • een actief/druk leven leiden3 active voice • bedrijvende vorm, actief4 an active balance of trade • een actieve/gunstige handelsbalansactive property • activa〈 handel〉 active debts • actieve/uitstaande schulden〈 handel〉 active securities/stocks • actieve fondsen, druk verhandelde fondsen〈 leger〉 on active service • 〈 Brits-Engels〉 aan het front; 〈 Amerikaans-Engels〉in actieve/feitelijke dienst -
66 bulk
n. massa; grootste deel--------v. kolossaal; een belangrijke rol spelenbulk1[ bulk]1 kolos ⇒ gevaarte, massa♦voorbeelden:1 (grote) massa ⇒ omvang, volume♦voorbeelden:in bulk • onverpakt, los; in het groot————————bulk2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:¶ mining bulks large in this town • de mijnbouw is nadrukkelijk aanwezig/bepaalt het beeld in deze stad -
67 cession
n. cessie, overdracht (ook van land)[ sesjn]♦voorbeelden: -
68 chisel
n. beitel, houw--------v. beeldhouwen, steenhouwen; oplichtenchisel1[ tsjizl] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 beitel————————chisel2〈werkwoord; Brits-Engels chiselled〉1 beitelen ⇒ de beitel gebruiken, beeldhouwen♦voorbeelden:chisel a figure out of a piece of wood • een figuur beitelen in een stuk hout -
69 common
adj. gemeen, gemeenschappelijk; gewoon; algemeen--------n. openbaar gebiedcommon1[ kommən]♦voorbeelden:2 out of the common • ongewoon, ongebruikelijk¶ in common • gemeenschappelijk, gezamenlijkin common with • evenals, op dezelfde manier alsII 〈 meervoud〉————————common2〈bijvoeglijk naamwoord; commonness〉1 gemeenschappelijk ⇒ gemeen, gemeenzaam3 gewoon ⇒ algemeen, gebruikelijk, gangbaar4 ordinair♦voorbeelden:Common Market • gemeenschappelijke markt, Europese (Economische) Gemeenschapcommon property • gemeenschapsgrond, gemeenschappelijk eigendomit's very common • het komt heel vaak voorfor the common good • in het algemeen belang3 the common herd • de meute/massathe common man • de gewone man, Jan met de petcommon people • gewone/doorsnee mensen¶ common carrier • vervoersbedrijf, busondernemingmake common cause with • gemene zaak maken metcommon divisor, common factor • gemene delercommon ground • overeenstemming, punt van overeenkomstcommon law • gewoonterecht, ongeschreven recht(The Book of) Common Prayer • anglicaanse liturgiecommon sense • gezond verstand〈Brits-Engels; juridisch〉 Common Serjeant • 〈 ongeveer〉 advocaat-generaal 〈 bij Londens gerechtshof〉common time • (doorgeslagen) vierkwartsmaatcommon viper • adder -
70 community
n. gemeenschap; publiek[ kəmjoe:nətie] 〈meervoud: communities〉♦voorbeelden:community of property • gemeenschappelijk bezit -
71 devolve
v. belanden, neerkomen, terechtkomen1 neerkomen ⇒ terechtkomen, belanden♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 afschuiven ⇒ delegeren, overdragen♦voorbeelden: -
72 landed
-
73 levy
n. belasting; heffing (van belasting); inning (van belasting); hoeveelheid--------v. belasting heffen; belasting opeisen; lichten (leger, geld); op de been brengen (een leger), (oorlog) beginnenlevy1[ levvie] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: levies〉♦voorbeelden:————————levy2〈werkwoord; levied〉2 (in/op)vorderen ⇒ innen♦voorbeelden:levy toll • tol heffenlevy a tax on gambling • een belasting heffen op de kansspelen -
74 lost
adj. verloren; kwijt; weg; verdiept (in gedachten)[ lost]1 verloren ⇒ weg, kwijt3 gemist4 omgekomen ⇒ verongelukt, gedoemd5 verbaasd ⇒ van zijn/haar stuk gebracht♦voorbeelden:lost property (department/office) • (afdeling/bureau) gevonden voorwerpenget lost • verloren raken¶ lost generation • lost generation, verloren generatie 〈 in het bijzonder na de Eerste Wereldoorlog〉get lost! • donder op!II 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉1 in gedachten verzonken ⇒ afwezig, er niet bij2 verspild♦voorbeelden:that is lost (up)on her • dat is aan haar verspild -
75 man
interj. "man", uitdrukking of gevoel dat geen werkelijke betekenis heeft (als in "Man, that was a hard task to do", "Man, I am so tired")--------n. man; mens; kerel; echtgenoot; voorwerp (bij een spel)--------v. bemannen, bezettenman1♦voorbeelden:man of figure/mark • man van formaatman of God • priester/domineeman of honour • man van eerman of means/substance/property • bemiddeld/vermogend manman of men • voortreffelijk mensthe man in/on the street • de gewone/doorsnee manman about town • man van de wereld, playboyman and wife • man en vrouwman of his word • een man van zijn woordman of the world • iemand met mensenkennis/ervaringmy (good) man! • m'n beste kerel!the very man • de persoon die men nodig heeft, net wie men zochtdrowning man • drenkelingit is not in a man • dat kan een mens niet(as) man to man/ (as) one man to another • van man tot manthe rights of Man • de mensenrechtento the last man • tot op de laatste manevery man for himself • ieder voor zichman for man • stuk voor stukas a/one man • als één manso many men, so many minds • zoveel hoofden, zoveel zinnen〈 spreekwoord〉 man proposes, God disposes • de mens wikt, God beschikt3 officers and men • officiers en soldaten/manschappenI'm your man • op mij mag/kan je rekenen4 make a man of • volwassen/een man maken vanmake men out of • mannen maken vanplay the/try to be a man • zich stoer houdenbe man enough to • mans genoeg zijn omhalf a man • slappelingmade man • geslaagd manbe enough of a man to • wel zo f zijn om te(all) to a man • eensgezind→ bread bread/, dead dead/, grand grand/, heart heart/, meat meat/, odd odd/, old old/, price price/, young young/————————man2〈werkwoord; manned〉♦voorbeelden:man a post • een post bezetten————————man3〈 tussenwerpsel〉 〈Amerikaans-Engels; informeel〉1 sjonge! -
76 movable
adj. beweegbaar, los[ moe:vəbl] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————〈bijvoeglijk naamwoord; moveably〉1 beweegbaar ⇒ beweeglijk, los♦voorbeelden: -
77 onerous
adj. lastig, zwaar; bezwaard (eigendom)[ onnərəs] 〈 onerousness〉1 lastig ⇒ drukkend, moeilijk♦voorbeelden: -
78 personal
adj. persoonlijk; prive--------n. locale informatie; persoonlijke informatie (in de krant)[ pə:snəl]1 persoonlijk ⇒ individueel, particulier♦voorbeelden:personal belongings • persoonlijke bezittingenpersonal computer • p.c.personal organizer • dikke zakagenda voor yuppies, met ruimte voor rekenmachientje en creditcardspersonal tax • personele belastingpersonal touch • persoonlijk cachet2 personal remarks • persoonlijke/beledigende opmerkingenII 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉1 persoonlijk ⇒ uit eigen naam, zelf2 fysiek ⇒ lichamelijk, uiterlijk♦voorbeelden: -
79 private
adj. privé; van zichzelf, persoonlijk--------n. geheim; soldaatprivate1[ prajvət] 〈zelfstandig naamwoord; voornamelijk Private〉————————private2〈 privateness〉♦voorbeelden:private hotel • familiehotelshe's a very private kind of person • ze is erg op zichzelfkeep private • binnenskamers houdenin private • in het geheimII 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉1 particulier ⇒ niet openbaar/publiek♦voorbeelden:private life • privélevenprivate property • privé/particulier eigendomprivate school • particuliere schoolprivate detective • privédetectiveprivate means • inkomsten anders dan uit loonprivate soldier • gewoon soldaatprivate view • persoonlijke mening -
80 real
adj. echt; waar; reëel, werkelijk--------adv. waarlijk, echt, werkelijk--------n. munteenheid in Brazilië (is 100 centavos waard)--------n. realiteit; waarheid, werkelijkheidreal1[ riəl, rie:l] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:¶ 〈Amerikaans-Engels; informeel〉 for real • in werkelijkheid, echt, gemeend————————real2〈bijvoeglijk naamwoord; realness〉1 echt ⇒ werkelijk, onvervalst♦voorbeelden:he is the real boss here • hij is hier de eigenlijke baas¶ in real terms • in concrete termen, in de praktijk————————real3♦voorbeelden:1 that's real good, man! • dat is echt tof, kerel!
См. также в других словарях:
Property — is any physical or virtual entity that is owned by an individual. An owner of property has the right to consume, sell, mortgage, transfer and exchange his or her property.cite web|url=http://www.businessdictionary.com/definition/property.html|titl… … Wikipedia
property — prop·er·ty n pl ties [Anglo French propreté proprieté, from Latin proprietat proprietas, from proprius own, particular] 1: something (as an interest, money, or land) that is owned or possessed see also asset, estate, interest … Law dictionary
Property — • The person who enjoys the full right to dispose of it insofar as is not forbidden by law Catholic Encyclopedia. Kevin Knight. 2006. Property Property … Catholic encyclopedia
property — prop‧er‧ty [ˈprɒpəti ǁ ˈprɑːpər ] noun properties PLURALFORM 1. [uncountable] LAW all the things that someone owns: • Some of the stolen property was found in Mason s house. • The President supports a tax cut on profits from sales of property… … Financial and business terms
property — and property rights are central to capitalist societies. Perhaps because they are largely taken for granted in this context they have received relatively little attention from sociologists. By comparison, political philosophers and economists… … Dictionary of sociology
Property — Prop er*ty, n.; pl. {Properties}. [OE. proprete, OF. propret[ e] property, F. propret[ e] neatness, cleanliness, propri[ e]t[ e] property, fr. L. proprietas. See {Proper}, a., and cf. {Propriety}.] [1913 Webster] 1. That which is proper to… … The Collaborative International Dictionary of English
property — c.1300, nature, quality, later possession (a sense rare before 17c.), from an Anglo Fr. modification of O.Fr. propriete (12c., Fr. propreté), from L. proprietatem (nom. proprietas) ownership, property, propriety, lit. special character (a loan… … Etymology dictionary
property — Includes money, goods, things in action, land and every description of property, whether real or personal, legal or equitable, and whether situated in Canada or elsewhere, and includes obligations, easements and every description of estate,… … Glossary of Bankruptcy
property — [präp′ər tē] n. pl. properties [ME proprete < OFr proprieté < L proprietas < proprius, one s own] 1. a) the right to possess, use, and dispose of something; ownership [property in land] b) something, as a piece of writing, in which… … English World dictionary
Property — Prop er*ty, v. t. [1913 Webster] 1. To invest which properties, or qualities. [Obs.] Shak. [1913 Webster] 2. To make a property of; to appropriate. [Obs.] [1913 Webster] They have here propertied me. Shak. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
property — [n1] possessions, real estate acreage, acres, assets, belongings, buildings, capital, chattels, claim, dominion, effects, equity, estate, farm, freehold, goods, holdings, home, house, inheritance, land, means, ownership, plot, possessorship,… … New thesaurus