-
1 private life
privéleven (alles wat met het privéleven v.e. persoon verbonden is en niet met zijn werk) -
2 privacy
n. privéleven; intimiteit; verborgenheid; in het geheim, stilletjes[ privvəsie]1 privacy2 geheimhouding ⇒ stilte, beslotenheid -
3 private
adj. privé; van zichzelf, persoonlijk--------n. geheim; soldaatprivate1[ prajvət] 〈zelfstandig naamwoord; voornamelijk Private〉————————private2〈 privateness〉♦voorbeelden:private hotel • familiehotelshe's a very private kind of person • ze is erg op zichzelfkeep private • binnenskamers houdenin private • in het geheimII 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉1 particulier ⇒ niet openbaar/publiek♦voorbeelden:private life • privélevenprivate property • privé/particulier eigendomprivate school • particuliere schoolprivate detective • privédetectiveprivate means • inkomsten anders dan uit loonprivate soldier • gewoon soldaatprivate view • persoonlijke mening -
4 intimateness
n. intimiteit (discretie, bescheidenheid, privéleven) -
5 society columns
de sociëteitsrubriek (rubrieken met roddelpraat over het privéleven van beroemde of bekende persoonlijkheden)
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский