-
1 plagen
♦voorbeelden:1 iemand met iets plagen • tease/kid someone about somethingniet tegen plagen kunnen • not be able to take a bit of teasingII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [hinderen, kwellen] torment, bother♦voorbeelden: -
2 plagen
v. tease, rag, badger, torment, bother, worry, turmoil, pester, pother, lacerate, josh, twit -
3 plagen met
v. joke -
4 iemand met iets plagen
iemand met iets plagentease/kid someone about somethingVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand met iets plagen
-
5 iemand systematisch plagen
iemand systematisch plagenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand systematisch plagen
-
6 ik zal je leren (dat arme dier te plagen)
ik zal je leren (dat arme dier te plagen)Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > ik zal je leren (dat arme dier te plagen)
-
7 niet tegen plagen kunnen
niet tegen plagen kunnenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > niet tegen plagen kunnen
-
8 ze deed het puur om hem te plagen
ze deed het puur om hem te plagenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > ze deed het puur om hem te plagen
-
9 happen
2 [gretige beet doen] bite (into), take a bite (out of)♦voorbeelden:3 hij hapt niet/hij wou niet happen • he did/would not take the baithap toch niet zo! • don't take everything so seriously!1 [gretig eten] take a bite -
10 leren
leren1〈bijvoeglijk naamwoord; alleen attributief〉1 leather♦voorbeelden:————————leren21 [kundigheid, kennis verwerven (van)] learn ((how) to do)2 [doen inzien] teach♦voorbeelden:een vak leren • learn a tradedat moet je leren eten • that's an acquired tasteiemand leren kennen • get to know someoneop dat gebied kun je nog heel wat van hem leren • he can still teach you a thing or twowe kunnen van hem nog wel iets leren • we still have something to learn from himmet iets leren leven • learn to live with somethingleren lopen • learn to walkhij wil leren schaatsenrijden • he wants to learn (how) to ice-skatehij leert moeilijk/vlot • he's a slow/fast learnersommige mensen leren het nooit • some people just never learniets perfect leren (beheersen) • master somethingdoor ervaring leren • learn by experienceeen mens is nooit te oud om te leren • one is never too old to learnuit die roman leren we dat … • that novel teaches us that …van zijn ervaringen leren • learn from one's experiencesiets al doende leren • pick something up as you go alongiets van buiten/uit het hoofd leren • learn something by heart2 de ervaring leert … • experience teaches …dat zal je leren • that'll teach youik zal je leren (dat arme dier te plagen) • I'll teach you (to tease that poor animal)3 haar kinderen kunnen goed/niet leren • her children are good/no good at schoolvoor dokter leren • study to be a doctorhij heeft weinig geleerd • he's had little (formal) schoolingII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [onderrichten omtrent] teach (something to someone/someone (how) to do something)♦voorbeelden:iemand leren lezen en schrijven • teach someone to read and write2 waar heb jij zo leren vloeken? • where did you pick up such swearwords?hij leert het al aardig • he's beginning to get the hang of it -
11 pesten
♦voorbeelden:hij zit mij altijd te pesten • he's always on at meelkaar pesten • nag each otherzij pest hem met zijn grote neus • she teases him about his big noseze doet he alleen maar om je te pesten • she's only doing it to tease you1 [kaartspel] play beggar-my/thy-neighbour -
12 plagerij
2 [wat men iemand al plagend aandoet] (bit of) teasing♦voorbeelden:plagerij sportief opnemen • take teasing like a good sport -
13 puur
1 [onvermengd; ongerept] pure♦voorbeelden:puur goud • solid goldpuur natuur • unadulterated natureeen whisky puur graag • a straight whisky, pleaseII 〈 bijvoeglijk naamwoord, bijwoord〉♦voorbeelden:1 pure nonsens • pure/utter nonsensehet was puur toeval • it was pure chanceze deed het puur om hem te plagen • she did it purely to tease himdat is puur liefhebberij • that's purely a hobby -
14 systematisch
♦voorbeelden:iemand systematisch plagen • be continually teasing someonesystematisch te werk gaan • proceed systematically/methodically -
15 zuigen
1 [naar een andere plaats halen] suck♦voorbeelden:3 heb je de hal al gezogen? • have you vacuumed the hall already?1 [sabbelen] suck (on/away at)♦voorbeelden:1 aan een sigaret/een pijp zuigen • puff away on a cigarette/on a pipeop een snoepje zuigen • suck (on) a sweet1 [in zich opnemen] absorb♦voorbeelden:
См. также в других словарях:
plagen — plagen … Deutsch Wörterbuch
Plagen — Plagen, verb. reg. act. welches 1. * eigentlich und ursprünglich, geißeln, schlagen, bedeutete, in welcher nunmehr veralteten Bedeutung, wo das Intensivum placken noch zuweilen gebraucht wird, es ein Geschlechtsverwandter von dem Griech. πλƞγειν… … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
plagen — V. (Mittelstufe) jmdn. mit etw. stark belästigen, peinigen Synonym: quälen Beispiele: Im Urlaub wurden wir von Insekten geplagt. Sie plagt mich ständig mit Anrufen . plagen V. (Aufbaustufe) bei jmdm. innerliche Unruhe hervorrufen Synonym: quälen… … Extremes Deutsch
plagen — ↑traktieren … Das große Fremdwörterbuch
Plagen — John Martin, Die 7. Plage, Kupferstich, 1828. Die zehn biblischen Plagen oder Landplagen bezeichnen eine Reihe von Katastrophen, die nach der biblischen Erzählung etwa im 13. Jahrhundert v. Chr. das Land Ägypten plagten. Historisch ist die… … Deutsch Wikipedia
plagen — zusetzen; zu schaffen machen; quälen; necken; triezen (umgangssprachlich); piesacken (umgangssprachlich); vexieren (veraltet); aufziehen ( … Universal-Lexikon
plagen — a) beeinträchtigen, behelligen, behindern, belästigen, lästig werden, Mühe bereiten, stören. b) quälen, Qualen/Schmerzen bereiten, traktieren, zusetzen; (geh.): foltern, martern, Pein bereiten; (geh. veraltend): peinigen; (österr., sonst… … Das Wörterbuch der Synonyme
plagen — pla̲·gen; plagte, hat geplagt; [Vt] 1 etwas plagt jemanden etwas ist für jemanden (meist ziemlich lange Zeit) unangenehm und belastend, weil Arbeit, Probleme oder Schmerzen damit verbunden sind ≈ etwas quält jemanden <die Hitze, der Durst,… … Langenscheidt Großwörterbuch Deutsch als Fremdsprache
Plagen — 1. Heb nicht zu früh an, dich zu plagen, es kompt doch wol. – Petri, II, 375. 2. Wen man zu viel vnd zu offt plagt, der wird vngedultig. – Büttner, I, 7b. 3. Wer andere plagt, hat selbst keine Ruhe. It.: Chi altri tribola, se non posa. (Gaal, 956 … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
plagen — Plage »quälendes Übel, Mühsal; Belästigung; anstrengende Arbeit; Unheil, Missgeschick«: Das Substantiv mhd. plāge, spätahd. plāga »Strafe des Himmels, göttliche Heimsuchung; Missgeschick; Qual, Not« ist aus lat. kirchenlat. plaga »Schlag,… … Das Herkunftswörterbuch
plagen — pla|gen ; sich plagen … Die deutsche Rechtschreibung