-
1 paren
adv. inlossing, uitweiding, tussenzin; ronde haak/haken -
2 paren пара
gener. paar -
3 styrman
paren -
4 couple
n. paar--------v. paren vormen, copuleren; met elkaar in verband brengencouple1[ kupl] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 koppel ⇒ paar, span♦voorbeelden:————————couple2II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (aaneen)koppelen ⇒ verbinden, aanhaken♦voorbeelden:couple up • aan elkaar koppelen4 for most people bullfighting is coupled with Spain • de meeste mensen associëren stierenvechten met Spanje -
5 pair
n. paar; span--------v. parenpair1[ peə] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: ook pair〉3 tweespan♦voorbeelden:I have only one pair of hands! • ik heb maar twee handen!the pair of them • allebeithere's a pair of you • jullie zijn een mooi stelletjein pairs • twee aan twee2 where is the pair to this sock? • waar is de tweede sok?pair of spectacles • brilpair of trousers • broek→ clean clean/————————pair2〈 werkwoord〉1 paren ⇒ een paar (doen) vormen, (zich) verenigen; koppelen, huwen; paarsgewijze rangschikken♦voorbeelden: -
6 accoupler
accoupler [aakoeplee]1. v1) koppelen, bijeenvoegen2) doen paren [dieren]2. s'accouplervparen, dekken -
7 apparier
-
8 mate
n. maté, Zuid-Amerikaanse boom, die eeuwig groen is, gecultiveerd voor zijn bladeren die gebruikt worden voor maken van thee; Paraquaanse thee, drank gemaakt door het trekken van bladeren van de matéboom in heet water--------n. vriend, maat; huwelijkspartner; partner; stuurman; mat (schaak-)--------v. paren; koppelen; voortplanten; mat zetten (in schaken)mate1[ meet]4 stuurman1 mat————————mate21 paren ⇒ huwen; zich voortplanten2 〈 techniek, technologie〉aan(een)/bij/in elkaar passenII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
9 paaren
paaren2 〈 figuurlijk〉verenigen, doen samengaan (met)♦voorbeelden:Verstand mit Gefühl paaren • verstand aan gevoel paren -
10 pair off
-
11 wed
v. trouwen (met), huwen (met); in de echt verbinden; in (natuur) opgaan[ wed] 〈 wedded, voltooid deelwoord ook wed〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 paren♦voorbeelden:1 wed to • paren/koppelen aan -
12 pairwise
adj. paren vormend, groepen van twee vormend--------adv. in paar, paarsgewijs, in groepen van twee; met betrekking tot paren -
13 begatten
begatten1 dekken, paren met -
14 парами
advgener. bij paren, gepaard, paar aan paar, paarsgewijs, paarsgewijze -
15 попарно
advgener. bij paren, paar aan paar, paarsgewijs, paarsgewijze -
16 сводить
v1) gener. afvoeren (âíèç), paren, samentrekken, terugbrengen (tot-ê ÷åìó-ô.), afleiden (âíèç), samenbrengen2) scorn. aaneenkoppelen (кого-л. с кем-л.) -
17 соединять парами
vgener. paren -
18 соединяться
v1) gener. overschakelen (по телефону), corresponderen, ineengrijpen, samentrekken, samenvloeien, zich aaneensluiten, zich paren, zich verbinden, zich verenigen2) liter. zich scharen -
19 сочетать
vgener. paren, combineren, huwen -
20 сочетать браком
vgener. paren (с кем-л.), trouwen
См. также в других словарях:
Paren — Paren, S. Paaren … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
paren — abbrev. parenthesis * * * … Universalium
paren — (parenthesis) adv. text enclosed in parentheses; the characters ( ), curved lines used to enclose a sentence or phrase … English contemporary dictionary
paren — abbrev. parenthesis … English World dictionary
paren. — parenthesis. * * * paren., parenthesis. * * * abbr. parenthesis … Useful english dictionary
paren. — parenthesis. * * * … Universalium
paren — noun A parenthesis … Wiktionary
PAREN — parentes, parenti … Abbreviations in Latin Inscriptions
paren — [pə rɛn] noun Printing a round bracket. Origin early 20th cent.: abbrev. of parenthesis … English new terms dictionary
paren — t (L). A parent … Dictionary of word roots and combining forms
paren — pa·ren … English syllables