-
1 opstopper
n. wallop, walloper, sockdolager -
2 opstopper
-
3 iemand een dreun/opstopper verkopen
iemand een dreun/opstopper verkopenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand een dreun/opstopper verkopen
-
4 snub
1. past tense, past participle - snubbed; verb(to treat, or speak to, in a cold, scornful way; to insult: He snubbed me by not replying to my question.) affærdige2. noun(an act of snubbing; an insult.) affærdigelse3. adjective((of the nose) short and slightly turned up at the end: a snub nose.) opstopper-* * *1. past tense, past participle - snubbed; verb(to treat, or speak to, in a cold, scornful way; to insult: He snubbed me by not replying to my question.) affærdige2. noun(an act of snubbing; an insult.) affærdigelse3. adjective((of the nose) short and slightly turned up at the end: a snub nose.) opstopper- -
5 clout
n. stofdoek; mep, klap--------v. een mep/klap gevenclout1[ klaut]♦voorbeelden:¶ 〈 spreekwoord〉 never cast a clout till May is out • 〈 ongeveer〉het is een wenk, reeds lang verjaard, 't vriest even vaak in mei als in maart1 (politieke) invloed ⇒ (politieke) macht, prestige♦voorbeelden:————————clout2〈 werkwoord〉1 〈 informeel〉een mep/klap geven -
6 get in
arriveren--------binnen komenget in1 binnenkomen ⇒ toegelaten worden 〈 met betrekking tot school, universiteit〉; verkozen worden 〈 politicus〉♦voorbeelden:get in on something • aan iets meedoen〈 informeel〉 get in with • vriendschap sluiten met, aanpappen metII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 get the doctor in • de dokter ontbieden/er bij halenI couldn't get a word in (edgeways) • ik kon er geen speld tussen krijgenIII 〈werkwoord + voorzetsel〉♦voorbeelden: -
7 pile driver
pile driver2 〈 informeel〉 opstopper ⇒ opduvel, (harde) knal/slag/stoot 〈 voornamelijk in boksen〉; (harde) trap/schop -
8 throw someone a blow
-
9 throw
n. worp, gooi--------v. werpen; toegooien; afgooien; gooien metthrow1[ θroo] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————throw2II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 richten ⇒ (toe)werpen, toezenden7 snel op zijn plaats brengen ⇒ werpen, leggen, maken8 verslaan9 maken ⇒ hebben, organiseren♦voorbeelden:1 throw dice • dobbelstenen gooien, dobbelenthe horse threw him • het paard wierp hem afthrow its feathers • ruiensnakes throw their skins • slangen werpen hun huid afthrow oneself at someone • zich op iemand storten/werpen; zich aan iemand opdringenthrow oneself into something • zich ergens op werpen, zich enthousiast ergens in stortenhe was thrown into prison • hij werd in de gevangenis geworpenthrow a cape over one's shoulders • zich een cape over de schouders gooienbe thrown (back) upon one's own resources • op zichzelf worden teruggeworpenhe threw us a sarcastic look • hij wierp ons een sarcastische blik toethrow the switch to ‘off’ • de schakelaar op ‘uit’ zettenthrow someone into confusion/into a fit • iemand in verwarring brengen/een stuip bezorgenthey were thrown out of work • ze waren ineens zonder werkthrown upon each other • op elkaar aangewezen→ throw about throw about/, throw around throw around/, throw away throw away/, throw back throw back/, throw down throw down/, throw in throw in/, throw off throw off/, throw out throw out/, throw over throw over/, throw overboard throw overboard/, throw together throw together/, throw up throw up/ -
10 uppnäst
adjektiv -
11 bourrer
bourrer [boeree]II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (op)vullen ⇒ volstoppen, volproppen3 een opstopper geven ⇒ stompen, afrossen♦voorbeelden:bourrer sa pipe • z'n pijp stoppen1. v2) volstoppen, volproppen3) wegbergen4) stompen, afrossen2. se bourrerv -
12 marron
marron1 [maarõ]〈m.〉1 kastanje♦voorbeelden:————————marron2 [maarõ]————————marron3 [maarõ],marronne [maaron]♦voorbeelden:médecin marron • kwakzalver1. adj2) gefopt, beetgenomen2. marron/-onneadj -
13 *horion
-
14 macaron
-
15 ramponneau
-
16 uppnäst
adjektiv -
17 verkopen
1 [verkocht worden] sell♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [tegen een prijs overdoen] sell2 [toedienen] give3 [ten beste geven] 〈zie voorbeelden 3〉♦voorbeelden:1 drugs verkopen • peddle/push drugsnee verkopen • give (someone) no for an answermet winst/verlies verkopen • sell at a profit/losséénmaal! andermaal! verkocht! • going! going! gone!¶ als je dat doet, ben je verkocht • if you do that, you're done for
См. также в других словарях:
opstopper — op|stop|per sb., en, e, ne (opstoppernæse) … Dansk ordbog