-
1 auftun
-
2 aufblättern
aufblättern1 op-, openslaan -
3 auffalten
auffalten♦voorbeelden: -
4 aufgehen
aufgehen3 opkomen, ontkiemen, ontstaan6 op-, overgaan ⇒ zich oplossen♦voorbeelden:der Knoten, die Naht geht auf • de knoop, de naad gaat losder Vorhang geht auf • het doek gaat opder Samen geht auf • het zaad komt op, ontkiemt4 der Teig geht auf • het deeg komt op, rijst (op)in seinen Kindern aufgehen • van zijn kinderen vervuld zijn6 der Betrieb ist in einem Großunternehmen aufgegangen • het bedrijf is in een grote onderneming opgegaan -
5 aufklappen
-
6 aufmachen
aufmachenI 〈onovergankelijk werkwoord; haben〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:die Hand aufmachen • zijn hand (geopend) uitstekenmach die Ohren auf! • luister goed, let op!einen Bericht tendenziös aufmachen • in een verslag een tendentieuze voorstelling van zaken geven♦voorbeelden: -
7 aufschlagen
aufschlagen6 〈 sport en spel〉serveren, opslaan♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:5 ein Lager, Zelt aufschlagen • een kamp, tent opslaan -
8 aufschnappen
-
9 springen
springen4 opengaan, -springen5 verspringen, overslaan ⇒ overspringen, weglaten♦voorbeelden:1 der springende Punkt • het kardinale, cruciale puntgesprungen kommen • komen aanspringenauf die Beine, Füße springen • opspringendie Angst sprang ihr aus den Augen • de angst was op haar gezicht te lezenin die Höhe springen • opspringender Ball springt über die Straße • de bal rolt over de straat -
10 teilen
teilenI 〈overgankelijk & onovergankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:jemandes Freude, Glück teilen • in iemands vreugde, geluk delenmit geteilten Gefühlen • met gemengde gevoelensgeteilter Meinung sein • van mening verschillenin Gruppen teilen • in groepen in-, verdelenetwas unter den Kindern teilen • iets onder de kinderen verdelen2 zich splitsen ⇒ zich delen, zich vertakken3 uit elkaar gaan, uiteengaan ⇒ opengaan, openschuiven♦voorbeelden:sich in den Gewinn teilen • de winst (onder elkaar) delen -
11 Öffnung
-
12 öffnen
Перевод: с немецкого на все языки
со всех языков на немецкий- Со всех языков на:
- Немецкий
- С немецкого на:
- Нидерландский