-
1 aan slijtage onderhevig zijn
aan slijtage onderhevig zijn————————aan slijtage onderhevig zijnVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > aan slijtage onderhevig zijn
-
2 aan slijtage onderhevig zijn
aan slijtage onderhevig zijn -
3 aan twijfel onderhevig zijn
aan twijfel onderhevig zijn -
4 aan mode onderhevig zijn
aan mode onderhevig zijnVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > aan mode onderhevig zijn
-
5 niet aan tegenspraak onderhevig zijn
niet aan tegenspraak onderhevig zijnDeens-Russisch woordenboek > niet aan tegenspraak onderhevig zijn
-
6 niet aan tegenspraak onderhevig zijn
niet aan tegenspraak onderhevig zijnadmit of no denial/argumentVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > niet aan tegenspraak onderhevig zijn
-
7 onderhevig
-
8 onderhevig
♦voorbeelden:aan slijtage onderhevig zijn • be liable to wear -
9 unterliegen
unterliegen2 (moeten) onderdoen voor ⇒ het moeten afleggen tegen, verliezen van♦voorbeelden:jemandem unterliegen • voor iemand (moeten) onderdoen, van iemand verliezen -
10 freak out
opgewonden raken (onder invloed van drugs), hallucinaties krijgen; breken met het gevestigde; onderhevig zijn aan plotseling optredend veranderend humeurfreak out〈 informeel〉1 opgewonden raken (onder invloed van drugs) ⇒ hallucinaties krijgen, uitfreakenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
11 werken
2 [een beroep uitoefenen; bezig zijn] work6 [schoonmaken] clean♦voorbeelden:iemand hard laten werken • work someone hardhard werken • work hardaan iets werken • work at/on somethinger wordt aan gewerkt • someone is working on itmet een computer/machine werken • 〈 ook〉 operate a computer/machinewerken op het land • work the soil/landvan werken ga je niet dood • hard work won't kill youwerken voor school/een examen • do one's schoolwork, study for an examdie man werkt voor drie • that man does the work of three (people)2 minder/meer uren gaan werken • work shorter/longer hoursaan zijn conditie werken • improve one's conditionhij werkt met twintig man personeel • he employs a staff of twenty3 hoe werkt dat ding? • how does that thing work?de nieuwe regeling werkt (goed) • the new procedure is functioning (well)dit apparaat werkt heel eenvoudig • this apparatus is simple to operatezo werkt dat niet • that's not the way it worksin iemands voordeel/nadeel werken • work to someone's advantage/disadvantagehout blijft altijd werken • wood keeps warpingII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [in een toestand brengen] 〈zie voorbeelden 1〉♦voorbeelden:zich kapot werken • work one's fingers to the bonezich dood werken • work oneself to deathzich omhoog werken • work one's way upeen ongewenst persoon eruit werken • get rid of an unwanted personnaar iets toe werken • work up to (doing) somethingiemand tegen de grond werken • lay someone low -
12 travailler
travailler [traavaajee]1 werken ⇒ arbeid verrichten, een beroep uitoefenen, studeren♦voorbeelden:faire travailler l'argent • geld niet renteloos laten liggentravailler à perte • met verlies werkenla maçonnerie travaille • het metselwerk scheurt, verzaktla pâte travaille • het deeg rijstII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 bewerken ⇒ verzorgen, bijschaven2 bestuderen ⇒ studeren, (be)oefenen4 plagen ⇒ verontrusten, achtervolgen♦voorbeelden:travailler le vin • wijn vervalsenv1) werken2) gisten, rijzen3) bewerken4) (be)studeren5) beïnvloeden6) plagen7) trainen8) mishandelen -
13 twijfel
♦voorbeelden:er bestaat enige twijfel • un doute planetwijfel doen rijzen • introduire le douteer is twijfel gerezen omtrent • un doute a surgi au sujet detwijfel koesteren • avoir des doutesgeen twijfel lijden • ne faire aucun doutehet lijdt geen twijfel dat dat juist is • nul doute que cela ne soit vraitwijfel uitspreken • faire des restrictionsaan twijfel onderhevig zijn • être sujet à cautionboven (alle) twijfel verheven zijn • être hors de doutebuiten twijfel • hors de doutedoor twijfels verscheurd • déchiré par le doutein twijfel staan • hésiteriets in twijfel trekken • mettre qc. en douteiemands goede naam in twijfel trekken • faire planer un doute sur la réputation de qn.hij heeft er zo zijn twijfels over • il a des doutes à ce sujetzonder twijfel • sans aucun doute -
14 mode
1 fashion♦voorbeelden:zich naar de laatste mode kleden • dress after the latest fashionde nieuwste mode • the latest fashionde mode bepalen • set the fashion, be a trendsetter of fashionde mode is veranderd • fashions have changed(in de) mode zijn • be fashionableaan mode onderhevig zijn • be affected by fashioneen mode in de psychologie • a trend/new wave in psychologyerg in de mode zijn • be quite the thing/all the ragein/uit de mode raken • come into/go out of fashiondat is uit de mode • that's out (of fashion) -
15 Stimmung
Stimmung〈v.; Stimmung, Stimmungen〉♦voorbeelden:Stimmung machen • er de stemming in brengenin gereizter, trüber Stimmung • in een geprikkelde, sombere stemmingjemanden in Stimmung versetzen • iemand in de stemming brengenin Stimmung geraten • in stemming komenvon Stimmungen abhängig sein • aan stemmingen onderhevig zijn -
16 tegenspraak
♦voorbeelden:geen tegenspraak dulden • ne pas admettre la contradictionbij iemand tegenspraak ontmoeten • se voir contredit par qn.tegenspraak uitlokken • provoquer de la contestationzonder tegenspraak volgde hij het bevel op • il obéit sans protesterzonder tegenspraak • certainement2 dat is in flagrante tegenspraak met … • c'est en contradiction flagrante avec …dat is in tegenspraak met hetgeen hij eerder gezegd heeft • c'est en contradiction avec ce qu'il a ditlijnrecht in tegenspraak met … • en opposition totale avec … -
17 tegenspraak
1 [protest] objection, protest, argument2 [ontkenning] denial3 [het tegenstrijdig zijn] contradiction♦voorbeelden:1 geen tegenspraak duldend • admitting no contradiction, peremptoryzonder tegenspraak volgde hij het bevel op • he obeyed the order without any objections2 niet aan tegenspraak onderhevig zijn • admit of no denial/argumentzonder tegenspraak • unchallenged3 dat is in flagrante tegenspraak met • that is in flagrant contradiction to/withonderlinge tegenspraak • internal contradiction(s)een tegenspraak in zichzelf • a contradiction in termsdat is in tegenspraak met hetgeen hij eerder gezegd heeft • that's inconsistent with/contradictory to what he said beforelijnrecht in tegenspraak met • in direct conflict with, in flat contradiction to -
18 necrose
v. aan necrose onderhevig zijn, afsterven, versterven -
19 perishability
n. vergankelijkheid; het aan bederf onderhevig zijn; verlies -
20 perishableness
n. vergankelijkheid; het aan bederf onderhevig zijn
- 1
- 2