-
1 entourer
entourer [ãtoeree]1 omgeven ⇒ omringen, omvatten, omsluiten♦voorbeelden:les soldats entourent la ville • de soldaten omsingelen de stadil m'entourait de ses bras • hij sloeg zijn armen om mij heenentourer qn. de prévenances • iemand met attenties overstelpen♦voorbeelden:vomgeven, omringen -
2 ceinturer
ceinturer [sẽtuuree]〈 werkwoord〉1 een riem omdoen aan ⇒ omgorden, omringen♦voorbeelden:ceinturé d' un ruban bleu • met een blauwe band om het middelv1) omgorden, omringen -
3 contourner
contourner [kõtoernee]〈 werkwoord〉3 verwringen ⇒ verdraaien, verbuigenv1) om [iets] heen gaan2) omgeven, omringen3) ontwijken4) omzeilen, ontduiken5) verdraaien -
4 cerner
cerner [sernee]〈 werkwoord〉 -
5 environner
environner [ãvieronnee]2 liggen rondom ⇒ omsluiten, insluiten -
6 assiéger
-
7 cercle
cercle [serkl]〈m.〉1 cirkel ⇒ cirkelomtrek, -vlak2 kring ⇒ gebied, omvang, sfeer4 kring ⇒ club, sociëteit, gezelschap♦voorbeelden:décrire un cercle • een cirkel beschrijvenen cercle • in een kring, in het rondm2) kring3) ring, hoepel4) club, gezelschap -
8 envelopper
envelopper [ãvloppee]3 omringen ⇒ omsingelen, omsluiten♦voorbeelden:1 je vous l' enveloppe? • zal ik het voor u inpakken?envelopper qn. du regard • iemand lang aankijken♦voorbeelden:v1) omhullen (met), wikkelen (in)2) verhullen, inkleden3) omsingelen -
9 ceindre
-
10 cercler
-
11 circonscrire
-
12 circonscrire une propriété par des murs
circonscrire une propriété par des mursDictionnaire français-néerlandais > circonscrire une propriété par des murs
-
13 encadrer
encadrer [ãkaadree]1 omlijsten ⇒ omlijnen, omgeven, omringen♦voorbeelden:il était encadré par deux gendarmes • hij werd geflankeerd door twee agenten -
14 enceindre
-
15 former un cercle autour de qn.
former un cercle autour de qn.Dictionnaire français-néerlandais > former un cercle autour de qn.
См. также в других словарях:
omringen — lontu … Woordenlijst Sranan
Erste Kammer der Generalstaaten — Logo Parlamentsgebäude Basisdaten Sitz: Binnenhof … Deutsch Wikipedia