-
1 omhulsel
-
2 omhulsel
n. envelope, envelopment, wrap, wrapping, cover, casing, case, shell, tunica, hull, husk -
3 omhulsel
• case• casing• coating cover• envelope• jacket• sheath• wrapping -
4 ballon
1 [meestal ballonnetje] [dun zakje van rubber dat kan worden opgeblazen] (toy) balloon2 [luchtballon] (hot-air/gas-filled) balloon ⇒ 〈 bestuurbare〉 dirigible (balloon), 〈 omhulsel〉 envelope♦voorbeelden:een ballon opblazen • blow up a ballooneen ballonnetje oplaten • make a tentative proposal -
5 bekleding
3 [uitoefening] tenure, holding♦voorbeelden: -
6 capsule
-
7 dop
-
8 huls
1 [koker, omhulsel] case, cover, container2 [leger] cartridge case, shell♦voorbeelden:2 lege huls • empty cartridge/shell -
9 kas
1 [broeikas] greenhouse; hothouse, hotbed♦voorbeelden:warme kas • hothousede kas beheren/houden • manage/keep the cashde kas klopt/sluit • the cash balancesde kas opmaken • make up the cash (account)goed bij kas zijn • have plenty of cash/moneykrap/slecht bij kas zitten • be short of cash/moneyhij is er met de kas vandoor gegaan • he has run off with the cash5 de kas van een horloge, orgel • watch-case, organ-case -
10 kern
4 [natuurkunde] nucleus5 [plaats, dorp, ook in samenstellingen] centre6 [in samenstellingen] [belangrijkste, hoofd-] central♦voorbeelden:3 de kern van het probleem • the heart/essence of the problemde harde kern van een terroristengroep • the hard core of a terrorist groupin de kern van de zaak • in essencetot de kern van een zaak doordringen • get (down) to the (very) root of an issuedat bevat een kern van waarheid • that has an element/a grain of truth (in it)6 kernidee • central/main/basic idea -
11 metalen bekleding
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > metalen bekleding
-
12 rok
2 [vrouw] (bit of) skirt4 [omhulsel om buizen] cladding5 [met hoofdletter] [vogel] roc♦voorbeelden:1 aan moeders rokken hangen • 〈 figuurlijk〉 be tied to mother's apron strings; 〈 letterlijk〉 tug at mother's skirtsSchotse rok • kilteen wijde rok • a full skirt -
13 steken
1 [verwonden] stab♦voorbeelden:2 dat steekt (hem) • that sticks in one's/(his) throatII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [in iets vastprikken] stick2 [in een omhulsel bergen] put, place3 [in een plaats/richting/toestand brengen] put6 [door te treffen in een toestand brengen] stab♦voorbeelden:steek dat bij je • put it in your pocketzijn geld in een zaak steken • put one's money in an undertakingiemand in de nieuwe kleren steken • set someone up in new clotheshij stak de handen in de zakken • he put/stuck his hands into his pocketseen hand in het water steken • dip a hand into the wateriets in elkaar steken • put something together5 asperges/turf steken • cut asparagus/peatiemand overhoop steken • stab someone to death1 [vastzitten] stick2 [in iets/ergens zijn] be3 [gevoel van pijn veroorzaken] sting♦voorbeelden:ergens in blijven steken • get stuck/bogged (down) in somethingplotseling blijven steken • stop deaddaar steekt iets achter • there is something behind itdaar steekt meer achter • there is more to it than meets the eyede sleutel steekt in het slot • the key is in the lockde zon steekt • the sun burns -
14 vel
1 [huid; huidschilfer; vlies; omhulsel] skin2 [blad papier] sheet♦voorbeelden:een vel op de melk • a skin on the milkhet is om uit je vel te springen • it is enough to drive you up the wall
Перевод: с нидерландского на английский
с английского на нидерландский- С английского на:
- Нидерландский
- С нидерландского на:
- Все языки
- Английский
- Русский
- Французский