-
1 coating cover
omhulsel -
2 wrapping
omhulsel -
3 case
n. geval; zaak; rechtszaak; toestand; reden; naamval (grammatica); krat, kist, doos; (in computers) metalen omhulsel waarin zich alle interne onderdelen van de computer bevinden--------v. inpakken (ook in een kist)case1[ kees]1 geval ⇒ kwestie, zaak; stand van zaken; voorbeeld, specimen; patiënt, ziektegeval; 〈 informeel〉 (excentriek) type4 〈 benaming voor〉 omhulsel 〈 voornamelijk met inhoud〉 ⇒ doos, kist, koffer; zak, tas(je); schede, koker; huls, mantel; sloop, overtrek; cassette, etui; omslag; band; uitstalkast, vitrine; kast 〈 van horloge, piano; voor boeken enz.〉; 〈 techniek, technologie〉 huis; trommel, bus; 〈 plantkunde〉 zaadhuisje/hulsel5 kozijn ⇒ raamwerk, deurlijst♦voorbeelden:case in point • goed voorbeeldhe's a real case • hij is echt geschift(just) in case • voor het geval datin case of • in geval van, voor het geval datin the case of • met betrekking totin any/no case • in elk/geen gevalit's (not) the case • het is (niet) waar/het gevalsuch being the case • in het licht daarvanin this/that case • in dit/dat gevalthree cases of measles • drie gevallen van mazelenas the case may be • afhankelijk van de situatie/omstandigheden2 have a strong case • er goed/sterk voor staanmake (out) one's case • aantonen dat men gelijk heeftput the case (that) • opperen/voorstellen (om te)the case for the defendant • het pleidooi ten gunste van de beklaagdehave no case • geen been hebben om op te staanleading case • precedentmy case is to be heard today • mijn zaak komt vandaag voor————————case2〈 werkwoord〉1 voorzien van een omhulsel/doos ⇒ insluiten, vatten -
4 casing
n. lijst; omlijsting; verpakking; omhulsel[ keesing]1 〈 benaming voor〉 omhulsel ⇒ doos; 〈 in het bijzonder〉 vulkanisatielaag 〈 van autoband〉; 〈 voornamelijk meervoud〉 worstvel; 〈 techniek, technologie〉 boor/bekledingsbuis; 〈 techniek, technologie〉 bekisting, kast, omhulsel2 kozijn ⇒ raamwerk, deurlijst -
5 shell
n. schelp; schild, schil; omhulsel (ook in computers); bescherming, pantsering; huls; projektiel, granaat; kogel; (in computers) omhulsel--------v. schillen, doppen, pellen, ontbolsteren; beschieten; dokken,schuiven, schokkenshell1[ sjel]1 〈 benaming voor〉 hard omhulsel ⇒ schelp; slakkenhuis; dop, schaal; schulp; rugschild, dekschild; cocon♦voorbeelden:1 come out of one's shell • loskomen, ontdooiengo/retire into one's shell • in zijn schulp kruipen————————shell2〈 werkwoord〉1 van zijn schil ontdoen ⇒ schillen, doppen, pellen2 beschieten ⇒ onder vuur nemen, bombarderen→ shell out shell out/ -
6 cocoon
n. overtrek, beschermend omhulsel; pop (rups)--------v. inpakken, afdekkencocoon1[ kəkoe:n] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————cocoon2〈 werkwoord〉 -
7 encase
v. in een kist leggen1 in een omhulsel/koker enz. stoppen ⇒ opbergen, in een doos/etui bergen2 als een omhulsel/koker enz. omgeven ⇒ bedekken♦voorbeelden: -
8 hull
n. schip, dop; omhulsel; casco, romp (v. schip)--------v. pellenhull1[ hul] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————hull2〈 werkwoord〉 -
9 jacket
-
10 tower case
tower omhulsel, toren omhulsel, computeromhulsel dat vertikaal is opgesteld en meestal op de grond staat -
11 armature
n. hard omhulsel, schelp, dop, schaal, schulp, rugschild (ook in de biologie); armatuur (van een elektrische motor)[ a:mətsjə] -
12 cartridge
n. huls (van een kogel); (in computers) cassette; omhulsel voor media voor het opslaan van gegevens; magneetbandcassette; filmhouder voor een fototoestel[ ka:tridzj]3 (kant-en-klare) vulling ⇒ cassette; inktpatroon; gasvulling→ blank blank/ -
13 chrysalis
n. pop (v. insect) -
14 clay
-
15 coma
n. buiten bewustzijn zijn; flauw gevallen zijn; coma--------n. licht omhulsel (bij astronomie - om de kern van een komeet)[ koomə] -
16 envelope
-
17 housing
n. huisvesting, woonvoorziening[ hauzing]1 huisvesting ⇒ woonvoorziening, woonruimte♦voorbeelden:1 live in bad housing • slecht behuisd/gehuisvest zijn -
18 husk
n. schil, bolster, dop, kaf; hulsel--------v. schillen, doppen, pellenhusk1[ husk] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————husk2〈 werkwoord〉 -
19 mantle
n. mantel; afdekking; afscheiding, omhulsel--------v. dekken; bedekken; verhullenmantle1[ mæntl] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————mantle2〈 werkwoord〉 -
20 packing
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский
omhulsel
Страницы