-
1 packaging
verpakking -
2 package
n. pakket; verpakking--------v. inpakken, verpakkenpackage1[ pækidzj] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 → package deal package deal/————————package2〈 werkwoord〉 -
3 packing
-
4 casing
n. lijst; omlijsting; verpakking; omhulsel[ keesing]1 〈 benaming voor〉 omhulsel ⇒ doos; 〈 in het bijzonder〉 vulkanisatielaag 〈 van autoband〉; 〈 voornamelijk meervoud〉 worstvel; 〈 techniek, technologie〉 boor/bekledingsbuis; 〈 techniek, technologie〉 bekisting, kast, omhulsel2 kozijn ⇒ raamwerk, deurlijst -
5 lap
n. lik; slok, opslokken; kabbelen, klotsen (van water)--------n. schoot; ronde; flap--------n. verpakking; overlapping; gedeeltelijke overlapping; overlapt deel; ronde (in een wedstrijd); schijf voor het polijsten van diamanten--------v. likken; slurpen, slikken; kabbelen (van golven); klotsen (van water)--------v. verpakken; overlappen; gedeeltelijk overlapt zijn; op een voorsprong zijn (een of meerdere ronden)lap1[ læp] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 overlap(ping) ⇒ overlappend deel, overslag5 lik ⇒ geslurp, (ge)slobber♦voorbeelden:¶ in the lap of the gods • in de schoot der goden/toekomstlive in the lap of luxury • in weelde baden————————lap2〈 lapped〉♦voorbeelden:♦voorbeelden:1 omslaan ⇒ omgeven, omwikkelen -
6 pack
n. pakket; pakje; horde; troep, zwerm; groep; verband; zalf--------v. (in)pakken, zijn koffer pakkenpack1[ pæk]1 pak ⇒ (rug)zak; last; bepakking; verpakking; pakket2 pak ⇒ hoop; pak vis/vlees/fruit; (verpakte) vangst/oogst 〈 van een seizoen〉; 〈 Brits-Engels〉 pak/spel kaarten; 〈 Amerikaans-Engels〉 pakje 〈 sigaretten〉♦voorbeelden:pack of nonsense • hoop onzinthis season's pack of salmon • de zalmvangst van dit seizoenII 〈zelfstandig naamwoord; werkwoord enkelvoud of meervoud〉1 troep ⇒ bende; horde, meute 〈 jachthonden bijvoorbeeld〉; vloot 〈 van onderzeeërs, gevechtsvliegtuigen〉; 〈 sport〉 peloton; 〈 rugby〉 pack 〈 de voorwaartsen van een team〉♦voorbeelden:————————pack23 samenklitten ⇒ samenklonteren, zich verenigen♦voorbeelden:3 pack into • zich verdringen/persen inII 〈 overgankelijk werkwoord〉8 〈voornamelijk Amerikaans-Engels; informeel〉 op zak hebben 〈 pistool bijvoorbeeld〉 ⇒ bij de hand hebben♦voorbeelden:packed lunch • lunchpakketthe theatre was packed with people • het theater was afgeladen -
7 packet
n. pakket, pakje, verpakking; een aanzienlijk bedrag (slang); (in computers) een gegevenspakket[ pækit]2 〈 informeel〉pak/bom geld♦voorbeelden:packet soup • soep uit een pakje -
8 tare
-
9 adventitia
n. buitenste verpakking (van bloedvaten of lichaamsdeel) -
10 incasement
n. verpakking -
11 kraft paper
kraftpapier, (bruin) pakpapier voor verpakking en productie van boodschappenzakken -
12 net weight
nettogewicht (gewicht v. goederen zonder verpakking) -
13 parcelling
n. verdeling; verpakking -
14 styrofoam
n. tempex (gebruikt voor verpakking en isolatie) -
15 wood shavings
n. gekruld houtschaafsel gebruikt voor verpakking of vulling, houtwol -
16 container
bakcontainerdooshouderlaadkistreservoirvatverfreservoirverpakkingwerkbak -
17 number per package
aantal per verpakking -
18 package
behuizingcollohouderomhullingpakpakketverpakking -
19 packing
afdichtingpakkingverpakking -
20 quantity per package
aantal per verpakking
- 1
- 2