-
1 omhooggaan
♦voorbeelden:1 de prijzen gaan omhoog • prices are going up/are risingloodrecht/steil omhooggaan • go up/rise vertically/steeply -
2 omhooggaan
1 monter♦voorbeelden:de lift is omhooggegaan • l'ascenseur est montéde prijzen gaan omhoog • les prix montent -
3 omhooggaan
I.in die Höhe gehenII.nach oben gehenIII.steigen -
4 omhooggaan
v. lift, look up, uprise -
5 omhooggaan
ww -
6 omhooggaan
подняться наверх, идти наверх; идти наверх (вверх); подняться; подняться, повыситься -
7 verticaal omhooggaan
verticaal omhooggaan -
8 loodrecht/steil omhooggaan
loodrecht/steil omhooggaango up/rise vertically/steeplyVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > loodrecht/steil omhooggaan
-
9 verticaal omhooggaan
verticaal omhooggaanVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > verticaal omhooggaan
-
10 взойти
omhooggaan, opstijgen ; opkomen, opgaan -
11 всходить
omhooggaan, opstijgen ; opkomen, opgaan -
12 lever
lever1 [ləvee]〈m.〉♦voorbeelden:au lever du rideau • bij het opgaan van het doek————————lever2 [ləvee]II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (op)heffen ⇒ oprichten, optillen2 opheffen ⇒ een einde maken aan, wegnemen♦voorbeelden:lever un fardeau • een last optillenlever les glaces • de raampjes omhoogdraaienlever les lettres • de brievenbus lichtenlever le poing • zijn vuist opheffenlever les yeux, la tête, le visage, le nez • opkijkenlever des impôts • belastingen heffenlever un lièvre • een haas opjagen♦voorbeelden:→ pied1. m2) (het) opkomen [zon]3) opslag, opmaat [muziek]4) opmeting2. v1) rijzen [deeg]2) ont-kiemen3) opheffen5) opmeten6) oproepen3. se leverv1) opstaan, gaan staan2) omhooggaan3) opkomen [zon, maan]5) opsteken [wind] -
13 hinaufgehen
-
14 подниматься
stijgen, oprijzen, zich verheffen, omhooggaan -
15 подняться
stijgen, oprijzen, zich verheffen, omhooggaan -
16 ascend
v. klimmen, naar boven gaan[ əsend]1 (op)stijgen ⇒ omhooggaan, zich verheffen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 opgaan ⇒ naar boven gaan, beklimmen -
17 ascent
n. opstijgen, stijgen, omhoog gaan[ əsent]1 be/opstijging ⇒ (be)klim(ming), het (op)rijzen/omhooggaan2 oplopende helling/glooiing♦voorbeelden: -
18 climb
n. klim--------v. klimmenclimb1[ klajm] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 helling ⇒ klim, weg omhoog♦voorbeelden:————————climb2♦voorbeelden:climb up a wall • tegen een muur opklimmenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 klimmen in/op ⇒ beklimmen, bestijgen -
19 go up
opgaan, stijgengo up♦voorbeelden:II 〈werkwoord + voorzetsel〉 -
20 heave
n. hijs--------v. optillen, trekken; op doen rijzen; uithalen; gooienheave1[ hie:v] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 ruk♦voorbeelden:————————heave21 (op)zwellen ⇒ rijzen, omhooggaan♦voorbeelden:〈 informeel〉 heave up • overgeven, brakenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:
Страницы
- 1
- 2