-
61 taste
n. smaak; proefje; wijsheid--------v. smaken; proeventaste1[ teest]1 kleine hoeveelheid ⇒ hapje, slokje; beetje, tikkeltje♦voorbeelden:1 have a taste of this cake/wine • neem eens een hapje/slokje van deze cake/wijnit is a taste better than before • het is een tikkeltje beter dan voorheen2 smaak ⇒ voorkeur, genoegen♦voorbeelden:1 leave a bad/nasty/unpleasant taste in the mouth • een bittere/onaangename nasmaak hebben 〈 ook figuurlijk〉everyone to his taste • ieder zijn meughave (a) taste for music • genoegen scheppen in muziekadd sugar to taste • suiker toevoegen naar smaak♦voorbeelden:1 that is good/bad taste • dat getuigt van goede/slechte smaakthe remark was in bad taste • de opmerking getuigde van slechte smaaksweet to the taste • zoet van smaak————————taste21 smaken♦voorbeelden:the pudding tasted of garlic • de pudding smaakte naar knoflookII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
62 cassata
n. cassata, Italiaans ijs met gesuikerde of gedroogde vruchten en noten (oorspronkelijk uit Napels, Italië); cake in lagen uit Sicilië met zoete ricotta bedekt, met gesuikerde vruchten en gehakte chocolade en gegeten als cake of toetje bij feestjes -
63 Swiss roll
-
64 Swiss
-
65 cookie
n. kleine zoete cake op platte pan gebakken; koekje; (internet, computers) koekje - bestand in hard disk van de gebruiker ingeplant door internetkanaal (bevat persoonlijke informatie over de gebruiker en wordt gebruikt om potentiële kopers te verkrijgen voor Internetreclame); kampkok; (Slang) iemand met speciale aard (Bv. "She is a smart cookie", "Tom is a tough cookie")→ cooky cooky/ -
66 cooky
n. kleine zoete cake op platte pan gebakken; koekje; (internet, computers) koekje - bestand in hard disk van de gebruiker ingeplant door internetkanaal (bevat persoonlijke informatie over de gebruiker en wordt gebruikt om potentiële kopers te verkrijgen voor Internetreclame); kampkok; (Slang) iemand met speciale aard (Bv. "She is a smart cookie", "Tom is a tough cookie")cooky, cookie,[ koekie] 〈meervoud: cookies〉 -
67 cut into
cut into2 onderbreken ⇒ tussenbeide komen, in de rede vallen3 storend/nadelig werken op ⇒ een aanslag doen op♦voorbeelden:cut into the silence • de stilte verbreken/verstoren -
68 cut
adj. gesneden; verkorting, gedeelte; in prijs verlaagd--------n. snee; snijwond; gedeelte; dracht (van kleding)--------v. snijden; verkorten; verlagen; knippencut1[ kut] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 〈 benaming voor〉slag/snee met scherp voorwerp ⇒ (mes)sne(d)e, keep, insnijding, snijwond; hak, houw; striem, (zweep)slag5 coupure ⇒ weglating, in/verkorting8 〈 benaming voor〉in/doorsnijding ⇒ geul, kloof, kanaal, doorgraving; kortere weg♦voorbeelden:cut and thrust • (woorden)steekspel, vinnig debat————————cut21 〈 benaming voor〉scheid/bewerkbaar zijn met scherp voorwerp ⇒ (zich laten) snijden/knippen/maaien, te snijden/knippen/hakken/maaien zijn2 〈 benaming voor〉een inkeping/scheiding maken ⇒ snijden; knippen; hakken, kappen, kerven; maaien4 rennen7 〈 informeel〉een plaat maken/opnemen♦voorbeelden:1 the butter/grass cuts easily • de boter/het gras snijdt/maait gemakkelijk→ cut across cut across/, cut at cut at/, cut down cut down/, cut down on cut down on/, cut in cut in/, cut into cut into/, cut out cut out/, cut through cut through/, cut up cut up/♦voorbeelden:→ cut back cut back/1 snijden in ⇒ verwonden; stuksnijden2 〈 benaming voor〉 scheiden door middel van scherp voorwerp ⇒ (af/door/los/weg)snijden/knippen/hakken; (om)hakken/kappen/zagen3 〈 benaming voor〉 maken met scherp voorwerp ⇒ kerven; slijpen; (bij)snijden/knippen/hakken; boren; graveren; snijden 〈 grammofoonplaat〉; 〈 bij uitbreiding〉 opnemen, maken 〈 grammofoonplaat〉5 〈 benaming voor〉 inkorten ⇒ snijden (in), couperen 〈 boek, film e.d.〉; afsnijden 〈 route, hoek〉; besnoeien (op), inkrimpen, bezuinigen6 〈 benaming voor〉 stopzetten ⇒ ophouden met; afsluiten, afsnijden 〈 water, energie〉; uitschakelen, afzetten9 negeren ⇒ veronachtzamen, s laten liggen♦voorbeelden:cut the tape • het lint doorknippencut free • lossnijden/kappen/hakken; bevrijdencut someone loose • iemand lossnijden/losmakencut open • openhalen/rijtencut away • wegsnijden/hakken/knippen; snoeiencut in half/two • doormidden/in tweeën snijden/knippen/hakkencut into halves/thirds/pieces • doormidden/in drieën/in stukken snijden/knippen/hakkencut a way through the jungle • zich een weg banen door de jungle3 cut a record • een plaat maken/opnemencut one's initials into something • zijn initialen ergens in kervenmy wage was cut • mijn loon is verlaagd9 cut someone dead/cold • iemand niet zien staan, iemand straal negeren -
69 doily
-
70 dust
n. stof; dood; oproer--------v. afstoffen; bestuivendust1[ dust] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 stof ⇒ poeder, stuifaarde2 stofwolk♦voorbeelden:¶ bite the dust • in het stof bijten, sneuvelenshake the dust off one's feet • (woedend) vertrekkenthrow dust into someone's eyes • iemand zand in de ogen strooien————————dust2II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 afstoffen ⇒ stof wegkloppen, afschuieren♦voorbeelden:then dust icing-sugar onto the cake • daarna de taart met poedersuiker bestrooien→ dust off dust off/ -
71 fruitcake
-
72 gateau
-
73 icing
n. glacering; een beetje ijs[ ajsing]♦voorbeelden: -
74 marble
adj. marmeren; van marmer--------n. marmer; knikker--------v. als marmer er laten uitzienmarble1[ ma:bl] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 marmer3 knikker♦voorbeelden:————————marble21 marmeren♦voorbeelden:————————marble3〈 werkwoord〉1 marmeren♦voorbeelden:marbled paper • gemarmerd papier -
75 pastry
-
76 piece
n. stuk; gedeelte; instrument; uitvoering; muntstuk--------v. samenvoegenpiece1[ pie:s] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 〈 benaming voor〉 stuk ⇒ portie, brok; onderdeel, deel 〈 ook techniek, technologie〉; stukje (land), lapje, eindje; schaakstuk; damschijf; munt/geldstuk; artikel; muziek/toneelstuk; 〈 leger〉 kanon, geweer♦voorbeelden:five cents a piece • vijf cent per stukpiece of furniture • meubel(stuk)piece of information • inlichting, mededelingpiece of (good) luck • buitenkansjepiece of music • muziekstukpiece of news • nieuwtjepiece of string • eindje touw, touwtjethat's a fine piece of work • dat ziet er prachtig/prima uitbreak to/fall in pieces • in stukken/uit elkaar vallen〈 informeel〉 come/go (all) to pieces • (helemaal) kapot gaan 〈 ook figuurlijk〉; instorten, in/uit elkaar vallen, bezwijkencome to pieces • uit elkaar genomen kunnen wordentake something to pieces • iets uit elkaar nemenpiece by piece • stuk voor stukbe paid by the piece • stukloon krijgenin pieces • in/aan stukken〈 figuurlijk〉 be (all) of a piece with • (helemaal) van dezelfde aard/hetzelfde slag zijn als; uit hetzelfde hout gesneden zijn alsof a piece • in/uit één stuk〈 Brits-Engels〉 (nasty) piece of work/goods • (gemene) vent/griet〈 informeel〉 pick up the pieces • de stukken/brokken lijmen〈 informeel〉 (all) shot to pieces • (helemaal) kapot; ontzenuwd 〈 argumenten〉; de bodem ingeslagen 〈 verwachtingen〉→ set set/————————piece2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:piece on to • vasthechten aan, verbinden met -
77 rock bun
-
78 scone
-
79 sponge
n. spons; Moskovisch gebak; parasiet (mens)--------v. afsponsen; weg-, uit-, afwissen, wissen, klaplopensponge1[ spundzj]1 spons♦voorbeelden:————————sponge2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:4 he always manages to sponge some money from her • hij ziet altijd kans om wat geld van haar los te krijgen -
80 baba
n. baba (cake van gist gemaakt)
См. также в других словарях:
Cake decorating — is one of the sugar arts that uses icing and other edible decorative elements to make otherwise plain cakes more visually interesting. Alternatively, cakes can be molded and sculpted to resemble three dimensional persons, places and things. In… … Wikipedia
Cake Mania — Developer(s) Sandlot Games Publisher(s) Sandlot Games … Wikipedia
cake — [ kɛk ] n. m. • 1795; mot angl., abrév. de plum cake « gâteau aux raisins secs » 1 ♦ Gâteau garni de raisins secs, de fruits confits. Une tranche de cake. Un moule à cake. Des cakes. 2 ♦ Loc. (1964) En cake, se dit d un cosmétique moulé en pâte… … Encyclopédie Universelle
cake-walk — [ kɛkwɔk ] n. m. • 1895; mot angl. amér. « marche du gâteau » ♦ Danse négro américaine, en vogue vers 1900. Des cake walks. La musique sur laquelle le cake walk se dansait. ● cake walk, cake walks nom masculin (américain cake walk, de to take the … Encyclopédie Universelle
Cake (рок-группа) — Cake Кейк Лидер групы Джон МакКри на фестивале Lollapalooza 2005 … Википедия
Cake (группа) — Cake Кейк Лидер группы Джон МакКри … Википедия
Cake (Homonymie) — Cake (gâteau) Pour les articles homonymes, voir Cake (homonymie). Un cake … Wikipédia en Français
Cake (Groupe) — Cake Pays d’origine États Unis Genre(s) rock alternatif Années actives 1992 – aujourd hui Label(s) Capricorn Records Columbia Records Site Web … Wikipédia en Français
cake — [ keık ] noun *** 1. ) count or uncount a sweet food made by baking a mixture that usually contains sugar, eggs, flour, and butter or oil: a chocolate cake a birthday/wedding/Christmas cake a piece/slice of cake: Would you like a slice of cake?… … Usage of the words and phrases in modern English
Cake (homonymie) — Cette page d’homonymie répertorie les différents sujets et articles partageant un même nom … Wikipédia en Français
Cake — (k[=a]k), n. [OE. cake, kaak; akin to Dan. kage, Sw. & Icel. kaka, D. koek, G.kuchen, OHG. chuocho.] [1913 Webster] 1. A small mass of dough baked; especially, a thin loaf from unleavened dough; as, an oatmeal cake; johnnycake. [1913 Webster] 2.… … The Collaborative International Dictionary of English