-
1 amputeren
amputashon; amputáDicionário Português-Holandês e Holandês-Português > amputeren
-
2 ампутировать
amputeren -
3 amputate
-
4 amputer
-
5 ампутировать
vgener. afzetten, amputeren -
6 ablate
v. door operatie laten weghalen, amputeren; wegsmelten, verdampen -
7 autotomize
v. autotomie veroorzaken; autotomie ondergaan (in dierkunde-het vanzelf amputeren van lichaamsdeel dat een afwijking heeft zoals de staart van een hagedis) -
8 exsect
v. Amputeren, afhakken -
9 resect
v. opereren; amputeren -
10 sever a limb from the body
een lidmaat van het lichaam amputeren -
11 couper
couper [koepee]♦voorbeelden:¶ couper court à • een eind maken aan, de kop indrukkenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (door)snijden ⇒ afsnijden, opensnijden, knippen, (om)hakken, maaien6 stopzetten ⇒ tegenhouden, versperren♦voorbeelden:le froid coupe les mains, les lèvres • de kou doet je handen afvriezen, doet je lippen splijtencouper un organe • een orgaan verwijderenle vent coupe le visage • de wind snijdt in je gezichtle village a été coupé du reste du monde • het dorp is van de rest van de wereld afgesnedencouper avec les dents • af-, doormidden bijtencouper avec une scie • af-, doormidden zagencouper à travers champs • de kortste weg nemencouper l'eau, le courant • het water, de stroom afsluitencouper la fièvre • de koorts doen dalencouper le mal à, dans la racine • het kwaad met wortel en tak uitroeiencouper la retraite à l'ennemi • de vijand de terugtocht afsnijdencouper le vent • tegen de wind beschermença vous la coupe! • dat verbaast je!coupez! • stop! 〈 film-, geluidsopname〉〈 telefoon〉 ne coupez pas, s.v.p. • blijft u aan de lijn a.u.b.♦voorbeelden:il se couperait en quatre pour lui • hij gaat door het vuur voor hem1. v1) snijden, scherp zijn3) (door)snijden, afsnijden, knippen, omhakken, maaien4) amputeren5) schrappen [tekst]6) verwonden7) splitsen8) stopzetten9) tegenhouden10) aanlengen11) afnemen [kaarten]12) castreren2. se couperv1) zich/elkaar verwonden3) zichzelf tegenspreken, zich verraden -
12 retrancher
retrancher [rətrãsĵee]1 zich verschansen ⇒ zich verschuilen, zich hullenv1) weglaten, schrappen2) inhouden [geld]4) amputeren -
13 amputashon
afzetten, afzetting, amputeren, amputatie; amputatie [F], wegneming [F]Dicionário Português-Holandês e Holandês-Português > amputashon
-
14 amputá
afzetten [v], amputeren [v], wegsnijden [v] -
15 amputera
1) amputeren2) afzetten3) wegsnijden -
16 Amputation
-
17 absetzen
absetzenI 〈onovergankelijk werkwoord; haben〉2 〈 scheepvaart〉afzetten, afsteken♦voorbeelden:2 vom Ufer absetzen • van de oever afzetten, afstekenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 af-, neerzetten ⇒ wegdoen, (neer)leggen♦voorbeelden:das Glas vom Mund absetzen • het glas van de mond nemen en neerzetten3 einen Fahrgast absetzen • een passagier afzetten, laten uitstappendas Geweih absetzen • het gewei afwerpenein Theaterstück vom Programm absetzen • een toneelstuk van het repertoire schrappen15 ein Manuskript absetzen • een manuscript afzetten, volledig zetten1 zich afzetten ⇒ bezinken, neerslaan2 zich afzetten ⇒ afsteken tegen, contrasteren♦voorbeelden:3 sich in ein anderes Land absetzen • de wijk nemen, (heimelijk) naar een ander land wegtrekkensich über die Grenze absetzen • (heimelijk) de grens overgaan -
18 amputieren
amputieren1 amputeren, afzetten -
19 eine Amputation des Armes vornehmen
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > eine Amputation des Armes vornehmen
-
20 amputashon
afzetten, afzetting, amputeren, amputatie; amputatie [F], wegneming [F]
- 1
- 2
См. также в других словарях:
amputieren — Vsw operativ abnehmen erw. fach. (17. Jh., Bedeutung 18. Jh.) mit Adaptionssuffix. Entlehnt aus l. amputāre wegputzen, abschneiden , zu l. putāre schneiden, reinigen (zu l. putus rein, sauber ) und l. ambi um herum (ambi ). Abstraktum: Amputation … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache