-
1 neerzetten
2 [dramaturgie] camper♦voorbeelden:kijk uit waar je je voeten neerzet • regarde où tu mets les piedskrachtig neerzetten • typer -
2 neerzetten
-
3 een goede tijd neerzetten
een goede tijd neerzetten -
4 een personage overtuigend neerzetten
een personage overtuigend neerzettenDeens-Russisch woordenboek > een personage overtuigend neerzetten
-
5 krachtig neerzetten
krachtig neerzetten -
6 zich neerzetten
zich neerzetten -
7 afzetten
1 [afnemen en ergens neerzetten] enlever2 [buiten werking stellen] arrêter3 [amputeren] amputer4 [oplichten] escroquer (qc. à qn.)5 [afscheiden] clôturer6 [van, tegen iets afduwen] repousser7 [uit zijn ambt ontzetten] destituer8 [op enige afstand plaatsen] écarter9 [laten uitstappen] déposer11 [omboorden] galonner (de)♦voorbeelden:het geweer afzetten • reposer son fusilhet huis was door de politie afgezet • la maison était cernée par la police〈 figuurlijk〉 zich afzetten tegen (iets, iemand) • s'insurger contre (qc., qn.)zich afzetten • prendre appelkwellende gedachten van zich afzetten • chasser les idées noires de son esprit1 [snel afkomen] se jeter2 [voor een sprong] prendre appel♦voorbeelden:1 op iemand komen afzetten • foncer sur qn.er kwam een massa sneeuw van de berghelling afzetten • une masse de neige dévala de la pente -
8 iets rechtop zetten
iets rechtop zetten〈 neerzetten〉 poser qc. droit; 〈m.b.t. iets dat schuin staat of omgevallen is〉 remettre qc. d'aplomb -
9 opslaan
1 [duurder worden] monterII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [bergen] entreposer2 [sport en spel] servir3 [m.b.t. de ogen] lever (les yeux)4 [neerzetten] dresser5 [computer] mémoriser6 [m.b.t. kleding] retrousser♦voorbeelden: -
10 rechtop
♦voorbeelden:zij zat rechtop in bed • elle était assise dans son litiets rechtop zetten • 〈 neerzetten〉 poser qc. droit; 〈m.b.t. iets dat schuin staat of omgevallen is〉 remettre qc. d'aplombrechtop! • tiens-toi droit! -
11 trappelen
2 [de benen optrekken en weer uitstrekken] gigoter♦voorbeelden:met de voeten trappelen • piétinertrappelen van kou • piétiner de froid -
12 trappen
1 [de voet neerzetten] marcher (dans, sur)2 [de voet drukken] appuyer le pied (sur)3 [schoppen] donner des coups de pied (à qn.)4 [fietsen] pédaler♦voorbeelden:in de poep trappen • marcher dans la crottetegen een bal trappen • donner un coup de pied dans un ballontrap niet zo tegen de tafelpoot • arrête de donner des coups contre le pied de la tableje trapte tegen mijn been • tu m'as donné un coup de pied à la jambeII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [door trappen op een plaats, in een toestand brengen] écraser♦voorbeelden:hij is eruit getrapt • il s'est fait mettre à la porteeen stuk hout in de grond trappen • enfoncer un bout de bois dans le sol à coups de pied -
13 vestigen
1 [+ op][richten] fixer (sur)2 [stichten] fonder3 [neerzetten; ingang doen vinden] établir♦voorbeelden:zijn hoop op iemand vestigen • mettre son espoir en qn.de gevestigde opinie • l'opinion établiezich ergens vestigen • s'établir qp.de maatschappij is in A. gevestigd • la société a son siège à A.zich als arts vestigen • s'installer comme médecin→ link=orde orde
Перевод: с нидерландского на французский
с французского на нидерландский- С французского на:
- Нидерландский
- С нидерландского на:
- Все языки
- Английский
- Немецкий
- Русский
- Французский