-
1 bellen
bellen♦voorbeelden: -
2 give a ring
-
3 позвонить
bellen, opbellen -
4 give someone a buzz
bellen {telefoon} -
5 ringing up
bellen, communicatie via telefoon -
6 ring
n. bel; ring; cirkel; kring; geluid; piste--------v. bellen, telefoneren; omsingelen, omringenring1[ ring]1 ring ⇒ kring; piste, arena♦voorbeelden:her offer has a suspicious ring • er zit een luchtje aan haar aanbodII 〈niet-telbaar zelfstandig naamwoord; the〉1 het boksen ⇒ bokswereld, ring2 circus ⇒ circuswereld, piste♦voorbeelden:————————ring2〈 werkwoord〉————————ring32 bellen ⇒ de klok luiden, aanbellen♦voorbeelden:1 ring true • oprecht/gemeend ken→ ring up ring up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 doen/laten rinkelen ⇒ luiden♦voorbeelden:→ ring up ring up/ -
7 sonner
sonner [sonnee]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 luiden ⇒ bellen, slaan♦voorbeelden:sonner le réveil • de reveille blazensonner le tocsin, l'alarme • alarm slaanv1) luiden, klinken, slaan2) schallen3) (aan)bellen4) spelen, blazen (op) -
8 blister
n. blaar; blaas--------v. blaren krijgen; bellen vormenblister1[ blistə] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 bladder ⇒ blaas, bel————————blister22 (af)bladderen ⇒ blazen/bellen vormenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 doen bladderen ⇒ verschroeien, blaren/blaasjes veroorzaken op -
9 call
n. roep; telefoontje; visite, bezoek; bel; uitnodiging; aanklacht; moeten--------v. roepen; schreeuwen; uitnodigen; telefoneren; bezoekencall1[ ko:l] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 〈 benaming voor〉 signaal ⇒ 〈 leger〉 verzamelsignaal 〈op bugel e.d.〉; 〈 jacht〉 hoornsignaal; (met lokfluitje) nagebootste dierenroep; 〈 brandweer〉 alarm4 (kort/formeel/zakelijk) bezoek5 beroep ⇒ aanspraak, claim6 oproep(ing) ⇒ sommatie, roep(ing); appel, voorlezing van presentielijst 〈 school, parlement e.d.〉; 〈 geldwezen〉 oproep tot aflossing van een schuld, aanmaning7 reden ⇒ aanleiding, noodzaak, behoefte10 telefoontje ⇒ (telefoon)gesprek, belletje♦voorbeelden:within call • binnen gehoorsafstandpay a call on someone • iemand een kort bezoek brengen, bij iemand langsgaanthe actors received a call for eight o'clock • de acteurs moesten om acht uur ophave at/on one's call • tot zijn (onmiddellijke) beschikking hebben〈 geldwezen〉 money at/on call, loan on call • callgeld, daggeldleningthere's no call for you to worry • je hoeft je niet ongerust te makenthere's not much call for figs • er is niet veel vraag naar vijgen→ close close/————————call21 (even) langsgaan/komen ⇒ (kort) op bezoek gaan, aanwippen; stoppen 〈 op station〉♦voorbeelden:〈 informeel〉 call by • (even) aan/binnenwippenplease call in this afternoon • kom vanmiddag even langs alsjeblieftdo call round again • kom vooral nog eens langsthe ship calls at numerous ports • het schip doet talrijke havens aan3 roepen 〈 ook figuurlijk〉 ⇒ zijn roep uiten 〈 van vogel〉; lokken 〈 door nabootsing van dierengeluid〉; 〈 in het bijzonder〉 ritmisch roepen 〈 instructies〉; bij dans♦voorbeelden:call (something) (out) to someone • iemand (iets) toeroepenEdith will call (you) tonight • Edith belt (je) vanavondduty calls (me) • de/mijn plicht roept4 did Joan call (hearts) at all? • hééft Joan wel (harten) geboden?1 afroepen ⇒ oplezen, opsommen3 afkondigen ⇒ bijeenroepen, proclameren4 wakker maken ⇒ wekken, roepen7 het houden op ⇒ zeggen, (een bedrag) afmaken op♦voorbeelden:call to witness • als getuige oproepencall down/in/over • (naar) beneden/(naar) binnen/bij zich roepencall a meeting • een vergadering beleggen/bijeenroepenhow can you call yourself my friend? • hoe kun je beweren dat je mijn vriend(in) bent?call someone a liar • iemand uitmaken voor leugenaaryou call that hard? • noem/vind je dat moeilijk?call (something) one's own • (iets) bezitten, (iets) zijn eigendom (kunnen) noemen〈 informeel〉 what d'you call it? • hoe-heet-het-ook-weer?, dingesbe called after one's grandfather • vernoemd zijn naar zijn grootvadercall away • wegroepencall forth • oproepen, (naar) boven brengencall forward • naar voren roepen -
10 silver
adj. zilveren; verzilverd; van zilver; bellen (stemgeluid)--------n. zilver (metaalsoort); kleur zilver; zilverwerk; bellen--------v. verzilverensilver1[ silvə] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 zilver♦voorbeelden:————————silver21 van zilver ⇒ zilveren, zilver-♦voorbeelden:silver fir • zilverspar/densilver foil • zilverfoliesilver fox • zilvervos2 silver plate • verzilverd vaatwerk/tafelgereisilver wedding (anniversary) • zilveren bruiloft————————silver3〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
11 carillonner
carillonner [kaariejonnee]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉v1) luiden, slaan [klok]3) inluiden4) rondbazuinen -
12 retéléphoner
-
13 läuten
läuten♦voorbeelden:2 das Telefon läutet • de telefoon rinkelt, gaates läutet • er wordt gebeld(nach) jemandem läuten • om iemand bellen -
14 telefonieren
telefonieren♦voorbeelden: -
15 звонить
rinkelen, (op)bellen, schellen -
16 звонок
bel, schel ; bellen, gebel, telefoontje -
17 вызывать звонком
vgener. bellen -
18 звонить
vgener. (о телефоне, звонке) overgaan, bellen (bij iem.-ê êîìó-ô.), bengelen (в колокол), kleppen (о колоколе), luiden, tingelen, aanbellen (к кому-л.), aanschellen (к кому-л.), (о будильнике) aflopen, klingelen, luien, schellen -
19 объявлять звонком
vgener. bellen (о начале или перерыве)Russisch-Nederlands Universal Dictionary > объявлять звонком
-
20 bell
n. Bell (alexander graham een amerikaans uitvinder, natuurkundige, uitvinder van de telefoon; achternaam)[ bel]1 klok ⇒ bel, schel, belsignaal♦voorbeelden:¶ give someone a bell • iemand een belletje geven/opbellenthat rings a bell • dat komt me ergens bekend voor, daar gaat een lampje brandensaved by the bell • op het nippertje gered→ sound sound/
См. также в других словарях:
Bellen — Bêllen, verb. reg. neutr. (ich belle, du bellst, er bellt; ich bellte; gebellt,) welches das Hülfswort haben erfordert, und heut zu Tage eigentlich von der lauten Stimme der Hunde und der Füchse, bey den Jägern aber auch von dem eigenthümlichen… … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
bellen — Vsw std. (8. Jh.), mhd. bellen Vst., ahd. bellan (nur Präsensbelege) Stammwort. In erster Linie vom Bellen des Hundes gesagt, andere Gebrauchsweisen lassen sich als übertragene Verwendungen auffassen. Das lautlich vergleichbare ae. bellan… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
Bellen Beach — (Эстепона,Испания) Категория отеля: Адрес: Bellen Residence, 29680 Эстепона, Испания … Каталог отелей
bellen — bellen: Mhd. bellen, ahd. bellan (starkes Verb) »bellen (vom Hund)«, engl. to bell »röhren (vom Hirsch)«, aisl. belja »brüllen (von Kühen)«, norw. belje »brüllen, schreien« sind lautnachahmenden Ursprungs und sind z. B. ‹elementar›verwandt mit… … Das Herkunftswörterbuch
Bellen — Géographie Pays Mali Région Ségou Cercle … Wikipédia en Français
bellen — [Aufbauwortschatz (Rating 1500 3200)] Bsp.: • Hunde, die (laut) bellen, beißen nicht. • Hey, warum bellt Bonny so? … Deutsch Wörterbuch
Bellen — Bellen, 1) eigene Modification der Hundestimme; deutet Aufmerksamkeit an, welche ein dem Thiere fremder Gegenstand erregt, u. Neigung, denselben abzuwehren u. zu verscheuchen, bei Jagdhunden (wo es heißt, der Hund geht laut) Begierde das Thier zu … Pierer's Universal-Lexikon
bellen — V. (Mittelstufe) kurze Laute von sich geben Beispiel: Der Hund bellte fröhlich und wedelte mit dem Schwanz … Extremes Deutsch
Bellen — Bellender Schäferhund Bellender Rat Terrier Das … Deutsch Wikipedia
Bellen — Kläffen * * * bel|len [ bɛlən] <itr.; hat: (von Hunden und Füchsen) kurze, kräftige Laute von sich geben: in der Ferne hörte man einen Hund bellen. Syn.: ↑ kläffen. * * * bẹl|len 〈V. intr.; hat〉 1. Laut geben (von Hund u. Fuchs) 2. 〈fig.〉… … Universal-Lexikon
bellen — blaffen (umgangssprachlich); belfern; kläffen; knurren; husten * * * bel|len [ bɛlən] <itr.; hat: (von Hunden und Füchsen) kurze, kräftige Laute von sich geben: in der Ferne hörte man einen Hund bellen. Syn.: ↑ kläffen. * * * bẹl|len 〈 … Universal-Lexikon