-
121 father
{'fа:ðə}
I. 1. баща, родител, татко
FATHER Christmas дядо Коледа
to be a FATHER to като баща съм на, отнасям се бащински към
2. родоначалник, прародител, праотец
3. духовен баща, отец
изповедник (и FATHER confessor)
the Holy FATHER палата
the early FATHERs църковните отци
the FATHER of lies дяволът
FATHER of the House of Commons доайен на камарата на общините
FATHERs of the city, city FATHERs градски съветници
FATHER Time времето
II. 1. ставам/съм баща на
2. осиновявам, отнасям се бащински към
3. юр. припознавам (дете)
4. натоварвам с/възлагам бащински отговорности (on, upon на)
5. създавам (план и пр.), поемам отговорност (за законопроект, авторство и пр.)
6. приписвам (отговорност, авторство) (on, upon на)* * *{'fа:ъ} n 1. баща, родител; татко; F. Christmas дядо Коледа; (2) {'fа:ъ} v 1. ставам/съм баща на; 2. осиновявам; отнасям с* * *татко; отец; отче; праотец; припознавам; баща;* * *1. father christmas дядо Коледа 2. father of the house of commons доайен на камарата на общините 3. father time времето 4. fathers of the city, city fathers градски съветници 5. i. баща, родител, татко 6. ii. ставам/съм баща на 7. the early fathers църковните отци 8. the father of lies дяволът 9. the holy father палата 10. to be a father to като баща съм на, отнасям се бащински към 11. духовен баща, отец 12. изповедник (и father confessor) 13. натоварвам с/възлагам бащински отговорности (on, upon на) 14. осиновявам, отнасям се бащински към 15. приписвам (отговорност, авторство) (on, upon на) 16. родоначалник, прародител, праотец 17. създавам (план и пр.), поемам отговорност (за законопроект, авторство и пр.) 18. юр. припознавам (дете)* * *father[´fa:ðə] I. n 1. баща, родител, татко; adoptive \father осиновител; natural \father баща на извънбрачно дете; F. Christmas Дядо Коледа; on the \father's side по бащина линия; like \father like son какъвто бащата, такъв и синът; крушата не пада по-далеч от дървото; heavy \father строг баща; артист, който играе роля на баща; 2. родоначалник; прародител; праотец; to be gathered to o.'s \fathers умирам, отивам на оня свят; 3. духовен баща, отец (и spiritual \father); the Holy F. папата; Right Reverend F. in God негово светейшество (за епископ); Most Reverend F. in God негово светейшество (за архиепископ); ghostly \father (\father confessor) духовник; изповедник; the early \fathers църковните отци; • the wish is \father to the thought човек вярва в (на) онова, което най-много му се иска; the child is \father of the man характерът на възрастния човек се формира още от детството му; the \father and mother of разг. върхът на, нечуван; the \father of a whipping жестоко бичуване; Pilgrim F.s ист. първите преселници от Англия в Америка в 1620 г.; conscript \fathers римски сенатори; the F.of the Rivers ( Waters) р. Нил; р. Мисисипи в Америка; F. of the Faith халиф; F. of the Faithful султан; \father of lies дяволът; the F. of his Country Джордж Вашингтон; \fathers of the city, city \fathers градски съветници; II. v 1. ставам (съм) баща на; прен. създавам, творя; 2. осиновявам; действам (отнасям се) бащински към; прен. поемам отговорност (за книга, законопроект); 3. юрид. припознавам, признавам за свое ( дете); 4. възлагам (натоварвам с) бащинска отговорност (on, upon); приписвам; I know this article has been \fathered on me знам, че тази статия се приписва на мене. -
122 worship
['wə:ʃip] 1. past tense, past participle - worshipped; verb1) (to pay great honour to: to worship God.) častiti2) (to love or admire very greatly: She worships her older brother.) oboževati2. noun(the act of worshipping: A church is a place of worship; the worship of God / of money.) čaščenje* * *I [wɜ:šip]nounreligion čaščenje, oboževanje, bogočastje, kult; predmet oboževanja ali čaščenja; obred, ritus, molitev, služba božja; spoštovanje, priznanje, dober glas, čast; obsolete vrednost, zaslugahouse ( —ali place) of worship — cerkev, božji hrammen of worship — ugledni, spoštovani ljudjeYour Worship — Vaše blagorodje (naslov za nekatere sodnike, za župana itd.)to offer ( —ali to render) worship to s.o. — častiti, visoko spoštovati, oboževati kogaII [wɜ:šip]transitive verbčastiti, oboževati, gojiti kult do; spoštovatito worship the golden calf figuratively malikovati zlato tele (denar, mamona); intransitive verb moliti; udeležiti se službe božje; čutiti spoštovanje -
123 love
1 სიყვარული, ტრფობა, ტრფიალი, მიჯნურობაdeep / passionate love დიდი, ღრმა / ვნებიანი სიყვარულიa love letter / story სამიჯნურო წერილი / ამბავიlove of money / learning ფულის / სწავლის სიყვარული2 მოკითხვა, სალამი●●he is in love შეყვარებულიაfor the love of God, put that gun down! თუ ღმერთი გწამს, ეგ თოფი ძირს დაუშვი!3 სიყვარული (უყვარს)they love each other ერთმანეთი უყვართ // ერთმანეთს ეტრფიან●●I'd love to დიდი სიამოვნებითI'd love to go to the pictures with you, but I have no time სიამოვნებით წამოვიდოდი კინოში შენთან ერთად, მაგრამ დრო არა მაქვსshe likes him but she doesn't love him მოსწონს, მაგრამ არ უყვარსhe sends his greetings / love to you მოკითხვას გითვლისto make love არშიყობა, მიჯნურობაfall out of love გულის აყრა / გულიდან ამოღებაlove affair მიჯნურობა, ტრფობა, რომანი -
124 make
n. merk--------v. maken; vervaardigen; veroorzaken; creërenmake1[ meek]1 merk2 natuur ⇒ karakter, soort♦voorbeelden:2 maaksel ⇒ fabrikaat, makelij♦voorbeelden:2 of bad make • van slechte makelij, van slecht fabrikaatthat young man is really on the make • die jongeman is een echte streber————————make21 doen ⇒ zich gedragen, handelen♦voorbeelden:we were making toward(s) the woods • wij gingen naar de bossen¶ make believe • spelen, doen alsofyou'll have to make do with this old pair of trousers • je zult het met deze oude broek moeten doenmake away/off • 'm smeren, ervandoor gaanmake away with oneself • zich van kant makenmake away with • doden; meenemen, jattenmake off with • weg/meenemen, jattenmake at someone • op iemand afstormen〈Amerikaans-Engels; informeel〉 make with • komen met, brengen; doen, uitvoerenmake with the drinks, I'm parched • kom op met de drank(jes), ik heb een vreselijke dorstmake with the show • kom op met de show, voer de show opII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 maken ⇒ bouwen, fabriceren; scheppen; voortbrengen, veroorzaken; bereiden; (op)maken, opstellen 〈 wet, testament〉2 in een bepaalde toestand/positie brengen ⇒ maken, vormen; maken tot, benoemen tot/als3 (ver)krijgen ⇒ (be)halen, binnenhalen 〈 winst〉, hebben 〈 succes〉; lijden 〈 verlies〉; verdienen; scoren, maken 〈punt enz.〉4 laten ⇒ ertoe brengen, doen, maken dat, dwingen5 voorstellen als ⇒ doen lijken op, afschilderen (als)7 worden ⇒ maken, zijn8 (geschikt) zijn (voor) ⇒ (op)leveren, worden9 afleggen ⇒ overbruggen, doen10 bereiken ⇒ komen tot, halen 〈 snelheid〉, gaan; halen, pakken 〈 trein〉; zien, in zicht krijgen 〈 land〉; bereiken 〈 rang〉, worden ⇒ komen in, halen 〈 ploeg〉11 doen 〈 met handeling als object〉 ⇒ verrichten, uitvoeren 〈 onderzoek〉; geven 〈 belofte〉; nemen 〈 proef〉; houden 〈 redevoering〉♦voorbeelden:1 make coffee/tea • koffie/thee zettenmake dinner • het warme eten klaarmakenmake a house • een huis bouwenGod made man • God schiep de mensmake room • plaats makenmake over a dress • een jurk vermaken/verstellenmake a chair from paper • een stoel van papier makena bridge made of stone • een brug van steen, een stenen brugthey made a cupboard out of oak • zij maakten een kast van eikenhoutthat boy's as fast/bad as they make 'em • die jongen is zo snel/slecht als maar kanthe letter made mother happy • de brief maakte moeder blijthe workers made him their spokesman • de arbeiders maakten hem tot hun woordvoerdermake the news public • het nieuws openbaar makenmake over something (into) • iets ombouwen (tot), iets veranderen (in)make a stone into an axe • van een steen een bijl makenyou've made such a happy man out of me • je hebt van mij zo'n gelukkig mens gemaaktmake a profit of two guilders • een winst van twee gulden maken〈 kaartspel〉 make a trick • een slag maken/binnenhalenhe made a lot on this deal • hij verdiende een hoop aan deze transactie4 you think you can make this old car ride again • je denkt deze oude wagen weer aan de praat te kunnen krijgenthe police made Randy sign the confession • de politie dwong Randy de bekentenis te tekenenthe story made her laugh • het verhaal maakte haar aan het lachenTom was made to tell his adventures once more • Tom moest zijn avonturen nog eens vertellenshe made the food go round • ze zorgde ervoor dat er genoeg eten was voor iedereenhe made himself heard by speaking loud and clear • hij maakte zichzelf verstaanbaar door hard en duidelijk te sprekenyou can't make me • je kunt me niet dwingen5 this book makes the Second Worldwar end in 1943 • dit boek laat de Tweede Wereldoorlog eindigen in 1943the director made Macbeth a villain • de regisseur maakte van Macbeth een schurk6 what do you make the time? • hoe laat heeft u het?I make it seven thirty • ik heb het half achtthree and four make seven • drie en vier is zeventhat makes three who want whisky • dat zijn er drie die whisky willenthat novel makes pleasant reading • die roman laat zich lekker lezenshe will make you the perfect secretary • zij zal de volmaakte secretaresse voor je zijnthe man is made for this job • de man is geknipt voor deze baanafter that he made major • daarna werd hij majoorthis car makes a hundred and thirty km/h • deze auto haalt honderddertig km/umake the front pages • de voorpagina's halenmake port • de haven binnenlopenI wonder how that player could make this team • ik vraag me af hoe die speler in dit team kon komen/rakenmake it • op tijd zijn, het halen; 〈 figuurlijk〉succes hebben, slagenhave it made • geslaagd zijn, op rozen zitten11 make a decision • een beslissing nemen, beslissenmake an effort • een poging doen, pogenmake a phone call • opbellenmake war against/on/with • oorlog voeren tegen/metthis new film will make him or break him • met deze nieuwe film is het erop of eronder voor hemmake something do • zich met iets behelpenyou'll have to make this bike do • je zult het met deze fiets moeten doen〈 slang〉 make it • het doen, een nummertje maken, naaienlet's make it next week/Wednesday • laten we (voor) volgende week/woensdag afsprekenmake little of • onbelangrijk vinden; weinig hebben aan, weinig profijt trekken van; weinig begrijpen vanhe made little of this wonderful opportunity • hij deed weinig met deze prachtkansmake much of • belangrijk vinden; veel hebben aan; veel begrijpen van; veel werk maken van 〈 bijvoorbeeld meisje〉they never made much of reading at home • thuis vonden ze lezen nooit belangrijkmake nothing of • gemakkelijk doen (over), geen probleem maken van; niets begrijpen van〈 informeel〉 want to make something of it? • zocht je soms mot?, knokken?〈 informeel〉 that makes two of us • dat geldt ook voor mij, hier idem ditomake over (to) • vermaken (aan), overmaken (aan), toewijzen (aan) 〈geld e.d.〉what do you make of that story? • wat denk jij van dat verhaal?they couldn't make anything of my notes • ze begrepen niets van mijn aantekeningen -
125 love
------------------------------------------------------------[English Word] love[Swahili Word] upendo[Swahili Plural] mapendo[Part of Speech] noun[Class] 11/6[Derived Word] penda V------------------------------------------------------------[English Word] love[Swahili Word] penzi[Swahili Plural] mapenzi[Part of Speech] noun[Class] 5/6[Derived Word] penda V[English Example] the love for a mother[Swahili Example] penzi la mama------------------------------------------------------------[English Word] love[Swahili Word] kipendo[Swahili Plural] vipendo[Part of Speech] noun[Derived Word] penda V[Note] rare------------------------------------------------------------[English Word] love[Swahili Word] upenzi[Swahili Plural] mapenzi[Part of Speech] noun------------------------------------------------------------[English Word] love[Swahili Word] mapenzi[Part of Speech] noun[Class] 6[Derived Word] penda V[English Example] If s/he loves someone and wants a friendship with him/her s/he will write him/her a love poem.[Swahili Example] Akimpenda mtu na kutaka urafiki naye atamwandikia shairi la mapenzi [Khan, Masomo 391]------------------------------------------------------------[English Word] love[Swahili Word] upendezi[Swahili Plural] mapendezi[Part of Speech] noun------------------------------------------------------------[English Word] love[Swahili Word] -penda[Part of Speech] verb------------------------------------------------------------[English Word] love one another[Swahili Word] -pendana[Part of Speech] verb[Class] reciprocal[English Example] The journey made them love one another.[Swahili Example] njia iliwafanya wapendane [Kez]------------------------------------------------------------[English Word] cause to love[Swahili Word] -pendeza[Part of Speech] verb------------------------------------------------------------[English Word] be loved[Swahili Word] -pendwa[Part of Speech] verb[Class] passive------------------------------------------------------------[English Word] I love you[Swahili Word] nakupenda[Part of Speech] verb[Class] conjugated------------------------------------------------------------[English Word] mutual love[Swahili Word] upendano[Swahili Plural] mapendano[Part of Speech] noun[Class] 11/6[Derived Word] penda V------------------------------------------------------------[English Word] mutual love[Swahili Word] mapendano[Part of Speech] noun[Class] 6[Derived Word] penda V------------------------------------------------------------[English Word] love[Swahili Word] ashki[Swahili Plural] ashiki[Part of Speech] noun[Note] Cf. shauku / also: ashiki------------------------------------------------------------[English Word] love[Swahili Word] ashiki[Swahili Plural] ashiki[Part of Speech] noun[Note] Cf. shauku / also: ashki------------------------------------------------------------[English Word] be in love[Swahili Word] -ashki[Part of Speech] verb[Note] Cf. shauku / also: '-ashiki------------------------------------------------------------[English Word] love[English Plural] loves[Swahili Word] haba[Swahili Plural] haba[Part of Speech] noun[Class] 9/10[Derived Language] Arabic[Related Words] hebu, muhebi, stahabu------------------------------------------------------------[English Word] love[English Plural] love[Swahili Word] mahaba[Swahili Plural] mahaba[Part of Speech] noun[Class] 6/6[Derived Language] Arabic[English Example] All is the love of God, our colors are not stigmas; love is neither a bridge nor a rope; there is no cure for love[Swahili Example] Yote mahaba ya Mungu, rangi zetu si kashifa [Shaaban Robert, Masomo 427]; mahaba si daraja wala si kamba [Ya]; mahaba hayana dawa------------------------------------------------------------[English Word] love[Swahili Word] huba[Swahili Plural] huba[Part of Speech] noun[Class] 9/10------------------------------------------------------------[English Word] love[Swahili Word] habu[Part of Speech] noun------------------------------------------------------------[English Word] god of love[Swahili Word] wahabu[Part of Speech] noun------------------------------------------------------------[English Word] love[Swahili Word] -hebu[Part of Speech] verb[Derived Word] haba, muhebi, stahabu------------------------------------------------------------[English Word] of love[Swahili Word] -a kimahaba[Part of Speech] adjective[Swahili Example] ulaini wa kimahaba wa Matatu ulitoweka [Muk]------------------------------------------------------------[English Word] love (passionate)[English Plural] love[Swahili Word] hawa[Swahili Plural] hawa[Part of Speech] noun[Class] 9/10[Derived Language] Arabic------------------------------------------------------------[English Word] love[Swahili Word] -isa[Part of Speech] verb[Note] rare------------------------------------------------------------[English Word] love story[Swahili Word] riwaya ya mapenzi[Swahili Plural] riwaya za mapenzi[Part of Speech] noun[Class] 9/10[English Example] I also like reading stories of all sorts: from terror to espionage to war and horror, from those of love to devilish ones[Swahili Example] hupenda pia kusoma riwaya za kila aina: toka za ujambazi na upelelezi hadi za vita na maafa, toka za mapenzi hadi za majini na mashetani [Muk]------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Item(s) below have not yet been grouped within the headword love[English Word] deep love[Swahili Word] hawa ya moyo[Part of Speech] noun[Class] 9------------------------------------------------------------[English Word] fervent love[Swahili Word] hawa ya moyo[Part of Speech] noun[Class] 9------------------------------------------------------------ -
126 worship
I 1. ['wɜːʃɪp]1) (veneration) venerazione f., adorazione f.; relig. culto m.2) (religious practice) culto m., servizio m. religioso2. II 1. ['wɜːʃɪp]2) (idolize) idolatrare, venerare (anche fig.)2.* * *['wə:ʃip] 1. past tense, past participle - worshipped; verb1) (to pay great honour to: to worship God.) adorare2) (to love or admire very greatly: She worships her older brother.) adorare2. noun(the act of worshipping: A church is a place of worship; the worship of God / of money.) adorazione, culto* * *worship /ˈwɜ:ʃɪp/n.1 [u] adorazione; culto; venerazione: a place of worship, un luogo di culto; un luogo sacro; an object of worship, un oggetto di venerazione (o di culto); freedom of worship, libertà di culto; He gazed at her with worship in his eyes, la fissava con uno sguardo d'adorazione2 ( titolo) eccellenza; eminenza; signoria: Your Worships, le Signorie Vostre; Your Worship, Vostra Eccellenza3 [u] (relig.) culto; servizio religioso4 [u] (arc.) merito; virtù; fama: men of worship, uomini di gran merito; to win worship, acquistar vasta fama.(to) worship /ˈwɜ:ʃɪp/v. t. e i.1 adorare; venerare; idolatrare: to worship false gods, adorare false divinità; to worship one's mother, idolatrare la propria madre2 andare in chiesa; essere praticante: Where do they worship?, in quale chiesa vanno?; a quale confessione appartengono?* * *I 1. ['wɜːʃɪp]1) (veneration) venerazione f., adorazione f.; relig. culto m.2) (religious practice) culto m., servizio m. religioso2. II 1. ['wɜːʃɪp]2) (idolize) idolatrare, venerare (anche fig.)2. -
127 rest
I [rest]the rest — (of food, day, story) il resto
for the rest... — per il resto...
II [rest]and all the rest of it — colloq. e tutto il resto
to put sb.'s mind at rest — tranquillizzare qcn.
2) (support) supporto m.3) mus. pausa f.4) (immobility)••III 1. [rest]a change is as good as a rest — prov. = cambiare fa bene tanto quanto riposarsi
1) (lean)to rest sth. on — appoggiare qcs. su [ surface]
2) (allow to rest) riposare [ legs]; tenere a riposo [ injured limb]; fare riposare [ horse]3) agr. lasciare a maggese [ land]4) dir.2.I rest my case — fig. non ho niente da aggiungere
1) (relax) riposarsito rest on — appoggiarsi su, essere appoggiato su
3) eufem.to be resting — [ actor] essere disoccupato, non avere una parte
4)to rest in peace — [ dead person] riposare in pace
5) fig.to let the matter o things rest lasciare perdere; you can't just let it rest there! — non puoi abbandonare tutto così!
•- rest on- rest up••* * *I 1. [rest] noun1) (a (usually short) period of not working etc after, or between periods of, effort; (a period of) freedom from worries etc: Digging the garden is hard work - let's stop for a rest; Let's have/take a rest; I need a rest from all these problems - I'm going to take a week's holiday.)2) (sleep: He needs a good night's rest.)3) (something which holds or supports: a book-rest; a headrest on a car seat.)4) (a state of not moving: The machine is at rest.)2. verb1) (to (allow to) stop working etc in order to get new strength or energy: We've been walking for four hours - let's stop and rest; Stop reading for a minute and rest your eyes; Let's rest our legs.)2) (to sleep; to lie or sit quietly in order to get new strength or energy, or because one is tired: Mother is resting at the moment.)3) (to (make or allow to) lean, lie, sit, remain etc on or against something: Her head rested on his shoulder; He rested his hand on her arm; Her gaze rested on the jewels.)4) (to relax, be calm etc: I will never rest until I know the murderer has been caught.)5) (to (allow to) depend on: Our hopes now rest on him, since all else has failed.)6) ((with with) (of a duty etc) to belong to: The choice rests with you.)•- restful- restfully
- restfulness
- restless
- restlessly
- restlessness
- rest-room
- at rest
- come to rest
- lay to rest
- let the matter rest
- rest assured
- set someone's mind at rest II [rest]- the rest* * *I [rest]the rest — (of food, day, story) il resto
for the rest... — per il resto...
II [rest]and all the rest of it — colloq. e tutto il resto
to put sb.'s mind at rest — tranquillizzare qcn.
2) (support) supporto m.3) mus. pausa f.4) (immobility)••III 1. [rest]a change is as good as a rest — prov. = cambiare fa bene tanto quanto riposarsi
1) (lean)to rest sth. on — appoggiare qcs. su [ surface]
2) (allow to rest) riposare [ legs]; tenere a riposo [ injured limb]; fare riposare [ horse]3) agr. lasciare a maggese [ land]4) dir.2.I rest my case — fig. non ho niente da aggiungere
1) (relax) riposarsito rest on — appoggiarsi su, essere appoggiato su
3) eufem.to be resting — [ actor] essere disoccupato, non avere una parte
4)to rest in peace — [ dead person] riposare in pace
5) fig.to let the matter o things rest lasciare perdere; you can't just let it rest there! — non puoi abbandonare tutto così!
•- rest on- rest up•• -
128 know
1. transitive verb,2) (be able to distinguish)know the difference between right and wrong — den Unterschied zwischen Gut und Böse kennen
he wouldn't know the difference — er wüsste den Unterschied nicht
3) (be aware of) wissen; kennen [Person]I know who she is — ich weiß, wer sie ist
I know for a fact that... — ich weiß ganz bestimmt, dass...
know somebody/something to be... — wissen, dass jemand/etwas... ist
that's/that might be worth knowing — das ist gut/wäre wichtig zu wissen
he doesn't want to know — er will nichts davon wissen od. hören
I know what — ich weiß was (ugs.)
you know something or what? — weißt du was?
you never know — man kann nie wissen (ugs.)
somebody has [never] been known to do something — jemand hat bekanntlich [noch nie] etwas getan
don't I know it! — (coll.) das weiß ich nur zu gut
what do you know [about that]? — (coll.): (that is surprising) was sagst du dazu?
somebody is not to know — (is not to be told) jemand soll nichts wissen (about, of von); (has no way of learning) jemand kann nicht wissen
not know what hit one — (fig.) gar nicht begreifen, was geschehen ist
that's all you know [about it] — das glaubst du vielleicht
know different or otherwise — es besser wissen
know what's what — wissen, wie es in der Welt zugeht
do you know,... — stell dir [mal] vor,...
4) (have understanding of) können [ABC, Einmaleins, Deutsch usw.]; beherrschen [Grundlagen, Regeln]; sich auskennen mit [Gerät, Verfahren, Gesetz]know how to mend fuses — wissen, wie man Sicherungen repariert
5) (be acquainted with) kennenwe have known each other for years — wir kennen uns [schon] seit Jahren
you know what he/it is — (is like) du kennst ihn ja/du weißt ja, wie es ist
6) (have experience of) erleben; erfahren2. nounknow what it is to be hungry — wissen, was es heißt, Hunger zu haben
(coll.)Phrasal Verbs:- academic.ru/88563/know_about">know about- know of* * *[nəu]past tense - knew; verb1) (to be aware of or to have been informed about: He knows everything; I know he is at home because his car is in the drive; He knows all about it; I know of no reason why you cannot go.) wissen2) (to have learned and to remember: He knows a lot of poetry.) kennen3) (to be aware of the identity of; to be friendly with: I know Mrs Smith - she lives near me.) kennen4) (to (be able to) recognize or identify: You would hardly know her now - she has become very thin; He knows a good car when he sees one.) erkennen•- knowing- knowingly
- know-all
- know-how
- in the know
- know backwards
- know better
- know how to
- know the ropes* * *[nəʊ, AM noʊ]<knew, known>1. (have information/knowledge)▪ to \know sth etw wissen; facts, results etw kennenshe \knows all the names of them sie kennt all ihre Namendoes anyone \know the answer? weiß jemand die Antwort?do you \know...? weißt du/wissen Sie...?do you \know the time/where the post office is? können Sie mir bitte sagen, wie spät es ist/wo die Post ist?do you \know the words to this song? kennst du den Text von diesem Lied?he really \knows particle physics in Teilchenphysik kennt er sich wirklich gut ausI \know no fear ich habe vor nichts AngstI \know what I am talking about ich weiß, wovon ich redehow was I to \know it'd be snowing in June! wer ahnt denn schon, dass es im Juni schneien würde!that's worth \knowing das ist gut zu wissenthat might be worth \knowing das wäre gut zu wissenthat's what I like to \know too das würde ich auch gerne wissen!— don't I \know it! — wem sagst du das!before you \know where you are ehe man sich versiehtfor all I \know soweit ich weißthey might have even cancelled the project for all I \know vielleicht haben sie das Projekt ja sogar ganz eingestellt — weiß man's! famI knew it! wusste ich's doch! fam... and you \know it... und das weißt du auch; ( fam)... I \know what... ich weiß wasbut she's not to \know aber sie soll nichts davon erfahrenGod only \knows what'll happen next! weiß der Himmel, was als Nächstes passiert! sl▪ to \know [that]/if/how/what/when/why... wissen, dass/ob/wie/was/wann/warum...▪ to \know sb/sth to be/do sth wissen, dass jd/etw etw ist/tutthe police \know him to be a cocaine dealer die Polizei weiß, dass er mit Kokain handelt▪ to \know how to do sth wissen, wie man etw machtto \know how to drive a car Auto fahren können▪ to \know sth about sth/sb etw über etw/jdn wissento \know the alphabet/English das Alphabet/Englisch könnendo you \know any Norwegian? können Sie ein bisschen Norwegisch?to \know sth by heart etw auswendig könnento \know what one is doing wissen, was man tutto let sb \know sth jdn etw wissen lassen2. (be certain)to not \know which way to turn nicht wissen, was man machen sollto not \know whether to laugh or cry nicht wissen, ob man lachen oder weinen sollto \know for a fact that... ganz sicher wissen, dass...3. (be acquainted with)▪ to \know sb jdn kennen\knowing Sarah [or if I \know Sarah], she'll have done a good job so wie ich Sarah kenne, hat sie ihre Sache bestimmt gut gemachtwe've \known each other for years now wir kennen uns schon seit Jahrenshe \knows Paris well sie kennt sich in Paris gut aussurely you \know me better than that! du solltest mich eigentlich besser kennen!you \know what it's like du weißt ja, wie das [so] istwe all knew her as a kind and understanding colleague uns allen war sie als liebenswerte und einfühlsame Kollegin bekanntI'm sure you all \know the new officer by reputation sicherlich haben Sie alle schon mal von dem neuen Offizier gehörtto \know sb by name/by sight/personally jdn dem Namen nach/vom Sehen/persönlich kennento get to \know sb jdn kennenlernento get to \know each other sich akk kennenlernento [not] \know sb to speak to jdn [nicht] näher kennen▪ to \know sth etw verstehendo you \know what I mean? verstehst du, was ich meine?if you \know what I mean wenn du verstehst, was ich meine5. (experience)I've never \known her [to] cry ich habe sie noch nie weinen sehen6. (recognize)▪ to \know sb/sth jdn/etw erkennenI \know a goodbye when I hear one ich hab' schon verstanden, dass du dich von mir trennen willst! famI \know a good thing when I see it ich merke gleich, wenn was gut istwe all \know him as ‘Curly’ wir alle kennen ihn als ‚Curly‘this is the end of world as we \know it das ist das Ende der Welt, so wie wir sie kennenthese chocolate bars are \known as something else in the US diese Schokoladenriegel laufen in den USA unter einem anderen NamenI knew her for a liar the minute I saw her ich habe vom ersten Augenblick an gewusst, dass sie eine Lügnerin istto \know sb by his/her voice/walk jdn an seiner Stimme/seinem Gang erkennensb wouldn't \know sth if he/she bumped into it [or if he/she fell over it] [or if it hit him/her in the face] jd würde etw akk nicht mal erkennen, wenn es vor ihm/ihr stehen würde7. (be able to differentiate)▪ to \know sth/sb from sth/sb etw/jdn von etw/jdm unterscheiden könnenAna wouldn't \know a greyhound from a collie Ana kann einen Windhund nicht von einem Collie unterscheidenyou wouldn't \know him from his brother man kann ihn und seinen Bruder nicht unterscheiden!don't worry, she wouldn't \know the difference keine Angst, sie wird den Unterschied [gar] nicht merkento \know right from wrong Gut und Böse unterscheiden können▪ it is \known that... es ist bekannt, dass...to make sth \known etw bekanntmachenshe's never been \known to laugh at his jokes sie hat bekanntlich noch nie über seine Witze gelachtthis substance is \known to cause skin problems es ist bekannt, dass diese Substanz Hautirritationen hervorruftthis substance has been \known to cause skin problems diese Substanz hat in einzelnen Fällen zu Hautirritationen geführtTerry is also \known as ‘The Muscleman’ Terry kennt man auch unter dem Namen ‚der Muskelmann‘9.▶ to \know no bounds keine Grenzen kennen▶ to not \know what hit one nicht wissen, wie einem geschieht▶ not if I \know it nicht mit mir!▶ to \know one's own mind wissen, was man will▶ to \know one's place wissen, wo man steht▶ to \know the score wissen, was gespielt wird▶ to \know a thing or two ( pej fam: be sexually experienced) sich akk [mit Männern/Frauen] auskennen<knew, known>1. (have knowledge) [Bescheid] wissenask Kate, she's sure to \know frag Kate, sie weiß es bestimmtI think she \knows ich glaube, sie weiß Bescheidwhere did he go? — I wouldn't [or don't] \know, I was not to \know until years later das sollte ich erst Jahre später erfahren, wo ist er hingegangen? — keine Ahnungare you going to university? — I don't \know yet willst du studieren? — ich weiß [es] noch nichtyou never \know man kann nie wissenas [or so] far as I \know so viel [o weit] ich weißhow am I to \know? woher soll ich das wissen?who \knows? wer weiß?how should I \know? wie soll ich das wissen?I \know! jetzt weiß ich!she didn't want to \know sie wollte nichts davon wissenjust let me \know ok? sag' mir einfach Bescheid, ok?“I don't \know,” he said, “why can't you ever be on time?” „ich begreife das einfach nicht“, sagte er, „warum kannst du nie pünktlich sein?“3. (said to agree with sb)I \know ich weißthe weather's been so good lately — I \know, isn't it wonderful! das Wetter war in letzter Zeit wirklich schön — ja, herrlich, nicht wahr?she's such a fool, don't you \know! sie ist so unglaublich dumm!5. (conversation filler)give him the red box, you \know, the one with the.... gib ihm die rote Kiste, du weißt schon, die mit den...he's so boring and, you \know, sort of spooky er ist so langweilig und, na ja, irgendwie unheimlichhe asked me, you \know weißt du, er hat mich halt gefragt6.▶ to \know better:you ought to \know better du solltest es eigentlich besser wissenhe said he loved me but I \know better er sagte, dass er mich liebt, aber ich weiß, dass es nicht stimmt▶ to \know better than:she's old enough to \know better than to run out into the traffic sie ist alt genug, um zu wissen, dass man nicht einfach auf die Straße läuft▶ to not \know any better es nicht anders kennenIII. NOUNto be in the \know [about sth] [über etw akk] im Bilde sein [o Bescheid wissen]* * *[nəʊ] vb: pret knew, ptp known1. TRANSITIVE VERB1) = have knowledge about wissen; answer, facts, dates, details, results etc kennen, wissen; French, English etc könnenhe knew her to be guilty — er wusste, dass sie schuldig war
to know what one is talking about — wissen, wovon man redet
to know one's own mind — wissen, was man will
she knows all the answers — sie weiß Bescheid, sie kennt sich aus; (pej) sie weiß immer alles besser
he thinks he knows all the answers or everything —
that's what I'd like to know ( too) — das möchte ich auch wissen
that might be worth knowing — es könnte interessant sein, das zu wissen
I've been a fool and don't I know it! (inf) — ich sehs ja ein, ich war doof (inf), ich war vielleicht doof (inf)
she's angry! – don't I know it! (inf) — sie ist wütend! – wem sagst du das! (inf)
2) = be acquainted with people, places, book, author kennenI know Bavaria well — ich kenne Bayern gut, ich kenne mich gut in Bayern aus
do you know him to speak to? —
we all know her as the headmistress/a generous person — wir kennen Sie alle als die Schulleiterin/einen großzügigen Menschen
if I know John, he'll already be there — wie ich John kenne, ist er schon da
3) = recognize erkennento know sb by his voice/walk etc — jdn an der Stimme/am Gang etc erkennen
he knows a good thing when he sees it — er weiß, was gut ist
he knows a bargain/good manuscript when he sees one — er weiß, was ein guter Kauf/ein gutes Manuskript ist
this is the end of the welfare system as we know it — das ist das Ende des uns bekannten Wohlfahrtssystems
4) = be able to distinguish unterscheiden könnendon't you know your right from your left? — können Sie rechts und links nicht unterscheiden?
do you know the difference between...? —
to know the difference between right and wrong, to know right from wrong — den Unterschied zwischen Gut und Böse kennen, Gut und Böse unterscheiden können
he doesn't know one end of a horse/hammer from the other — er hat keine Ahnung von Pferden/keine Ahnung, was ein Hammer ist (inf)
5) = experience erlebenI've never known him (to) smile — ich habe ihn noch nie lächeln sehen, ich habe es noch nie erlebt, dass er lächelt
have you ever known me (to) tell a lie? — haben Sie mich jemals lügen hören?
have you ever known such a thing to happen before? — haben Sie je schon so etwas erlebt?, ist Ihnen so etwas schon einmal vorgekommen?
2. INTRANSITIVE VERBwissenwho knows? — wer weiß?, weiß ichs?
as far as I know — soviel ich weiß, meines Wissens
the channel was rough, as I well know or as well I know! — die Überfahrt war stürmisch, das kann ich dir sagen
3. SET STRUCTURES__diams; to know that... wissen, dass...Note that while in English that can be omitted, in German dass must be used to introduce the next sentence.when I saw the ambulance, I knew (that) something was wrong — als ich den Krankenwagen sah, wusste ich, dass etwas nicht stimmte __diams; to know why... wissen, warum...
he didn't know why — er wusste nicht, warum
I don't know why you think it's so funny — ich weiß nicht, was du daran so komisch findest
to know how to do sth (in theory) — wissen, wie man etw macht; (in practice) etw tun können
I know how you feel — ich weiß, wie Sie sich fühlen
you don't know how good it is to see you again — Sie wissen gar nicht, wie sehr ich mich freue, Sie wiederzusehen
I know better than that — ich bin ja nicht ganz dumm
I know better than to say something like that —
he knows better than to eat into the profits — er ist nicht so dumm, den Gewinn anzugreifen
he/you ought to have known better — das war dumm (von ihm/dir)
he ought to have or should have known better than to do that — es war dumm von ihm, das zu tun
he says he didn't do it, but I know better — er sagt, er war es nicht, aber ich weiß, dass das nicht stimmt
OK, you know best — o.k., Sie müssens wissen
to get to know sth (methods, techniques, style, pronunciation etc) — etw lernen; habits, faults, shortcuts etc etw herausfinden
he soon let me know what he thought of it —
when can you let me know? — wann können Sie es mich wissen lassen?, wann können Sie mir Bescheid sagen?
you know, we could/there is... — weißt du, wir könnten/da ist...
he gave it away, you know — er hat es nämlich weggegeben
it's raining, you know —
then there was this man, you know, and... — und da war dieser Mann, nicht (wahr), und...
wear the black dress, you know, the one with the red belt —
it's long and purple and, you know, sort of crinkly — es ist lang und lila und, na ja, so kraus
(if you) know what I mean — du weißt schon __diams; you never know man kann nie wissen
it was nothing to do with me, I'll have you know! — es hatte nichts mit mir zu tun, damit du es weißt! __diams; there's no knowing (inf) das kann keiner sagen, das weiß niemand
there's no knowing what he'll do — man weiß nie, was er noch tut __diams; what do you know! (inf) sieh mal einer an!
what do you know! I've just seen her! (inf) — stellen Sie sich vor, ich habe sie eben gesehen __diams; to be known → also known
it is (well) known that... —
is he/it known here? — ist er/das hier bekannt?, kennt man ihn/das hier?
he is known to have been here — man weiß, dass er hier war
she wishes to be known as Mrs White — sie möchte Frau White genannt werden → also known __diams; to make sb/sth known jdn/etw bekannt machen
to make it known that... — bekannt geben, dass...
to make one's presence known — sich melden (to bei) __diams; to become known bekannt werden
4. NOUN__diams; to be in the know inf eingeweiht sein, im Bild sein (inf), Bescheid wissen (inf)the people in the know say... — Leute, die darüber Bescheid wissen, sagen..., die Fachleute sagen...
5. PHRASAL VERBS* * *know [nəʊ]A v/t prät knew [njuː; US besonders nuː], pperf known [nəʊn]1. allg wissen:he knows what to do er weiß, was zu tun ist;I don’t know how to thank you ich weiß nicht, wie ich Ihnen danken soll;know all about it genau Bescheid wissen;don’t I know it!a) und ob ich das weiß!,b) als ob ich das nicht wüsste!;I would have you know that … ich möchte Ihnen klarmachen, dass …;I have never known him to lie meines Wissens hat er noch nie gelogen;I don’t know much about football ich versteh nicht viel von Fußball;what do you know! umg na so was!;2. a) können:b) know how to do sth etwas tun können:do you know how to do it? weißt du, wie man das macht?, kannst du das?;he knows how to treat children er versteht mit Kindern umzugehen;do you know how to drive a car? können Sie Auto fahren?;he doesn’t know how to lose er kann nicht verlieren3. kennen:do you know this place? kennen Sie sich hier aus?b) mit einem Roman etc vertraut sein:c) bekannt sein mit:I have known him (for) five years ich kenne ihn (schon) seit fünf Jahren;4. erfahren, erleben:he has known better days er hat schon bessere Tage gesehen;I have known it to happen ich habe das schon erlebt5. a) (wieder)erkennen (by an dat):I would know him anywhere ich würde ihn überall erkennen;before you know where you are im Handumdrehen;I don’t know whether I will know him again ich weiß nicht, ob ich ihn wiedererkennen werdeb) unterscheiden (können):know apart auseinanderhalten;know one from the other einen vom anderen unterscheiden können, die beiden auseinanderhalten könnenB v/i wissen (of von, um), im Bilde sein oder Bescheid wissen ( about über akk), Kenntnis haben ( about von):I know of sb who … ich weiß oder kenne jemanden, der …;I know better! so dumm bin ich nicht!;you ought to know better (than that) das sollten Sie besser wissen, so dumm werden Sie doch nicht sein;know better than to do sth sich davor hüten, etwas zu tun;he ought to know better than to go swimming after a big meal er sollte so viel Verstand haben zu wissen, dass man nach einer ausgiebigen Mahlzeit nicht baden geht;not that I know of nicht dass ich wüsste;you know wissen Sie;this isn’t the Ritz, you know wir sind hier nicht im Ritz!;you never know man kann nie wissen;I’ll let you know ich geb dir Bescheid* * *1. transitive verb,3) (be aware of) wissen; kennen [Person]I know who she is — ich weiß, wer sie ist
I know for a fact that... — ich weiß ganz bestimmt, dass...
it is known that... — man weiß, dass...; es ist bekannt, dass...
know somebody/something to be... — wissen, dass jemand/etwas... ist
that's/that might be worth knowing — das ist gut/wäre wichtig zu wissen
he doesn't want to know — er will nichts davon wissen od. hören
I know what — ich weiß was (ugs.)
you know — (coll.): (as reminder) weißt du [noch]
you know something or what? — weißt du was?
you never know — man kann nie wissen (ugs.)
somebody has [never] been known to do something — jemand hat bekanntlich [noch nie] etwas getan
don't I know it! — (coll.) das weiß ich nur zu gut
what do you know [about that]? — (coll.): (that is surprising) was sagst du dazu?
somebody is not to know — (is not to be told) jemand soll nichts wissen (about, of von); (has no way of learning) jemand kann nicht wissen
not know what hit one — (fig.) gar nicht begreifen, was geschehen ist
that's all you know [about it] — das glaubst du vielleicht
know different or otherwise — es besser wissen
know what's what — wissen, wie es in der Welt zugeht
do you know,... — stell dir [mal] vor,...
4) (have understanding of) können [ABC, Einmaleins, Deutsch usw.]; beherrschen [Grundlagen, Regeln]; sich auskennen mit [Gerät, Verfahren, Gesetz]know how to mend fuses — wissen, wie man Sicherungen repariert
5) (be acquainted with) kennenwe have known each other for years — wir kennen uns [schon] seit Jahren
you know what he/it is — (is like) du kennst ihn ja/du weißt ja, wie es ist
6) (have experience of) erleben; erfahren2. nounknow what it is to be hungry — wissen, was es heißt, Hunger zu haben
(coll.)Phrasal Verbs:- know of* * *v.(§ p.,p.p.: knew, known)= kennen v.(§ p.,pp.: kannte, gekannt)wissen v.(§ p.,pp.: wußte, gewußt)
См. также в других словарях:
Mother of God — The Blessed Virgin Mary † Catholic Encyclopedia ► The Blessed Virgin Mary The Blessed Virgin Mary is the mother of Jesus Christ, the mother of God. In general, the theology and history of Mary the M … Catholic encyclopedia
Mother of God — n a title for Mary, the mother of Jesus Christ, used in the Roman Catholic Church … Dictionary of contemporary English
Mother of God — a title used in some Christian churches for Mary, the mother of Jesus Christ … Usage of the words and phrases in modern English
Mother of God — n. VIRGIN MARY2 … English World dictionary
Mother of God — N PROPER In Christianity, the Mother of God is another name for the Virgin Mary, the mother of Jesus Christ … English dictionary
Mother of God Community — is a Catholic and ecumenical charismatic community located in the Washington, D.C. metropolitan area of the United States. The Community office and grounds is located in Gaithersburg, Maryland. Under the Canon Law of the Catholic Church, the… … Wikipedia
Mother of God Cemetery, Covington, Kentucky — was first located at 26th Street Madison Avenue in 1849 and was moved to its current location at 2701 Latonia Avenue in 1887. The old cemetery was also known as the Buena Vista Cemetery or St Joseph Cemetery.[1] Some of the graves were moved from … Wikipedia
Mother of God Parish (Covington, KY) — Mother Of God Parish ( de. Mutter Gottes Kirche) is a parish church of the Roman Catholic Diocese of Covington, Kentucky, located at 119 West 6th Street in Covington. The official title of the parish is The Assumption of Mary, Mother of God,… … Wikipedia
Mother Of God Roman Catholic Church — (Mutter Gottes Kirche: German) is located at 119 West 6th Street in Covington, Kentucky. The Church is located in the Mutter Gottes Historic District. This historic church features twin renaissance towers and murals by famous Vatican artist… … Wikipedia
Mother of God Roman Catholic Church — Mutter Gottes Historic District U.S. National Register of Historic Places U.S. Historic district … Wikipedia
Mother of God — noun A name for the Virgin Mary, as mother of Jesus Christ, who Christians believe to be God … Wiktionary