-
1 défigurer
-
2 déformer
déformer [deeformee]2 vervormen ⇒ verdraaien, verkeerd weergeven♦voorbeelden:v1) vervormen, misvormen2) verdraaien, vertekenen -
3 ravager
ravager [raavaazĵee]〈 werkwoord〉1 verwoesten ⇒ vernielen, teisterenv1) verwoesten, teisteren2) misvormen -
4 déshonorer
déshonorer [deezonnorree]1 onteren ⇒ schenden, schandelijk bejegenen, in diskrediet brengen♦voorbeelden:v1) onteren, te schande maken2) verkrachten3) ontsieren -
5 mutiler
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский