-
1 minzaam
♦voorbeelden:1 een minzaam knikje • a bland/benign nodde vorst onderhield zich minzaam met de aanwezigen • the monarch graciously conversed with those present -
2 minzaam
2 [m.b.t. personen van lagere rang] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 bienveillant; 〈 bijwoord〉 avec bienveillance -
3 minzaam
приветливый; дружелюбный; ласковый* * *прил.общ. ласковый, учтивый, дружелюбный, обходительный, приветливый -
4 minzaam
adj. affable, suave, complaisant, condescending, kind, benignant, fair-spoken--------adv. affably, suavely, condescendingly -
5 minzaam
d'un abord facile -
6 de vorst onderhield zich minzaam met de aanwezigen
de vorst onderhield zich minzaam met de aanwezigenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de vorst onderhield zich minzaam met de aanwezigen
-
7 een minzaam knikje
een minzaam knikjea bland/benign nodVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een minzaam knikje
-
8 affable
adj. minzaam, vriendelijk; makkelijk[ æfəbl] 〈affably; zelfstandig naamwoord: affability〉1 minzaam ⇒ vriendelijk, innemend -
9 benign
-
10 gracious
adj. minzaam, hoffelijk; genadig[ greesjes] 〈 graciousness〉♦voorbeelden:good gracious! • goeie genade! -
11 patronizing
adj. neerbuigend, minzaampatronizing, patronising[ pætrənajzing]1 neerbuigend ⇒ minzaam, bevoogdend -
12 дружелюбный
adjgener. leuk, goedig, minzaam -
13 ласковый
adjgener. aanhalerig, aanhalig, minzaam, vriendelijk, zoet -
14 обходительный
adjgener. gezellig, beleefd, beleefdelijk, coulant, geschikt, minzaam, schikkelijk -
15 приветливый
adjgener. leuk, minzaam, vriendelijk -
16 учтивый
-
17 benignant
-
18 bland
-
19 suave
adj. minzaam, voorkomend, vriendelijk (v. wijn), zacht[ swa:v] 〈zelfstandig naamwoord: suavity〉 -
20 suavely
adv. minzaam, voorkomend, vriendelijk (v. wijn), zacht
- 1
- 2