-
1 mal
pref. slecht;, mis-, wan-; on- -
2 mal de mer
zeeziekte -
3 mal du pays
heimwee naar het moederland -
4 petit mal
petit mal, lichte vorm van epilepsie -
5 jig
malopnamepootjesmal -
6 mould
n. vorm, mal, matrijs; aard, karakter; teelaarde, bladaarde--------v. vormen, kneden, modellerenmould12 → moulding moulding/♦voorbeelden:cast in one/the same mould • uit hetzelfde hout gesneden1 schimmel♦voorbeelden:————————mould21 vormen ⇒ kneden, modelleren♦voorbeelden:mould a head from/in/out of clay • een kop uit/van klei boetserenmoulded on • naar het voorbeeld van -
7 batten
n. lat; plank; badding (in scheepvaart)--------v. zich tegoed doen, parasiterenbatten1[ bætn] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 richtlat ⇒ rij, (teken)mal————————batten2II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
8 dippy
adj. krankjorum♦voorbeelden: -
9 dizzy
adj. duizelig--------v. duizelig voelen; duizelenddizzy1[ dizzie] 〈bijvoeglijk naamwoord; dizziness〉♦voorbeelden:————————dizzy2〈werkwoord; dizzied〉1 verwarren ⇒ verbijsteren, in de war brengen -
10 jig
n. horlepijp (dans); spangereedschap, mal--------v. (de horlepijp) dansen; op en neer wippen, heen en weer bewegen (schudden); (erts) zevenjig1[ dzjig] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 jig ⇒ gigue, horlepijp————————jig2〈werkwoord; jigged〉1 de horlepijp dansen/spelen2 op en neer (doen) wippen ⇒ (doen) huppelen, (doen) hossen -
11 kid
n. jongen; jochie; jongetje; geiteleer; handschoen van geiteleer--------v. voor de gek houden; voor de mal houdenkid1[ kid] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:that's kid(s') stuff • dat is doodeenvoudig/kinderspel————————kid22 van geitenleer ⇒ geitenleren, glacé♦voorbeelden:1 kid brother/sister • jonger broertje/zusje2 〈 figuurlijk〉 handle/treat (someone) with kid gloves • (iemand) met fluwelen handschoentjes aanpakken————————kid3〈werkwoord; kidded〉1 plagen ⇒ in de maling nemen, voor de gek houden♦voorbeelden:no kidding? • meen je dat?no kidding! • echt waar! -
12 mad
constant aanwezige bedreiging tussen de V.S. en USSR die een kernoorlog voorkwam (beide landen hadden de mogelijkheid elkaar totaal te vernietigen)--------MAD (Mutual Assured Destruction)1 gek ⇒ krankzinnig, waanzinnig2 dwaas ⇒ mal, onzinnig5 hondsdol♦voorbeelden:drive/send someone mad • iemand gek/dol maken(run) like mad • (rennen) als een gek/bezetenethey're having a mad time • het gaat er vrolijk aan toe4 make a mad run for … • als een gek rennen naar …II 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉♦voorbeelden:mad with pain • buiten zichzelf van pijn -
13 make sport of
-
14 malapropos
adj. niet op de juiste tijd--------adv. niet op zijn plaats, niet op de juiste tijd--------n. niet op zijn plaats, niet op juiste tijd[ mælæprəpoo] 〈 formeel〉 -
15 model
adj. voorbeeldig; model---------n. model; vorm, mal; voorbeeld, makette; (foto) model; leest--------v. model staan; modelleren; boetserenmodel1[ modl] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————model21 model-2 perfect♦voorbeelden:————————model31 mannequin/model zijnII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 vervaardigen/vormen naar een voorbeeld♦voorbeelden:2 model something after/(up)on something • iets maken/ontwerpen naar het voorbeeld van iets -
16 mold
n. het losmaken van rijke grond; het met aarde bedekken; het boetseren--------n. vorm, mal, matrijs; aard, karakter; teelaarde, bladaarde--------v. vormen; vorm geven; beschimmelen; (karakter) vorming; verrotten→ mould mould/ -
17 pattern
n. voorbeeld; gebruik, gewoonte; vorm; (gedrags, brei) patroon; dekoratief patroon--------v. volgens patroon maken, vormen, modelleren; versierenpattern1[ pætn] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 patroon ⇒ dessin; (giet)model, mal; plan, schema; borduurpatroon♦voorbeelden:the pattern of the illness • het ontwikkelingspatroon van de ziektegeometric patterns • geometrische figurencut to one pattern • op dezelfde leest geschoeid————————pattern2II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 vormen ⇒ maken, modelleren♦voorbeelden:1 pattern out • aanleggen volgens een bepaald patroon/modelpattern after/(up)on • modelleren/vormen naarpattern oneself on someone • iemand tot voorbeeld nemen -
18 sport
n. sport; grap; spot; fidele vent; fidele meid; ; spel; vermaak; sportief iemand--------v. sporten, zich ontspannen, zich verlustigen, spelensport1[ spo:t]1 sportieve meid/kerel2 〈 informeel〉meid/kerel ⇒ vriend(in), kameraad♦voorbeelden:2 hello, old sport • zo, beste kerel!1 sport2 jacht♦voorbeelden:1 pret ⇒ spel, plezier2 speelbal ⇒ slachtoffer, mikpunt♦voorbeelden:make sport of • voor de mal houdenIV 〈 meervoud〉1 sportdag ⇒ sportevenement/manifestatie2 atletiek3 sport————————sport2II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 pronken met ⇒ vertonen, te koop lopen met♦voorbeelden: -
19 stencil
n. stencil, sjabloon, mal--------v. stencilenstencil1[ stensl] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————stencil2〈werkwoord; Brits-Engels stencilled〉 -
20 template
n. (in computers) sjabloon, vorm; een basisdokument met een bepaalde opmaak zodat alle soortgelijke dokumenten er gelijk uitzien; een snijvormtemplate, templet[ templit]1 mal(plaatje) ⇒ vormplaat, sjabloon
- 1
- 2
См. также в других словарях:
mal — mal … Deutsch Wörterbuch
Mal- — Mal … Deutsch Wörterbuch
MAL — Le propre du mal tient en ceci qu’il ne peut être nommé, pensé, vécu qu’en relation avec une certaine idée du bien. Qu’il n’y ait pas de bien en soi, que ce que les hommes appellent le bien soit relatif aux situations et aux cultures, et le mal… … Encyclopédie Universelle
mal — mal, ale (mal, ma l ; au pluriel, maux, qu on prononce mô ; l x se lie : des mô z affreux) 1° Adj. Quinuit, qui blesse. 2° S. m. Ce qui nuit, ce qui blesse. 3° La part de mal qui, aux yeux de l homme, règne dans l univers. 4° Ce qui est… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
mal — mal·a·bar; mal·a·can·thid; mal·a·cob·del·lid; mal·a·cop·te·ryg·ian; mal·a·ga; mal·a·gasy; mal·a·pert; mal·a·prop; mal·ap·ro·pos; mal·content; mal·dan·id; mal·div·i·an; mal·e·dict; mal·function; mal·ice; mal·le·ate; mal·lee; mal·let; mal·odor·ant; … English syllables
mal — MAL, male. adj. Meschant, mauvais. Il n est en usage que dans quelques mots composez qui se trouveront chacun dans leur ordre sous leur simple, comme, Malheur. maltalent. malencontre. maladventure. à la maleheure, &c. Mal. s. m. Ce qui est… … Dictionnaire de l'Académie française
mal — adjetivo 1. (antepuesto a s. m. o infinitivo) Malo: Es un mal amigo. Tiene un mal despertar. sustantivo masculino 1. Contrario al bien o a la razón: Las fuerzas del mal se aliaban contra el héroe de la película. 2. Daño moral: Le puedo hacer… … Diccionario Salamanca de la Lengua Española
mal — Mal, Malum, Maleficium. Un mal qui vient soudain, Maturum malum. Quand le mal infini croissoit de plus en plus, Quum serperet in vrbe infinitum malum. Le vent m a fait mal en la teste, Mihi de vento condoluit caput, B. ex Plauto. Ce mal est entré … Thresor de la langue françoyse
mal — 1. Adjetivo, apócope de malo. → malo, 1. 2. Como adverbio de modo significa ‘incorrecta o inadecuadamente’: Pedro se comporta siempre mal; Esta ventana cierra mal; ‘insatisfactoriamente’: La estratagema salió mal; Últimamente duermo mal;… … Diccionario panhispánico de dudas
mal — MAL, maluri, s.n. 1. Margine (îngustă) de pământ situată (în pantă) de a lungul unei ape; ţărm; p.ext. regiune de lângă o apă. ♢ expr. A ieşi la mal = a duce ceva la bun sfârşit, a o scoate la capăt. A se îneca (ca ţiganul) la mal = a renunţa sau … Dicționar Român
Mal — bezeichnet: ein mathematisches Zeichen für die Multiplikation, siehe Malzeichen einen deutschen Begriff für die Base im Baseballfeld den Künstlernamen des britischen Sängers Paul Bradley Couling, siehe Mal (Sänger) ein bestimmtes Zeichen oder ein … Deutsch Wikipedia