-
101 veilig
♦voorbeelden:1 iets veilig opbergen • mettre qc. en lieu sûriets veilig stellen • mettre qc. à l'abriachter die borstwering stonden wij veilig • derrière ce parapet, nous étions à l'abriveilig thuiskomen • bien rentrer (à la maison)niets is voor hem veilig • il est touche-à-touteen wapen op veilig zetten • mettre une arme à la sûreté -
102 veiligheid
♦voorbeelden:iets in veiligheid brengen • mettre qc. en lieu sûrin veiligheid zijn • être en sécuritéveiligheid op de weg • sécurité routièrevoor de veiligheid • pour plus de sûreté -
103 verbanningsoord
1 (lieu <m.> d')exil 〈m.〉 -
104 verderf
♦voorbeelden:zijn verderf tegemoet lopen • courir à sa perteiemand in het verderf storten • mener qn. à sa perte -
105 verzamelplaats
-
106 voltrekken
-
107 wegleggen
1 [terzijde leggen] (dé)poser2 [opbergen] ranger3 [sparen] mettre de côté4 [voorbeschikken] réserver♦voorbeelden:dat was niet voor ons weggelegd • le sort en a décidé autrement -
108 werkruimte
♦voorbeelden: -
109 wijden
1 [heiligen, zegenen] consacrer (à)♦voorbeelden:een gewijde plaats • un lieu sacréeen vorst wijden • sacrer un souverainzij wijdt haar beste krachten aan het onderwijs • elle se donne toute entière à l'enseignementiemand tot priester wijden • ordonner qn. prêtreII 〈wederkerend werkwoord; zich wijden〉1 [+ aan] se consacrer (à)♦voorbeelden:zich aan een taak wijden • se consacrer à une tâche -
110 worden
I 〈 koppelwerkwoord〉♦voorbeelden:het slachtoffer worden van • être (la) victime detimmerman worden • devenir menuisierde zieke wordt al beter • le malade commence à se rétablirhet wordt koud • le temps se rafraîchithet wordt laat • il se fait tardhoe oud is je vader geworden? • quel âge est-ce que ton père a eu?; 〈 bij overlijden〉 quel âge avait ton père?ziek worden • tomber maladedat wordt niets • cela ne donnera riendat wordt nog wat tussen hen • ça va sûrement donner qc. (entre ces deux-là)wat is er van hem geworden? • qu'est-il devenu?ik word volgende week twintig • j'aurai vingt ans la semaine prochaineII 〈 hulpwerkwoord〉1 [ter aanduiding van de onvoltooide tijd] être♦voorbeelden:de bus wordt om zes uur gelicht • la levée du courrier a lieu à six heures1 [gaan kosten] faire♦voorbeelden:1 dat wordt dan ƒ 0,50 per vel • ça fera 0,50 florin la feuille -
111 zeker
zeker1♦voorbeelden:1 iets op een zekere plaats opbergen • mettre qc. en lieu sûr(op) zeker spelen • jouer sur du velourshet zekere voor het onzekere nemen • ne pas lâcher la proie pour l'ombreiets zeker weten • être certain de qc.zeker weten! • pour sûr!het is zo zeker als 2 + 2 vier is • c'est aussi sûr que 2 et 2 font quatreergens zeker van zijn • être sûr de qc.je bent daar zeker van stralend weer • tu es assuré d'y avoir un temps splendide————————zeker21 certain♦voorbeelden:zekere heren willen altijd wat aanmerken • il y en a qui ont toujours qc. à redireeen zekere toon aannemen • prendre un certain toneen zekere vrees • une certaine craintezo zeker als tweemaal twee vier is • c'est sûr comme deux et deux font quatre————————zeker3♦voorbeelden:¶ wel zeker! • certainement! -
112 zekerheid
♦voorbeelden:1 iemand een gevoel van zekerheid geven • sécuriser qn.iets in zekerheid brengen, stellen • mettre qc. en lieu sûrvoor alle zekerheid • à tout hasardeen grote zekerheid hebben in zijn optreden • avoir beaucoup d'aplombzekerheid krijgen, hebben (over) • être fixé (sur)iets met zekerheid zeggen • dire qc. avec certitudemet aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid • avec une probabilité avoisinant la certitude -
113 aan de hand zijn
arriver, avoir lieu, intervenir -
114 allereerst
au commencement, d'abord, en premier lieu -
115 eerst
au commencement, d'abord, en premier lieu -
116 gebeuren
arriver, avoir lieu, devenir, intervenir -
117 geschieden
arriver, avoir lieu, intervenir -
118 in plaats van
au lieu de -
119 in stede van
au lieu de -
120 lokaliteit
déstination, endroit, lieu, localité, place
См. также в других словарях:
lieu — lieu … Dictionnaire des rimes
lieu — 1. (lieu) s. m. 1° L espace qu un corps occupe. 2° Un espace quelconque considéré sans aucun rapport avec les corps qui peuvent le remplir. 3° Il se dit par rapport à la destination. 4° Mauvais lieu. 5° Lieux d aisance. 6° Endroit… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
lieu — Lieu, m. monosyllab. Vient du Latin Locus, et signifie toute place où quelque chose est. Il se prend aussi plus largement pour un pourpris tant en bastiment qu en assiete de paysage. Selon ce on dit d une maison assise au milieu d un pays… … Thresor de la langue françoyse
lieu — LIEU. s. m. L Espace qu un corps occupe. Tout corps occupe un lieu, remplit un lieu, est dans un lieu. changer de lieu. un corps ne peut naturellement estre en mesme temps en plusieurs lieux. Il se dit aussi d Un espace pris absolument sans… … Dictionnaire de l'Académie française
Lieu — steht für Liz Lieu (*1974 ), Pokerspielerin Le Lieu, Gemeinde in Frankreich Chef lieu, Verwaltungssitze von Gebietskörperschaften in Frankreich Siehe auch Bac Lieu Diese … Deutsch Wikipedia
lieu — UK US /luː/ noun ● in lieu (of sth) Cf. in lieu of sth → See also TIME OFF IN LIEU(Cf. ↑time off in lieu) … Financial and business terms
Lieu — (l[=u]), n. [F., OF. also liu, leu, lou, fr. L. locus place. See {Local}, {Locus}.] Place; room; stead; used only in the phrase in lieu of, that is, instead of. [1913 Webster] The plan of extortion had been adopted in lieu of the scheme of… … The Collaborative International Dictionary of English
lieu — [lju:, lu: US lu:] n [Date: 1500 1600; : French; Origin: Latin locus; LOCUS] in lieu (of sth) formal instead of ▪ extra time off in lieu of payment … Dictionary of contemporary English
lieu — [ lu ] noun in lieu (of) instead, or instead of: extra holiday in lieu of overtime pay … Usage of the words and phrases in modern English
lieu — ► NOUN (in phrase in lieu or in lieu of) ▪ instead (of). ORIGIN French, from Latin locus place … English terms dictionary
lieu — [lo͞o] n. [ME liue < OFr lieu < L locus, place: see LOCUS] place: now chiefly in in lieu of, in place of; instead of … English World dictionary