-
1 borrow
v. lenen; ontlenen; copiëren; stelen[ borroo]♦voorbeelden:he's living on borrowed time • hij had al lang dood moeten zijnborrowed from Latin • aan het Latijn ontleendborrow money from/off someone • geld van iemand lenen -
2 lend
v. lenen, uitlenen; verlenen; toevoegen; bijdragen; geven; helpen2 verlenen ⇒ schenken, geven♦voorbeelden:2 lend colour/dignity to • kleur/waardigheid verlenen aanlend support to • steun verlenen aan -
3 loan
n. lening; het uitlenen--------v. uitlenen; lenenloan1[ loon] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:have something on loan from someone • iets van iemand te leen hebben————————loan2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
4 check out
uitschrijving, verlaten; doodgaancheck out♦voorbeelden:♦voorbeelden: -
5 coarse emery cloth
ampelas lenen kasar -
6 borrow money from/off someone
borrow money from/off someone -
7 check a book out of the library
check a book out of the library -
8 condescend
v. je zelfrespekt verliezen; je laten vernederen[ kondissend]1 zich verlagen ⇒ zich lenen, zich verwaardigen2 neerbuigend/uit de hoogte doen ⇒ neerkijken♦voorbeelden:1 the prime minister condescended to open the new factory • de premier was zo goed/vriendelijk de nieuwe fabriek te openenhe condescended to take bribes • hij verlaagde zich tot het aannemen van steekpenningen -
9 ear
n. oor; gehoor; graan[ iə]1 oor ⇒ oorschelp; gehoororgaan4 oor ⇒ lus; oog; handvat♦voorbeelden:in (at) one ear, out (at) the other • het ene oor in, het andere uitup to one's ears • tot over zijn oren2 have an ear for • een oor/gevoel hebben voor¶ keep an ear/one's ear(s) (close) to the ground • (goed) op de hoogte blijven 〈 van trends, roddels〉; de boel goed in de gaten houdennot believe one's ears • zijn oren niet gelovenfall about one's ears • (om iemand heen) instortenlend someone an ear/one's ears • het oor aan iemand lenen, naar iemand luisterenprick up one's ears • de oren spitsenbe out on one's ear • ontslagen wordenbe all ears • een en al oor zijn -
10 front
adj. voorste; voor- (deur); eerste (pagina)--------interj. naar front, vooruit!--------n. voorkant, voorste deel; gezicht; front; bedekking; brutaliteit, waaghalzerij; strand; voorzijde--------v. naar voren komen, uitzien; het lef hebbenfront1[ frunt] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 voorkant ⇒ voorzijde, voorste gedeelte4 (strand)boulevard ⇒ promenade langs het strand/de rivier♦voorbeelden:come to the front • naar voren komenthe driver sits in (the) front • de bestuurder zit voorinin front of • voor, in aanwezigheid vanon all fronts • op alle fronten, in alle opzichtenhe has to maintain a front • hij moet de schijn ophoudenthe restaurant serves as a front for drug-trafficking • het restaurant dient als dekmantel voor handel in drugs————————front21 voorst ⇒ eerst, voor-2 façade- ⇒ camouflage-, mantel-♦voorbeelden:front garden • voortuinfront runner • koploperbe in the front rank • op de eerste rij zitten, belangrijk zijn¶ up front • eerlijk, rechtdoorzee————————front3〈 werkwoord〉1 uitzien♦voorbeelden:————————front4〈 bijwoord〉♦voorbeelden: -
11 gearing
-
12 grind
n. zwaar werk; erosie; het vermalen--------v. ploeteren; knarsen, schuren; verbrijzelen, vermalengrind1[ grajnd] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 geknars ⇒ schurend/knarsend geluid♦voorbeelden:be on the grind • ingespannen bezig zijn————————grind2♦voorbeelden:1 knarsen ⇒ schuren, krassen♦voorbeelden:3 slijpen♦voorbeelden:grinding poverty • schrijnende armoedepeople ground down by taxes/tyranny • mensen verpletterd onder de belastingdruk/onderdrukt door tirannie -
13 interest
n. interesse, belangstelling; belang; rente, winst--------v. interesseren; belangstelling wekkeninterest1[ intrist] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:take much/a great interest in • zich sterk interesseren voor2 a matter of great interest • een zaak van groot gewicht/belangit's in the interest of the community • het is in het belang van de gemeenschaplend money at 7% interest • geld lenen tegen 7% renteI'll return his insults with interest • ik zal hem zijn beledigingen dubbel en dwars betaald zetten————————interest2〈 werkwoord〉1 interesseren ⇒ belangstelling inboezemen/wekken♦voorbeelden:can I interest you in a drink? • kan ik je overhalen om iets te drinken? -
14 lend itself to
-
15 lend money at 7% interest
lend money at 7% interestgeld lenen tegen 7% rente -
16 lend one's name to
-
17 lend someone a book
-
18 lend someone an ear/one's ears
lend someone an ear/one's earshet oor aan iemand lenen, naar iemand luisteren -
19 loan money to a friend
loan money to a friend -
20 name
adj. iemand met een reputatie; beroemd; betreffende een naam--------n. naam; "nick"-: koosnaam; reclame; gewaardeerd iemand; titel--------v. benoemen, noemen; opnoemen; thuisbrengenname1[ neem] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 reputatie ⇒ naam, faam♦voorbeelden:1 enter/put down one's name for • zich opgeven/laten inschrijven voorcould you leave your name, please? • zou u uw naam willen opgeven?take someone's name in vain • iemands naam ijdel gebruikenwhat's-his/her/its-name? • hoe heet hij/zij/het ook al weer?, dingeswhat's in a name? • wat zegt een naam?he knows all his students by name • hij kent al zijn studenten bij naamI know him by name • ik ken hem van naama man by/of the name of Jones • iemand die Jones heet, een zekere Jonestake one's name off the books • zich laten uitschrijven (als lid)keep one's name on the books • ingeschreven blijven staanhe hasn't a penny to his name • hij heeft geen centI can't put a name to him • ik kan hem niet precies thuisbrengenI can't put a name to it • ik weet niet precies hoe ik het moet zeggenfirst name • voornaam〈 voornamelijk Brits-Engels〉 second name • familienaam, achternaamhe has a name for avarice • hij staat als gierig bekenddrag someone's name through the mire • iemands naam door het slijk halencall someone names • iemand uitschelden/beschimpena name to conjure with • een naam die wonderen verricht, een invloedrijke naamlend one's name to • zijn naam lenen aanin the name of • in (de) naam van, omwille van→ big big/————————name2〈 werkwoord〉1 noemen ⇒ benoemen, een naam geven♦voorbeelden:she was named after her mother, 〈 Amerikaans-Engels ook〉she was named for her mother • ze was naar haar moeder genoemd5 name the day • de trouwdag/huwelijksdatum vaststellen6 the victim has been named as John Smith • de naam van het slachtoffer is vrijgegeven; het is J.S.
- 1
- 2
См. также в других словарях:
lenen — leni … Woordenlijst Sranan
hlinōn — *hlinōn germ., schwach. Verb: nhd. lehnen ( Verb) (1), sich stützen; ne. lean (Verb); Rekontruktionsbasis: ae., as., ahd.; Etymologie: s. ing. *k̑lei … Germanisches Wörterbuch
lehnen — (sich) stützen (auf); abhängig sein (von) * * * leh|nen [ le:nən]: 1. <tr.; hat schräg an einen stützenden Gegenstand stellen: das Brett an/gegen die Wand lehnen. 2. <+ sich> a) sich schräg gegen oder auf etwas, jmdn. stützen: sie lehnte … Universal-Lexikon
Holländische Sprache — Niederländisch Gesprochen in Siehe unter „Offizieller Status“, des Weiteren in Indonesien und nur mundartlich in Frankreich (Nord Pas de Calais) und Deutschland (Nördlicher Niederrhein). Sprecher ca. 26 Millionen Linguistische Klassifikation … Deutsch Wikipedia
Niederländisch-Flämische Sprache — Niederländisch Gesprochen in Siehe unter „Offizieller Status“, des Weiteren in Indonesien und nur mundartlich in Frankreich (Nord Pas de Calais) und Deutschland (Nördlicher Niederrhein). Sprecher ca. 26 Millionen Linguistische Klassifikation … Deutsch Wikipedia
Niederländische Sprache — Niederländisch (Nederlands) Gesprochen in Siehe unter „Offizieller Status“, des Weiteren in Indonesien und nur dialektal in Frankreich (Nord Pas de Calais) und Deutschland (Nördlicher Niederrhein). Sprecher ca. 26 Millionen Linguistische… … Deutsch Wikipedia
lend — lender, n. /lend/, v., lent, lending. v.t. 1. to grant the use of (something) on condition that it or its equivalent will be returned. 2. to give (money) on condition that it is returned and that interest is paid for its temporary use. 3. to give … Universalium
Lean — (l[=e]n), v. i. [imp. & p. p. {Leaned} (l[=e]nd), sometimes {Leant} (l[e^]nt); p. pr. & vb. n. {Leaning}.] [OE. lenen, AS. hlinian, hleonian, v. i.; akin to OS. hlin[=o]n, D. leunen, OHG. hlin[=e]n, lin[=e]n, G. lehnen, L. inclinare, Gr. kli nein … The Collaborative International Dictionary of English
Leaned — Lean Lean (l[=e]n), v. i. [imp. & p. p. {Leaned} (l[=e]nd), sometimes {Leant} (l[e^]nt); p. pr. & vb. n. {Leaning}.] [OE. lenen, AS. hlinian, hleonian, v. i.; akin to OS. hlin[=o]n, D. leunen, OHG. hlin[=e]n, lin[=e]n, G. lehnen, L. inclinare, Gr … The Collaborative International Dictionary of English
Leaning — Lean Lean (l[=e]n), v. i. [imp. & p. p. {Leaned} (l[=e]nd), sometimes {Leant} (l[e^]nt); p. pr. & vb. n. {Leaning}.] [OE. lenen, AS. hlinian, hleonian, v. i.; akin to OS. hlin[=o]n, D. leunen, OHG. hlin[=e]n, lin[=e]n, G. lehnen, L. inclinare, Gr … The Collaborative International Dictionary of English
Leant — Lean Lean (l[=e]n), v. i. [imp. & p. p. {Leaned} (l[=e]nd), sometimes {Leant} (l[e^]nt); p. pr. & vb. n. {Leaning}.] [OE. lenen, AS. hlinian, hleonian, v. i.; akin to OS. hlin[=o]n, D. leunen, OHG. hlin[=e]n, lin[=e]n, G. lehnen, L. inclinare, Gr … The Collaborative International Dictionary of English