-
1 smirk
n. gemaakt lachje, gemene grijns--------v. meesmuilen, grijnzensmirk1[ smə:k] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————smirk2〈 werkwoord〉 -
2 an arch glance/smile
an arch glance/smileeen schalkse blik/guitig lachje -
3 arch
adj. kromming, buiging, welving--------n. boog, gewelf--------pref. hoofd (van-)--------v. welven, een boog makenarch1[ a:tsj] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 boog ⇒ gewelf, arcade♦voorbeelden:————————arch21 ondeugend ⇒ schalks, guitig♦voorbeelden:1 an arch glance/smile • een schalkse blik/guitig lachje————————arch3II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
4 be good for a laugh
be good for a laughgrappig zijn, een lachje waard zijn -
5 cackle
n. gekakel; luid gelach; geklets--------v. kakelen, leuteren; luid lachen; kletsencackle1[ kækl]♦voorbeelden:♦voorbeelden:————————cackle2〈 werkwoord〉 -
6 chuckle
n. grinnik--------v. grinnikenchuckle1[ tsjukl] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 lachje ⇒ gegniffel, gegrinnik, binnenpretje————————chuckle2〈 werkwoord〉1 grinniken ⇒ gniffelen, een binnenpretje hebben♦voorbeelden: -
7 good
adj. goed; aangenaam; plezierig; eerlijk, rechtschapen; waard zijn--------adv. goed, op een goede manier--------n. goedheid; winst; goederengood1[ goed]1 goed ⇒ welzijn, voorspoed4 goedheid ⇒ verdienste, deugd(zaamheid)♦voorbeelden:for the common good • voor het algemeen welzijnit will do him all the good in the world • hij zal er erg van opknappen/opkikkerenhe will come to no good • het zal slecht met hem aflopenfor his (own) good • om zijn eigen bestwilwhat is the good of it? • wat voor nut heeft het?it's no good • het heeft geen zin, het wordt niks〈 vaak ironisch〉 much good may it do you! • dat het je wel bekome!, geluk ermee!¶ for good (and all) • voorgoed, voor eeuwig (en altijd)→ bad bad/II 〈 meervoud〉4 〈vaak attributief; voornamelijk Brits-Engels〉 goederen 〈 voor treinvervoer〉 ⇒ 〈 voornamelijk Amerikaans-Engels〉 vracht♦voorbeelden:¶ by goods • per/met de goederentrein————————good21 goed ⇒ kwaliteitsvol; knap, kundig2 goed ⇒ prijzenswaardig; correct, juist3 goed ⇒ fatsoenlijk, betrouwbaar4 aardig ⇒ lief, goed; gehoorzaam5 goed ⇒ aangenaam, voordelig; lekker, smakelijk, gezond♦voorbeelden:good looks • knapheidgood sense • gezond verstandgood soil • vruchtbare bodem/grondgood for you, 〈Brits-Engels; gewestelijk〉good on you • goed zo, knap (van je)good English • goed/correct Engelsmy watch keeps good time • mijn horloge loopt gelijkall in good time • alles op zijn tijdmake good • het er goed afbrengen, het maken, slagen 〈 voornamelijk financieel〉; goedmaken; vergoeden 〈 schulden〉; nakomen, vervullen 〈 belofte〉 • herstellen 〈 schade〉be good for a laugh • grappig zijn, een lachje waard zijn(in) good faith • (te) goede(r) trouwmake good one's escape • slagen in een ontsnappinggood humour • opgewektheidgood nature • goedaardigheidput in a good word for, say a good word for • een goed woordje doen voor, aanbevelenbe good enough (to) • wees zo vriendelijk, gelievebe so good as to • wees zo vriendelijk, gelieveit's good of you to help him • het is aardig van u om hem te helpen5 beer is not good for her/her health • bier is niet goed/gezond voor haargood buy • koopje, voordeeltjethrough the good offices of • door de goede diensten van, met behulp vangood afternoon • goedemiddaggood evening • goedenavondgood morning • goedemorgengood night • goedenacht, welterustenhave a good time • zich amuserengood times • goede/voorspoedige tijdenit is good to be alive • leve het leven, het leven is verrukkelijkkeep good • goed/vers blijventoo good to be true • te mooi om waar te zijn6 a good excuse • een goed/geldig excuusthis rule holds good • deze regel is van kracht/geldt (nog)stand a good chance • een goede kans makena good deal/many • heel wata good hour/ten miles • ruim een uur/tien mijla good while • een hele poos, geruime tijd¶ 〈 spreekwoord〉 a good tale is none the worse for being told twice • goed nieuws mag best vaak verteld worden〈 spreekwoord〉 there is many a good tune played on an old fiddle • iemands leeftijd zegt vaak niets over wat hij nog kan presterenbe in someone's good books • bij iemand in een goed blaadje staanthere's a good boy/girl/fellow • wees nu eens lief, toe nouGood Friday • Goede Vrijdaggood God! • goeie genade!, gossiemijne!as good as gold • erg braaf/lief 〈 van kind〉have a good head on one's shoulders • een goed verstand hebbengood heavens! • goeie/lieve hemel!neither fish, flesh, nor good red herring • vlees noch viskeep good hours • op tijd naar bed gaanmake someone appear in a good light • iemand in een gunstig daglicht stellengood luck • (veel) gelukstroke of good luck • buitenkansjehave a good mind to • veel zin hebben inthrow good money after bad • goed geld naar kwaad geld gooien, het ene gat met het andere stoppenin good spirits • opgewekt, blijit's a good thing that • het is maar goed datit's a good thing to … • het is verstandig om …a good thing too! • maar goed ook!, het is maar gelukkig ook!too much of a good thing • teveel van het goedemake good time • goed/lekker opschietendo someone a good turn • iemand een dienst bewijzengood old Harry • (die) goeie ouwe Harryas good as • zo goed als, nagenoegbe good at • goed/knap zijn inbe good for £100,000 • 100.000 pond kunnen betalen, goed zijn voor 100.000 pondbe good for another couple of years • nog wel een paar jaar meekunnen/meegaan————————good3〈 bijwoord〉 〈voornamelijk Amerikaans-Engels; informeel〉1 goed♦voorbeelden:1 she is doing good • ze doet het goed, ze gaat lekkerthings are going good • het gaat goed¶ good and … • heel erg … -
8 he smiled an uncanny smile
-
9 laugh
n. lach; glimlach; vermaak; uitlachen--------v. lachen; met lachen uitdrukken; glimlachen; grappenmaken; uitlachen; toelachenlaugh1[ la:f] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 lach ⇒ manier van lachen, lachje♦voorbeelden:3 for laughs • voor de gein/lolget/have the laugh of/on someone • iemand op zijn nummer zetten————————laugh21 lachen2 in de lach schieten ⇒ moeten/beginnen te lachen♦voorbeelden:→ laugh at laugh at/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 lachend uiten/zeggen2 belachelijk maken ⇒ uitlachen, weglachen♦voorbeelden:laugh off • met een lach/grapje afdoen¶ laugh oneself sick • zich ziek/dood/een ongeluk lachen〈 spreekwoord〉 laugh and the world laughs with you; cry and you cry alone • vrolijke mensen hebben altijd veel vrienden om zich heen; treurige mensen worden gemeden→ laugh away laugh away/ -
10 simper
n. dom geaffecteerd lachen; dom geaffecteerd lachje--------v. dom geaffecteerd lachensimper1[ simpə] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 onnozele glimlach ⇒ zelfvoldane/gemaakte grijnslach————————simper2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
11 simperingly
-
12 smile
n. glimlach--------v. glimlachensmile1[ smajl] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 glimlach♦voorbeelden:be all smiles • stralen————————smile21 〈+at〉glimlachen (naar/tegen)3 lachen ⇒ toelachen, gunstig gezind zijn♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:he smiled an uncanny smile • er kwam een eigenaardig lachje op zijn gezicht -
13 strained smile
-
14 strained
-
15 superior smile
-
16 superior
adj. hoogste, verheven--------n. aangesteldesuperior1[ soe:piəriə] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 meerdere ⇒ superieur, hogere in rang, chef♦voorbeelden:————————superior22 superieur ⇒ buitengewoon, onovertroffen, uitstekend♦voorbeelden:superior grades of coffee • betere kwaliteit koffiesuperior in numbers • talrijker¶ be superior to • verheven zijn boven, staan bovenII 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉2 hoger ⇒ voornaam, deftig♦voorbeelden:his superior officer • zijn superieur/meerdere (in rang) -
17 wan
n. een grootschaals netwerk; een netwerk dat verschillende lokale netwerken met elkaar verbindt -
18 wry smile
-
19 wry
adj. verdraaid; krom; scheef; gekronkeld; verbogen; ironisch, bitter, verbitterd[ raj] 〈 wryer of wrier, wryest of wriest; wryly; wryness〉1 (ver)zuur(d) ⇒ wrang, wrokkig♦voorbeelden: -
20 smirkingly
adv. met een gemaakt lachje, gemeen grijnzen, meesmuilend
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский