-
1 bat
eindletters (extensie) BAT, de laatste drie letters van een bestand dat een verzameling verwerkingen uitvoert (batch)bat1[ bæt] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:〈Brits-Engels; informeel〉 off one's own bat • uit eigen beweging, op eigen houtje→ blind blind/————————bat2〈 batted〉1 battenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
2 bludgeon
n. knuppel, knots--------v. neer knuppelenbludgeon1[ bludzjn] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————bludgeon2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
3 cudgel
n. knuppel--------v. neerknuppelencudgel1[ kudzjl] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 knuppel♦voorbeelden:¶ take up the cudgels (for) • in/op de bres springen/staan (voor)————————cudgel2〈werkwoord; Brits-Engels cudgelled〉1 (neer)knuppelen ⇒ slaan met een knuppel, afrossen -
4 cosh
-
5 mace
-
6 nightstick
-
7 (put) a cat among the pigeons
-
8 bastinado
n. klap (op voet of achterste); stok, knuppel (Spaans)--------v. bastonnade, stokslagen op de voetzolen, slaan met een knots; straffen door met een stok op de voetzolen te slaan[ bæstinneedoo, -na:-] 〈meervoud: ook bastinadoes〉 -
9 cat
terrein van computer technologie applicaties die automatiseert of assisteert bij het vertalen van een tekst van de ene gesproken taal naar de andereCAT (Computer Aided Translation)[ kæt]♦voorbeelden:rain cats and dogs • bakstenen/pijpenstelen regenennot a cat in hell's chance • geen schijn van kansplay cat and mouse (with someone) • kat en muis (met iemand) spelen(put) a cat among the pigeons • een knuppel in het hoenderhok (werpen)like something the cat brought in • verfomfaaid〈 spreekwoord〉 when the cat's away (the mice will play) • als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel -
10 club
adj. van een club--------n. club; knots; sociëteit; klaver (bij kaartspel)--------v. knuppelenclub1[ klub] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 golfstok♦voorbeelden:5 〈voornamelijk Brits-Engels; informeel〉 ‘I've lost my money.’ ‘Join the club!’ • ‘Ik heb mijn geld verloren.’ ‘Jij ook al!’————————club2〈 clubbed〉♦voorbeelden:¶ his friends clubbed together to buy a present • zijn vrienden hebben een potje gemaakt om een cadeautje te kopenII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
11 joy stick
joy stick -
12 sap
n. vocht; spint; sufferd, sul (slang); kracht; energie; iemand die besnijdt--------v. ondermijnen; slapmaken; moemakensap1[ sæp] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 levenskracht ⇒ energie, vitaliteit♦voorbeelden:————————sap2〈werkwoord; sapped〉1 aftappen 〈 ook figuurlijk〉 ⇒ sap onttrekken aan; 〈 figuurlijk〉 levenskracht onttrekken aan, uitputten -
13 stave
-
14 stick
n. stok; stuk; stam--------v. plakken; steken; blijven steken; volhouden; vastplakken; neerzettenstick1[ stik]1 stok ⇒ tak; stuk hout; trommelstok; dirigeerstok3 staaf(je) ⇒ reep(je), stuk4 roede ⇒ stok, knuppel5 stick ⇒ hockeystick; (polo)hamer♦voorbeelden:8 you clever old stick! • jij oude slimmerik!♦voorbeelden:give someone some stick • iemand een pak slaag geven1 〈 informeel〉(schamele) inboedel/huisraad♦voorbeelden:————————stick2♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 stick about/around • rondhangen, in de buurt blijven〈 informeel〉 stick to it! • volhouden!stick to the point • bij het onderwerp blijvenstick to one's principles • trouw blijven aan zijn principesII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (vast)steken ⇒ (vast)prikken, bevestigen; opprikken4 (vast)kleven ⇒ vastlijmen/plakken♦voorbeelden:3 stick it in your pocket • stop/doe het in je zak -
15 truncheon
-
16 bat boy
(Honkbal) jong persoon of jongen verantwoordelijk voor de honkbaluitrusting en de knuppel -
17 clava
n. het eind van een voelhoorn op knuppel lijkend (bij insecten) -
18 clavated
adj. op knuppel lijkend -
19 fire bat
vuurknuppel (een knuppel voor het stikken van vuur) -
20 game port
joystick poort, poort die het mogelijk maakt een knuppel aan te sluiten op de computer
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Knüppel — steht für: einen Stock zum Schlagen, siehe Keule und Schlagstock Bezeichnung für ein Stahlhalbzeug, siehe Knüppel (Stahl) Brötchen Variante aus dem Berliner Raum, siehe Brötchen Knüppel ist der Name folgender Personen: Robert Knüppel (* 1931),… … Deutsch Wikipedia
Knüppel — Knüppel, vorgewalzte Eisenblöcke, die zur Weiterverarbeitung bestimmt sind und deshalb zu den sogenannten Halbfabrikaten gerechnet werden. Ihr Querschnitt ist annähernd quadratisch mit einer Seitenlänge von 45130 mm. Flußeisenknüppel werden … Lexikon der gesamten Technik
Knüppel — Sm std. (15. Jh.), fnhd. knüpfel Stammwort. Daneben md. klüppel, ndd. klüppel, obd. klüpfel (das formal zu klopfen gestellt werden kann). Die beiden Formen gehen leicht ineinander über (vgl. etwa Knittelvers). Knüppel gehört zu Knopf in der… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
Knüppel — Knüppel: Das seiner Lautgestalt nach aus dem Niederd. ‹Ost›mitteld. stammende Wort – oberd. mdal. trifft man auf Knüpfel (mhd. knüpfol) – gehört im Sinne von »Knotenstock, Knorren« zu der Wortgruppe von ↑ Knopf (beachte das Verhältnis von… … Das Herkunftswörterbuch
Knüppel [1] — Knüppel u. Zusammensetzungen, s. Klöppel … Pierer's Universal-Lexikon
Knüppel [2] — Knüppel (Kriegsw.), so v.w. Knypel … Pierer's Universal-Lexikon
Knüppel — 1. De Knüppel ligt bi n Hund. (Oldenburg.) – Firmenich, I, 233, 51; Schütze, II, 309; Eichwald, 849; Kern, 668; hochdeutsch bei Simrock, 5017; Körte, 3455; Lohrengel, I, 129; Braun, I, 1909; Frischbier2, 2085. Man kann nicht, wie man wol möchte.… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Knüppel — Jemandem einen Knüppel zwischen die Beine (in den Weg) werfen: jemanden hemmen, ihm Schwierigkeiten machen, jemanden (im übertragenen Sinne) am Fortkommen hindern. Das Bild dieser Redensart ist deutlich und bedarf keiner weiteren Erklärung. Vgl.… … Das Wörterbuch der Idiome
Knüppel — Keule; Prügel; Schläger * * * Knüp|pel [ knʏpl̩], der; s, : kurzer, derber Stock: ein Knüppel aus Hartgummi; einen Hund mit dem Knüppel schlagen; die Polizei trieb die Demonstranten mit Knüppeln auseinander. * * * Knụ̈p|pel 〈m. 5〉 1. kurzer,… … Universal-Lexikon
Knüppel — Übername zu mnd. knuppel, mhd. knüppel »Knüppel, Knüttel«, übertragen für einen groben Menschen … Wörterbuch der deutschen familiennamen
Knüppel — Knụ̈p·pel der; s, ; ein kurzer, dicker Stock ≈ Prügel: jemanden mit einem Knüppel schlagen || K: Gummiknüppel, Holzknüppel || ID jemandem einen Knüppel zwischen die Beine werfen gespr; jemandem eine Sache schwer machen … Langenscheidt Großwörterbuch Deutsch als Fremdsprache