-
1 cramponner
cramponner [krãponnee]1 zich vastklemmen ⇒ zich vastklampen, klitten1. v1) klampen, klemmen2) [iemand] aan z'n kop zeuren2. se cramponnerv -
2 forcer
forcer [forsee]1 veel kracht zetten ⇒ forceren, zich hard inspannen♦voorbeelden:forcer sur les rames • uit alle macht roeienne forcez pas sur l'alcool • niet overdrijven met de (sterke) drankII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 geweld uitoefenen op ⇒ met geweld nemen, openbreken2 druk uitoefenen op ⇒ dwingen, noodzaken (tot), verplichten♦voorbeelden:forcer le sens de ses paroles • zijn woorden verdraaienforcer la vérité • de waarheid geweld aandoenforcer la main à qn. • iemand (ergens toe) dwingenforcer le respect • respect afdwingenforcer qn. à, de 〈+ onbepaalde wijs〉 • iemand dwingen te, noodzaken te→ doseforcer la nature • te veel van zichzelf vergenforcer les plantes • planten trekkenv1) forceren3) klemmen4) overtroeven [spel]5) beschadigen6) openbreken7) dwingen, verplichten8) overdrijven -
3 pincement
pincement [pẽsmã]〈m.〉♦voorbeelden:m1) (het) tokkelen [snaren] -
4 pincer
pincer [pẽsee]1 knijpen2 samenknijpen ⇒ vastklemmen, op elkaar klemmen♦voorbeelden:se faire pincer • opgepakt worden, betrapt worden; 〈 ook〉 het te pakken krijgen 〈 ziekte, verliefdheid〉♦voorbeelden:v1) knijpen2) vastklemmen3) betrappen4) snijden, door merg en been gaan5) tokkelen6) toppen [plant]7) innemen [naaiwerk] -
5 serrer
serrer [serree]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (vast)drukken ⇒ (stevig) vasthouden, klemmen2 dicht op, bij, tegen elkaar zetten ⇒ op elkaar drukken, vastdraaien ⇒ 〈 boekwezen, tekst〉 inschikken4 vlakbij komen ⇒ in het nauw drijven, wegdrukken♦voorbeelden:serrer qn. dans ses bras • iemand in de armen sluiten, omarmenserrer qn. à la gorge • iemand bij de keel grijpen, wurgenserrer les poings • zijn vuisten ballenserrer son sujet • bij zijn onderwerp blijvenserrer une traduction, un texte • zeer nauwkeurig vertalen4 serrer sa droite • uiterst rechts rijden, meer naar rechts rijdenserrer qn. de près • iemand op de hielen zittenserrer de près un problème • diep ingaan op een probleem1 dichter bij elkaar gaan zitten ⇒ opschuiven, opschikkenv1) voorsorteren2) vastdruk-ken7) opbergen -
6 serrer les dents
serrer les dents————————serrer les dents -
7 dent
dent [dã]〈v.〉♦voorbeelden:dent à pivot, à tenon • stifttanddent de sagesse • verstandskiesmordre à belles dents • lekker happen inrire à belles dents • hartelijk lachenil y en a pour une dent creuse • er is net genoeg om een holle kies mee te vullenavoir la dent dure • een scherpe tong hebbenavoir la dent mauvaise • kwaadsprekenavoir une dent contre qn. • gebeten zijn op iemandse casser les dents • falenclaquer des dents • klappertandenne pas desserrer les dents • zijn kiezen op elkaar houden, zijn mond niet opendoens'escrimer des dents • met smaak etenfaire, percer ses dents • tanden krijgengrincer des dents • knarsetandenpercer ses dents • tandjes krijgenserrer les dents • zijn kiezen op elkaar klemmenparler entre ses dents • binnensmonds pratenn'avoir rien à se mettre sous la dent • niets te eten hebbenil mange tout ce qui lui tombe sous la dent • hij eet alles wat hij krijgen kanêtre sur les dents • op zijn tandvlees lopengarder une dent contre qn. • boos blijven op iemandf1) tand, kies2) bergpiek, top -
8 embuscade
embuscade [ãbuuskaad]〈v.〉♦voorbeelden:se tenir en embuscade • in hinderlaag liggentomber dans une embuscade • in een hinderlaag vallenf -
9 piège
piège [pjezĵ]〈m.〉♦voorbeelden:une traduction pleine de pièges • een vertaling vol voetangels en klemmenpiège grossier • boerenbedrogdonner dans le piège • in de val lopenêtre pris à son propre piège • zelf in de kuil vallen die men voor een ander gegraven hadse laisser prendre au piège, tomber dans le piège • in de val lopen, er inlopenprendre qn. au piège • iemand er in laten lopenmvalstrik, val -
10 embûches
embûches [ãbuusĵ]〈v., meervoud〉♦voorbeelden: -
11 resserrer
resserrer [rəserree]1 kleiner maken ⇒ inkrimpen, bekorten2 samentrekken ⇒ op elkaar klemmen, sluiten♦voorbeelden:3 strakker aangehaald worden ⇒ strakker aangetrokken, nauwer aangehaald worden♦voorbeelden: -
12 serrage
-
13 une traduction pleine de pièges
une traduction pleine de piègesDictionnaire français-néerlandais > une traduction pleine de pièges
См. также в других словарях:
Klemmen — Klêmmen, verb. reg. act. 1) Sehr drücken. Der Schuh, das Kleid klemmet mich. 2) In engerer und gewöhnlicherer Bedeutung, vermittelst zweyer harten Körper von beyden Seiten sehr drücken. Sich klemmen, oder sich den Finger klemmen, mit dem Finger… … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
klemmen — klemmen: Das seit mhd. Zeit bezeugte Verb gehört mit den Bildungen ↑ klamm »eng, knapp; erstarrt, steif; feucht«, ↑ Klamm »Felsschlucht« und ↑ Klammer »Gerät zum Zusammendrücken und Festklemmen« zu einem untergegangenen Verb mit der Bed.… … Das Herkunftswörterbuch
klemmen — Vsw std. (13. Jh.), mhd. klemmen Stammwort. Ahd. in biklemmen wie ae. clemman mit den Klauen packen, einzwängen, zusammendrücken ; formal ein Kausativum zu klimmen, z.T. mit diesem vermischt (beklommen u.a.). Theoretisch läßt sich unterscheiden… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
klemmen — V. (Mittelstufe) etw. fest in etw. schieben Beispiel: Sie hat die Tasche unter dem Arm geklemmt. klemmen V. (Mittelstufe) sich kaum bewegen lassen Beispiel: Ich kann das Zimmer nicht lüften, weil das Fenster klemmt. klemmen V. (Aufbaustufe) einen … Extremes Deutsch
klemmen — [Aufbauwortschatz (Rating 1500 3200)] Auch: • stecken • heften • (an)kleben • stecken bleiben • hängen bleiben Bsp.: • … Deutsch Wörterbuch
klemmen — einklemmen * * * klem|men [ klɛmən]: 1. <tr.; hat fest an den Körper oder an einen Gegenstand pressen und auf diese Weise halten: die Bücher unter den Arm klemmen; der Hund klemmt den Schwanz zwischen die Hinterbeine. 2. <itr.; hat (von… … Universal-Lexikon
klemmen — klẹm·men; klemmte, hat geklemmt; [Vt] 1 etwas irgendwohin klemmen etwas so zwischen zwei Dinge schieben oder drücken, dass es dort bleibt: die Bücher unter den Arm klemmen und zur Schule gehen 2 sich (Dat) etwas (in etwas (Dat)) klemmen mit dem… … Langenscheidt Großwörterbuch Deutsch als Fremdsprache
klemmen — 1. befestigen, festklemmen, festmachen; (ugs.): anmachen; (salopp): anknallen, hinmachen; (landsch., auch Fachspr.): fixieren. 2. [ein]keilen, einklemmen, [ein]zwängen. 3. blockieren, festhängen, stecken bleiben; (landsch.): sperren. * * *… … Das Wörterbuch der Synonyme
klemmen — klemmenv 1.intr=jnzurBestrafungmelden;jnzurAnzeigebringen.Verbalaus»jnindie⇨Klemmebringen«.Seitdem19.Jh. 2.intr=nachexerzieren.Klemmen=einengen,fügsammachen.BSD1965ff. 3.intr=sparsamsein;geizen;sichinseinenLebensansprücheneinschränken.Seitdem19.Jh… … Wörterbuch der deutschen Umgangssprache
Klemmen — gnybtai statusas T sritis automatika atitikmenys: angl. clamps; clips; terminals vok. Klemmen, f rus. зажимы, m; клеммы, f pranc. bornes, f … Automatikos terminų žodynas
Klemmen des Korns — Klemmen des Korns, beim Schießdienst vorkommender Zielfehler, der entsteht, wenn die Kornspitze nicht scharf in der Mitte der Kimme, sondern rechts oder links steht (klemmt); dies hat einen Rechts oder Linksschuß zur Folge … Meyers Großes Konversations-Lexikon