-
1 understudy
n. plaatsvervanger, invaller--------v. een rol instuderen om als vervanger van een der spelers te kunnen optreden; vervangen (een acteur of actrice)understudy1[ - studdie] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: understudies〉————————understudy2〈 werkwoord〉 〈 dramaturgie〉 -
2 get off
uitstappen (v. voertuig)get off♦voorbeelden:4 get off on the right/wrong foot • goed/slecht van start gaanget off to a good start • f van start gaan/goed beginnen6 get off cheaply/lightly • er goedkoop/licht van afkomenget off with/for two months (in prison) • er met twee maanden (gevangenis) afkomen¶ 〈 informeel〉 tell someone where he/she gets/can get off, tell someone where to get off • iemand op zijn nummer/plaats zetten〈voornamelijk Brits-Engels; informeel〉 get off with • het aanleggen met, aanpappen metII 〈 overgankelijk werkwoord〉3 doen vrijkomen ⇒ er goed doen afkomen, vrijspraak krijgen voor♦voorbeelden:III 〈werkwoord + voorzetsel〉♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 get off the ground • van de grond raken/komen -
3 get up
opstaan, ontwakenget up♦voorbeelden:get up to • bereiken; gaan naar, benaderenwhat is he getting up to now? • wat voert hij nu weer in zijn schild?II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 doen opstaan ⇒ doen rijzen/stijgen3 opmaken ⇒ op/aankleden, opsmukken4 maken ⇒ ontwikkelen, produceren♦voorbeelden:get oneself/someone up as • zich/iemand verkleden alsget up a(n)/one's appetite/thirst • honger/dorst krijgenget up to • doen bereiken -
4 learn off a part
learn off a part -
5 learn
v. leren; aanleren; opsteken; uit het hoofd leren; studeren2 horen ⇒ vernemen, te weten komen♦voorbeelden:1 learn to be a dancer • een dans/balletopleiding volgenshe'll learn • ze leert het wellearn how to play the piano • piano leren spelenlearn from experience • door ervaring wijzer worden2 learn about/of something from the papers • iets uit/via de krant te weten komen→ live live/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 leren ⇒ zich eigen maken, bestuderen2 vernemen ⇒ horen van, ontdekken♦voorbeelden:learn off (by heart/rote) • uit het hoofd lerenlearn off a part • een rol instuderenlearn something from study • zich iets door studie eigen makenlearn something from a teacher • iets van een docent leren -
6 practise
practise1→ practice practice/————————practise2♦voorbeelden:1 praktiseren ⇒ uitoefenen, beoefenen♦voorbeelden:1 does he still practise his religion? • praktiseert hij nog altijd?he practises as a lawyer • hij werkt als advocaat2 oefenen ⇒ instuderen, repeteren3 uitoefenen ⇒ (be)oefenen, betrachten♦voorbeelden:practise economy • zuinigheid aan de dag leggen, zuinig zijn -
7 prepare
v. bereiden; voorbereiden; maken; klaar zijn om (overeenstemmen; vooral de actie); doen[ prippeə]II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 voorbereiden ⇒ gereedmaken; prepareren, be/instuderen; trainen♦voorbeelden: -
8 study
n. werkkamer; onderzoek; studie--------v. leren; onderzoeken; bestuderen; studerenstudy1[ studdie] 〈meervoud: studies〉1 studie ⇒ monografie, werk, thesis; oefenschets/schilderij♦voorbeelden:→ brown brown/1 studie ⇒ het studeren, onderzoek; aandacht, attentie♦voorbeelden:————————study2〈 studied〉1 studeren ⇒ les(sen) volgen, college lopen♦voorbeelden:study up on • bestuderenstudy for the Bar • voor advocaat studerenII 〈 overgankelijk werkwoord〉3 nastreven ⇒ behartigen, in het oog houden♦voorbeelden:
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский